Een btw-ondernemer die een investeringsgoed gedeeltelijk zakelijk en gedeeltelijk voor andere doeleinden gebruikt en ervoor kiest om de btw op dit investeringsgoed volledig af te trekken, moet bij privégebruik een btw-correctie toepassen. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Gelderland.
In deze zaak dreven twee echtgenoten samen een vof die btw-belaste activiteiten verrichtte. Het echtpaar liet een pand bouwen. Dit gebruikten zij als woonhuis, maar enkele ruimten van het pand werden gebruikt door de vof, onder meer als werkkamer en als opslagruimte. Het pand stond niet op de balans van de vof, maar omdat de vof wel alle btw op de bouwkosten had afgetrokken, wilde de inspecteur het privégebruik van het pand gelijkstellen met een btw-belaste dienst en daarom een btw-correctie toepassen.
De vof was het daar niet mee eens en stelde dat het pand niet tot het ondernemingsvermogen behoorde, en dat het achteraf onterecht was dat volledige vooraftrek was genoten, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank wees erop dat het op basis van Europese rechtspraak is toegestaan om een goed dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt aan te merken als ondernemingsvermogen. Maar dan moet het privégebruik wel als een btw-belaste dienst worden aangemerkt, wat betekent dat een btw-correctie moet worden uitgevoerd.
Bron: Rb. Gelderland, 9-11-2018

Vorig jaar gaf 16% van de werknemers van 15 tot 75 jaar aan zich minstens een paar keer per maand psychisch vermoeid te voelen door het werk. Twee jaar eerder, in 2015, was dit nog 13%. Klachten van psychische vermoeidheid komen bij werknemers vaker voor dan bij zelfstandig ondernemers: bij de laatste groep komen burn-outklachten bij 9% voor (8% in 2015).
CBS en TNO hebben voor de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) aan de hand van vijf vragen specifiek over werk de ervaren psychische vermoeidheid onderzocht. Overige factoren die te maken kunnen hebben met burn-outklachten zijn voor het onderzoek niet gemeten.
De meest voorkomende klacht is dat men zich leeg voelt aan het einde van een werkdag: 30% van de werknemers, en 20% van de zelfstandig ondernemers voelt zich enkele keren per maand of vaker zo. Daarnaast voelt bijna 20% van de werknemers en 12% van de ondernemers zich ’s ochtends moe wanneer ze met het werk worden geconfronteerd. Ook andere aan het werk gerelateerde vermoeidheidsklachten worden vaker door werknemers dan zelfstandig ondernemers gerapporteerd.
Werknemers met een vaste arbeidsrelatie ervaren vaker werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten dan werknemers met een flexibele arbeidsrelatie: 17% tegen 14%. Tussen deze flexwerkers bestaan grote verschillen in psychische vermoeidheid. Uitzendkrachten zijn ruim twee keer zo vaak vermoeid door hun werk (20%) dan oproep- of invalkrachten (9%).
Zelfstandigen zonder personeel rapporteren minder vaak vermoeidheidsklachten (8%) dan zelfstandigen met personeel (11%).
De vermoeidheid nam onder bijna alle leeftijdsgroepen toe, het sterkst onder werknemers ouder dan 65 jaar. Werknemers van 25 tot 35 jaar waren met bijna 20% het vaakst psychisch vermoeid door het werk. Onder zelfstandig ondernemers waren dat de 35- tot 45-jarigen (bijna 11%).
Bron: CBS 13-11-2018

De Kamer van Koophandel gaat het telefoonnummer van eenmanszaken, VOF’s en maatschappen op korte termijn schrappen uit het online adressenbestand. De directe aanleiding is dat met name zzp’ers veel hinder ervaren van ongewenste verkooptelefoontjes.
Uit onderzoek van de KvK blijkt dat ongeveer 40% van de zzp’ers zeer frequent wordt benaderd door partijen die hen een aanbieding willen doen. Om deze overlast tegen te gaan, worden de telefoonnummers geschrapt uit het online adressenbestand van de KvK, dat voornamelijk wordt gebruikt om potentiële klanten te vinden en hen vervolgens te benaderen. De KvK moet het telefoonnummer wel blijven verstrekken in andere producten, zoals het uittreksel uit het Handelsregister. Het telefoonnummer wordt dus niet geschrapt uit het Handelsregister, zoals vele media in hun berichtgeving onjuist hebben vermeld.
Bron: KvK, 8-11-2018

Bij de winstplafonds die voor verenigingen en stichtingen gelden om te profiteren van de vrijstelling van vennootschapsbelasting is sprake van absolute bedragen. De bedragen van deze plafonds hoeven in specifieke gevallen niet te worden herrekend, zo heeft Rechtbank Gelderland bepaald.
Met betrekking tot de Vpb-vrijstelling voor stichtingen en verenigingen geldt dat de jaarwinst niet hoger mag zijn dan € 15.000 dan wel dat de totale winst van het betreffende jaar en de vier vorige jaren niet hoger mag zijn dan € 75.000. Een beroepsvereniging werd in 2009 opgericht en behaalde in de jaren 2010, 2011 en 2012 achtereenvolgend een winst van € 9.884, € 28.433 en € 31.414. De inspecteur legde over 2012 een navorderingsaanslag op. Weliswaar was de totale winst lager dan € 75.000, maar volgens de inspecteur bestond de vereniging pas drie jaar en moest het winstplafond van € 75.000 daarom naar rato worden berekend. En omdat dit herrekende winstplafond uitkwam op € 45.000 en de totale winst over de jaren 2010 tot en met 2012 hoger was, kon de vereniging volgens de inspecteur geen beroep doen op de vrijstelling van vennootschapsbelasting.
Rechtbank Gelderland was het echter niet met de inspecteur eens. Volgens de rechtbank blijkt zowel uit de wettekst als uit de wetsgeschiedenis niet dat de winstgrens naar rato moet worden toegepast. Het plafond van € 75.000 is een absolute grens. Dit past bovendien bij het doel om stichtingen en verenigingen met winsten van bijkomstige betekenis niet in de heffing te betrekken. De navorderingsaanslag werd vernietigd.
Bron: Rb. Gelderland, 23-10-2018

VNO-NCW en MKB-Nederland bepleiten een ‘eerlijke loonstrook’ waarop te zien is wat de totale loonkosten van een werkgever zijn, welke premies (zorg, pensioen, sociale zekerheid) en belastingen daarvan worden betaald, en wat de werknemer dan netto verdient.
In een brief aan minister Bruins van Medische Zorg en Sport over de betaalbaarheid van de zorg bepleiten de beide ondernemersorganisaties onder meer voor een ‘eerlijke loonstrook’. Ook in de Tweede Kamer is hiervoor gepleit. Eerder dit jaar dienden de Kamerleden Van Weyenberg (D66) en Wiersma (VVD) een motie in om tot zo’n eerlijke loonstrook te komen. Volgens deze motie, die bijna Kamerbreed is aangenomen (alleen SP stemde tegen), krijgen werknemers met een ‘eerlijk loonstrook’ beter inzicht in de verschillende componenten waaruit hun loonsom bestaat.
In hun brief aan minister Bruins stellen VNO-NCW en MKB-Nederland dat werknemers door een eerlijke loonstrook zich meer bewust worden van de kosten van de zorg. Zij kunnen dan immers zien dat werkgevers tot € 300 per maand per werknemer aan inkomensafhankelijke zorgpremie betalen. In totaal brengen werkgevers zo € 17 miljard per jaar op.
Stijgende zorgpremies raken werkgevers en werknemers direct, omdat zij enerzijds het grootste deel van de zorgkosten financieren, en werkenden anderzijds het minst gebruikmaken van de zorg. Oplopende zorgpremies zijn volgens het Centraal Planbureau ook één van de redenen waarom het besteedbaar inkomen van werkenden achterblijft in de portemonnee.
De zorgkosten bedragen gemiddeld zo’n € 5.250 per volwassen Nederlander per jaar.
Door de stijgende zorgpremies komt de betaalbaarheid van de zorg steeds meer onder druk te staan. De stijging van de zorgpremies leidt ook tot meer herverdeling van jong naar oud en van midden- en hoge inkomens naar lage. Als dat zo doorgaat, wordt de solidariteit in de zorg, die al afneemt, verder ondergraven, aldus de ondernemingsorganisaties.
Bron: VNO-NCW 6-11-2018

Als een belastingplichtige vanwege een fout van de Belastingdienst geen voorlopige aanslag heeft ontvangen, mag de fiscus volgens Hof Arnhem-Leeuwarden bij de definitieve aanslag geen belastingrente in rekening brengen.
Een ondernemer deed begin 2016 een verzoek om een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet op te leggen naar een inkomen van € 51.976. Bij de verwerking van dit verzoek maakte de Belastingdienst een fout, want in het computersysteem kwam ten onrechte een kruisje te staan achter de zinsnede ‘loon hoger dan maximum bijdrage-inkomen Zvw’. Dit gebeurde buiten de schuld van de ondernemer, die een voorlopige aanslag van nihil kreeg opgelegd. Toen hij later de aangifte indiende, werd bij de definitieve aanslag € 56 aan belastingrente in rekening gebracht.
Het hof oordeelde dat de belastingrente ten onrechte was berekend. De ondernemer had alleen het correcte bijdrage-inkomen vermeld en geen loon. Het kon de ondernemer dan ook niet worden aangerekend dat in het computersystemen van de fiscus een kruisje stond op een plaats waar het niet thuishoorde. De fout was toe te rekenen aan de inspecteur. Het hof vond het daarom in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel om belastingrente in rekening te brengen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 7-11-2018

Om bij het erven van een aanmerkelijk belang in een bv de bedrijfsopvolgingsfaciliteit te kunnen toepassen, is onder meer vereist dat de bv minstens een jaar een materiële onderneming drijft. Is de bv minder dan een jaar geleden opgericht, dan kan alsnog aan de genoemde voorwaarde worden voldaan als tijdig een intentieverklaring is opgesteld.
Hof Den Bosch moest zich onlangs uitspreken in een zaak waarin een man in december 2012 besloot om een bv op te richten. Met deze bv wilde hij een landbouwonderneming drijven. Op 28 december 2012 sloot de man met de bv in oprichting een overeenkomst voor de verhuur (in 2013) van een stuk landbouwgrond dat hij bezat en waarvan de verpachting aan een derde in 2013 zou aflopen. Op 31 december 2012 richtte de man de bv op. Op 3 november 2013 overleed hij, waarna zijn erfgenamen op de verkregen aandelen in de bv de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) wilden toepassen.
Het hof oordeelde echter dat de BOF niet mocht worden toegepast, omdat de bv minder dan een jaar een materiële onderneming had gedreven. Als tijdig een intentieverklaring was opgesteld, had de BOF wel kunnen worden toegepast, maar de erfgenamen konden geen intentieverklaring overleggen. Hun standpunt dat de bv al eerder met de onderneming was begonnen, werd daarom door het hof verworpen. Ook ging het hof niet mee in de stelling van de erfgenamen dat hun overleden oom al vóór 3 november 2012 een materiële onderneming dreef, omdat de onderneming niet geruisloos was ingebracht in de bv.
Bron: Hof Den Bosch, 31-08-2018

De totale fraude met bancaire betaalmiddelen is in de eerste helft van 2018 met 9% gedaald ten opzichte van het voorgaande halfjaar, naar € 5,55 miljoen. Dat is vooral het gevolg van een forse afname van de fraude met betaalpassen (naar 2,13 miljoen euro). Maar de schade door fraude met internetbankieren is meer dan verdubbeld, van € 679.000 in de tweede helft van 2017 naar € 1,56 miljoen in de eerste helft van 2018.
De fraude met betaalpassen is op alle fronten sterk afgenomen, zowel voor gestolen en verloren betaalpassen als voor skimmen van de magneetstrip en valse aanvragen van betaalpassen. De meeste schade is nog steeds het gevolg van diefstal en verlies (€ 1,32 miljoen). Met name de schade als gevolg van valse aanvragen is sterk gedaald, met 84%. Die schade bedroeg het afgelopen halfjaar nog maar € 154.000.
De fraude met internetbankieren is voor 85% het gevolg van phishing naar toegangscodes via e-mail, social media en telefoon. De schade als gevolg van phishing naar toegangscodes voor internetbankieren is met 126% toegenomen. Er worden steeds meer phishingmails verzonden en de kwaliteit van die valse e-mails wordt steeds beter. Het aandeel van de schade door phishing op de totale omzet via internetbankieren blijft zeer gering: ongeveer 0,00008%.
In hun strijd tegen phishing laten banken valse websites die in phishing mails worden gebruikt zo snel mogelijk blokkeren. Daarnaast monitoren ze het betalingsverkeer om verdachte transacties te kunnen onderscheppen. Met gezamenlijke campagnes op internet, radio en TV geven banken voorlichting aan consumenten: Hang op! Klik weg! Bel uw bank!
Bron: NVB 22-10-2018

Als een vermogensbezitter vóór de jaarwisseling een bedrag als agiostorting overboekt naar een derdenrekening van de notaris, die dit bedrag vervolgens in het nieuwe jaar overmaakt naar de opgerichte bv, dan hoort het bedrag van de agiostorting op de peildatum van 1 januari tot het box 3-vermogen, zo heeft Hof ’s-Hertogenbosch bepaald.
In deze zaak had een agrariër in 2010 zijn boerderij verkocht, waarna hij de bijbehorende grond – die hij had aangehouden – had verpacht aan een derde. De feitelijke pacht werd vóór 1 januari 2013 beëindigd en op 28 december 2012 stelde de man de landbouwgrond ter beschikking aan een bv in oprichting die vervolgens op 31 december 2012 daadwerkelijk werd opgericht. Daarnaast stortte de man een bedrag van € 1,5 miljoen als agiostorting op de derdenrekening van de notaris, die dit bedrag op 21 januari 2013 overmaakte naar de bankrekening van de nieuw opgerichte bv.
Het hof oordeelde dat de agiostorting het vermogen van de agrariër op de peildatum van 1 januari 2013 nog niet had verlaten. Er was namelijk geen sprake van een verplichting om agio te storten, aangezien hierover niets was opgenomen in de oprichtingsakte, de statuten van de bv of een overeenkomst. De agrariër had het bedrag van de agiostorting weliswaar overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris, maar dit leidde er niet toe dat deze gelden het vermogen van de man daadwerkelijk hadden verlaten. Daarom behoorde het bedrag van de storting per 1 januari 2013 tot het box 3-vermogen.
De landbouwgronden behoorde op 1 januari 2013 niet tot het box 3-vermogen, omdat de agrariër al voor de genoemde datum een overeenkomst was aangegaan met de bv i.o. en dat hierbij de grond ter beschikking werd gesteld.
Bron: Hof Den Bosch 31-08-2018 (publ. 6-11-2018)

Bij de Tweede Kamer is het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) ingediend. Het wetsvoorstel bevat de belangrijkste wijzigingen uit het regeerakkoord met betrekking tot het arbeidsrecht en de sociale zekerheid.
De WAB bevat een een pakket maatregelen op het gebied van het arbeidsrecht (o.a. ontslagrecht, transitievergoeding, ketenregeling, payrolling) en sociale zekerheid (o.a. differentiatie premieheffing naar contractduur). Het pakket maatregelen moet het verschil tussen flex en vast op de arbeidsmarkt verkleinen. Het wetsvoorstel bevat in het kort de volgende maatregelen:

Invoering van een cumulatiegrond bij ontslag. Nu moet de werkgever aan een van de acht ontslaggronden volledig voldoen. De werknemer kan maximaal een halve transitievergoeding extra krijgen (bovenop de transitievergoeding), wanneer de cumulatiegrond gebruikt wordt voor het ontslag.
Werknemers krijgen vanaf de eerste dag recht op een transitievergoeding (ontslagvergoeding), ook tijdens de proeftijd.
De opbouw van de transitievergoeding wordt verlaagd bij lange dienstverbanden. Dit wordt voor iedereen een derde maandsalaris per gewerkt jaar.
Differentiatie van de WW-premie naar duur van de arbeidsovereenkomst. Nu is de hoogte van de WW-premie afhankelijk van de sector waar een bedrijf actief in is.
Een regeling voor kleine werkgevers om de transitievergoeding te compenseren als ze hun bedrijf moeten beëindigen wegens pensionering of ziekte.
Verlenging van de proeftijd bij een vast contract (van twee maanden naar vijf maanden).
De ketenbepaling wordt verruimd. Nu is het mogelijk om aansluitend drie tijdelijke contracten in twee jaar te aan te gaan. Dit wordt drie jaar.
Het wordt mogelijk om de pauze tussen een keten tijdelijke contracten per cao te verkorten van zes naar drie maanden als er sprake is van terugkerend tijdelijk werk dat maximaal negen maanden per jaar kan worden gedaan.
Er komt een uitzondering op de ketenregeling voor invalkrachten in het primair onderwijs die invallen wegens ziekte.
Werknemers die op payrollbasis werken, krijgen minimaal dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn bij de opdrachtgever. Ook krijgen ze recht op een adequaat pensioen. De definitie van de uitzendovereenkomst wordt niet gewijzigd.
Er worden maatregelen genomen om verplichte permanente beschikbaarheid van oproepkrachten te voorkomen.

Met dit wetsvoorstel is de hervorming van de arbeidsmarkt nog niet af. Tevens wordt een commissie ingesteld die zich gaat buigen over verdere maatregelen op het vlak van arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit om de regulering van de arbeidsmarkt beter te laten aansluiten bij de huidige en toekomstige behoeften en omstandigheden.
Bron: Min SZW 7-11-2018