Een van de onderdelen van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal. Volgens de huidige regeling moeten ondernemers per 1 januari 2021 beginnen met aflossen van deze lening. Vanwege de voortdurende coronacrisis zijn veel ondernemers niet in staat om aan hun aflossings- en renteverplichtingen te voldoen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten om de aflossingsverplichting op te schorten tot 1 juli 2021. Dit geldt zowel voor leningen die vóór 1 januari 2021 zijn aangegaan als voor leningen die na 1 januari 2021 worden aangegaan.

De looptijd van de lening wordt voor alle leningen met zes maanden verlengd van 3 jaar tot 3,5 jaar. Over de periode van januari tot en met juni 2021 wordt geen rente berekend. De staatssecretaris merkt op dat het ondernemers, die in staat zijn om hun tot 1 januari 2021 opgebouwde rente- en aflossingsverplichtingen te betalen, vrij staat om dit te doen. Ook voor hen geldt dat in de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 de renteopbouw tijdelijk wordt stopgezet.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2020-0000174430 | 16-12-2020

Sinds 1 januari 2020 geldt een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele contracten. De hoge premie geldt met terugwerkende kracht ook bij vaste contracten als een werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% heeft overgewerkt. Vanwege de coronacrisis is deze laatste regeling voor het kalenderjaar 2020 opgeschort. Omdat naar verwachting ook in 2021 in bepaalde sectoren veel overwerk nodig zal zijn als gevolg van het coronavirus, heeft het kabinet toegezegd deze regeling ook voor het kalenderjaar 2021 te zullen opschorten. Het daartoe strekkende besluit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu ter consultatie gepubliceerd. Volgens dit besluit geldt de opschorting van de maatregel evenals in 2020 in 2021 voor alle sectoren.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 17-12-2020

In verband met de verzwaring van de lockdown en de verplichte winkelsluiting heeft het kabinet extra steunmaatregelen bekendgemaakt.

Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel

Voor de detailhandel in de non-foodsector komt als vergoeding voor seizoensgevoelige voorraad een eenmalige opslag op de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van 2020. Deze eenmalige Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel (OVGD) is afhankelijk van de hoogte van het omzetverlies van de winkelier. Bij een omzetverlies van 30% bedraagt de OVGD 2,8% van het omzetverlies. Het maximum voor deze subsidie bedraagt € 20.160. Ondernemers die in het vierde kwartaal niet in aanmerking komen voor de TVL komen niet in aanmerking voor de OVGD. Na goedkeuring van de Europese Commissie wordt de OVGD vanaf de tweede helft van januari 2021 uitbetaald. De OVGD is vrijgesteld van vennootschaps- en inkomstenbelasting.

Online sportles

Tijdelijk geldt het verlaagde btw-tarief van 9% op de online sportlessen die sportscholen aanbieden gedurende de verplichte sluiting. Deze maatregel gold ook tijdens de eerdere verplichte sluiting van sportscholen. Het verlaagde tarief is van toepassing totdat de verplichte sluiting wordt opgeheven.

Apparaten voor thuisonderwijs

Het kabinet stelt € 15 miljoen beschikbaar voor laptops en dergelijke voor leerlingen die thuis geen apparatuur ter beschikking hebben om afstandsonderwijs te kunnen volgen.

Kinderopvang

Ouders krijgen een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang tijdens de periode van sluiting. Deze tegemoetkoming is vergelijkbaar met de regeling die in het voorjaar gold.

Culturele en creatieve sector

In aanvulling op de eerdere steunpakketten voor cultuur heeft het kabinet € 15 miljoen gereserveerd voor de culturele en creatieve sector.

Reiskosten

De regeling om bestaande vaste reiskostenvergoedingen ongeacht de werkelijke reiskosten onbelast te kunnen betalen is verlengd tot 1 februari 2021. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend. In januari wordt duidelijk hoe de regeling na 1 februari zal zijn.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 17-12-2020

De subsidiemodule Garantie ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C) en de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona (KKC) zijn aangepast. Beide subsidiemodules houden verband met steun aan bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus. Met de GO-C staat de overheid voor een deel garant voor leningen verstrekt aan bedrijven. Beide subsidiemodules waren aanvankelijk opengesteld tot en met 15 december 2020 en kenden een vervaldatum van 1 januari 2021. De openstelling van beide subsidiemodules is verlengd tot en met 30 juni 2021. De vervaldatum van de subsidiemodules wordt gewijzigd van 1 januari 2021 in 1 juli 2021. Deze datum sluit aan bij de recent verlengde Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de COVID-19-uitbraak. Steun, die met toepassing van die kaderregeling is goedgekeurd, moet op uiterlijk 30 juni 2021 zijn verleend.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20277916, Staatscourant 2020, Nr. 66858 | 16-12-2020

De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de Energielijst 2021 vastgesteld. In deze lijst zijn de bedrijfsmiddelen opgenomen die kwalificeren voor de energie-investeringsaftrek (EIA).

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20285216, Staatscourant 2020, nr. 65224 | 17-12-2020

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Milieulijst 2021 vastgesteld. Deze lijst bevat de bedrijfsmiddelen die bij investering in 2021 kwalificeren voor de willekeurige afschrijving op milieu-investeringen (Vamil) en de milieu-investeringsaftrek (MIA).

Bron: Overig | besluit | IENW/BSK-2020/232844, Staatscourant 2020 nr. 62916 | 20-12-2020

De onderworpenheid van een lichaam aan de vennootschapsbelasting voor een jaar vloeit voort uit de wet. Dat de Belastingdienst het lichaam voor dat jaar niet heeft uitgenodigd om aangifte te doen voor de vennootschapsbelasting en het lichaam geen aangifte heeft gedaan en niet in de heffing is betrokken, heeft niet tot gevolg dat het lichaam niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. Ook de omvang van de in Nederland belastbare winst van een jaar van een aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichaam vloeit voort uit de wet. Ook als de winst niet is aangegeven en niet in de heffing is betrokken, heeft dat niet tot gevolg dat een lichaam geen belastbare winst had in het betreffende jaar.

Een vennootschap naar buitenlands recht kocht in 1999 een in Nederland gelegen onroerende zaak voor € 249.579. In 2008 is de zaak verkocht voor € 405.000, waarvan € 5.000 voor roerende zaken. De vennootschap heeft voor de jaren tot en met 2008 geen aangifte gedaan voor de vennootschapsbelasting en is voor die jaren ook niet in de heffing ervan betrokken. De inspecteur heeft een navorderingaanslag vennootschapsbelasting over 2008 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 405.250. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft, na te hebben geoordeeld dat de vennootschap in 2008 als binnenlandse belastingplichtige was onderworpen aan de vennootschapsbelasting, de boekwinst bij verkoop bepaald op € 206.576. Het hof heeft de afschrijvingen in de periode van 1999 tot 2008 bepaald op € 56.155, zijnde negenmaal 2,5% van de aanschafwaarde.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard. De vennootschap genoot door het aanhouden van een onroerende woning sinds 1999 winst uit onderneming. Daardoor was de vennootschap belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Het door de vennootschap bepleite stelsel van waardering op kostprijs is niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik, omdat geen rekening wordt gehouden met de optredende slijtage. Het hof heeft de boekwinst terecht berekend met inachtneming van afschrijvingen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201989, 19/03169 | 10-12-2020

De Eerste Kamer heeft de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2021 aangenomen, inclusief de novelle betreffende de BIK. De wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen 2021 en Eenmalige huurverlaging waren al eerder door de Eerste Kamer aangenomen.

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen waarin het kabinet wordt gevraagd om onderzoek te doen naar een meer neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. De uitkomsten van dat onderzoek zouden in de eerste helft van 2021 bekend gemaakt moeten worden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 14-12-2020

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd voor de AOW-verzekering voor het jaar 2026 bekendgemaakt. Volgens raming van het CBS bedraagt de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2026 20,82 jaar. De uitkomst van de formule voor de berekening van de AOW-leeftijd is dat deze in 2026 evenals in 2025 67 jaar bedraagt. De aanvangsleeftijd voor de AOW-verzekering blijft 17 jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | Staatscourant 2020, nr. 65110 | 13-12-2020

De derde fase van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid, kortweg de NOW-3, geldt voor de periode van 1 oktober 2020 tot 1 juli 2021. De totale duur van de NOW-3 is in drie tijdvakken verdeeld. Het eerste tijdvak loopt van 1 oktober tot en met 31 december 2020.

Aanvragen voor het eerste tijdvak van de NOW-3 was mogelijk van 16 november tot en met 13 december 2020. In verband met de op 14 december jl. aangekondigde extra maatregelen heeft het UWV het aanvraagloket weer opengesteld. Dat betekent dat aanvragen voor NOW-3 over het vierde kwartaal van 2020 nog tot en met 27 december 2020 kunnen worden ingediend.

Informatie over de aanvragen voor het tweede en derde tijdvak van de NOW-3 volgt later.

Bron: Overig | publicatie | 14-12-2020