De Autoriteit Persoonsgegevens zal organisaties ruimte geven om hun volledige aandacht te besteden aan het bestrijden van de gevolgen van de coronacrisis. Deadlines voor het aanleveren van informatie aan de toezichthouder worden opgerekt waar nodig en de AP zal de komende tijd per geval goed kijken wat passend is en wat niet.
‘Privacy is heel belangrijk, maar moet goede zorg nooit in de weg zitten, zeker nu niet.’
Dat geldt ook voor het contact tussen artsen en patiënten. Veel zorgorganisaties hebben een manier om beveiligd te beeldbellen, maar sommige niet. De AP zegt: gebruik als het echt niet anders kan consumentenapps als FaceTime of Skype. Maar wees daarbij voorzichtig: doe het alleen bij hoge uitzondering en deel via die apps zo min mogelijk gevoelige gegevens.’
Bron: autoriteitpersoonsgegevens.nl, 20-03-2020

Zelfstandigen met financiële problemen kunnen een beroep doen op de tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, die door gemeenten wordt uitgevoerd.
Zelfstandigen (met personeel), dga’s en zzp’ers kunnen ondersteuning aanvragen in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of voor bedrijfskapitaal. De uitkering voor levensonderhoud vult het inkomen (maximaal drie maanden) aan tot het sociaal minimum. Op een lening voor bedrijfskapitaal (max. €10.517) kan een beroep worden gedaan om acute liquiditeitsproblemen op te lossen.
Meer specifiek gelden de volgende eisen:

gevestigde zelfstandigen, vanaf 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd;
woonachtig en rechtmatig verblijvend in Nederland;
Nederlander of daarmee gelijkgesteld;
het bedrijf of zelfstandig beroep wordt in Nederland uitgeoefend;
voldoet aan wettelijke vereisten voor de uitoefening van het eigen bedrijf, waaronder ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
is vóór 17 maart 2020, 18.45 uur gestart met de onderneming en voldoet aan het urencriterium, d.w.z. minimaal 1.225 uur per jaar (of 23,5 uur per week) werkzaam in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;
woonachtig in de gemeente, waar aanvullende inkomensondersteuning wordt aangevraagd.

Zelfstandigen kunnen vanaf 1 maart worden gecompenseerd. De regeling blijft in ieder geval tot 1 juni 2020 bestaan. Via rijksoverheid.nl kan men nagaan of men in aanmerking komt voor de Tozo.
Bron: Rijksoverheid, Financiële maatregelen COVID-19

Ondernemingen met meer dan 20% omzetverlies kunnen vanaf 6 april 2020 een aanvraag indienen voor de NOW-regeling. Bedrijven krijgen binnen drie tot vijf weken bericht.
Bedrijven die gedurende drie maanden ten minste 20% omzetverlies hebben, kunnen hiermee vanaf 1 maart een tegemoetkoming van maximaal 90% van de loonsom krijgen naar rato van de omzetdaling. Voorwaarde is dat bedrijven hun medewerkers hun reguliere salaris blijven doorbetalen en dat bedrijven tijdens de periode dat er subsidie wordt ontvangen geen aanvraag doen voor ontslag om bedrijfseconomische redenen.
Om de hoogte van het omzetverlies te bepalen, moeten werkgevers eerst hun totale omzet uit 2019 delen door vier. Zij vergelijken dat vervolgens met de omzet in maart-april-mei 2020. Maar soms is uitblijvende klandizie pas later terug te zien in de omzetdaling. Daarom kunnen werkgevers ook een periode aangeven voor de omzetvergelijking die één of twee maanden later start. Voor een concern wordt de omzetdaling van het hele concern aangehouden.
Voor de loonsom gebruikt UWV automatisch de gegevens uit de loonaangifte van de Belastingdienst. UWV neemt hierbij als grondslag het zogenaamde socialeverzekeringsloon. Hier komt voor alle bedrijven dezelfde opslag van 30% bovenop voor werkgeverslasten zoals de opbouw van het vakantiegeld, pensioen en de werkgeverspremies. Er zit daarnaast een maximum aan het loon per werknemer van € 9.538 per maand. Salaris boven dit bedrag wordt niet gecompenseerd. Ruim 98,5% van de werkenden valt onder dit maximum.
De loonsom in de subsidieperiode wordt vergeleken met de loonsom van januari zoals bekend bij de Belastingdienst. Als die ontbreekt, wordt de loonsom van november 2019 genomen. Om calculerend gedrag te voorkomen, worden wijzigingen in de loonaangifte van januari die na 15 maart zijn doorgegeven, voor deze regeling niet meegenomen. Vanwege het belang van de loonsom voor de subsidie is het belangrijk dat werkgevers tijdig loonaangifte blijven doen bij de Belastingdienst. Ook het salaris van flexwerkers wordt gecompenseerd, er is geen onderscheid naar contractvorm.
Van de werkgever wordt verwacht dat hij in de periode van 18 maart tot en met 31 mei 2020 bij UWV geen verzoek doet om toestemming te verkrijgen voor opzegging van een arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische redenen. De voorwaarde geldt niet voor ontslagaanvragen die bij het UWV zijn ingediend in de periode van 1 maart tot en met 17 maart.
Aanvragen
De aanvraagperiode loopt tot en met 31 mei 2020. Werkgevers geven bij de aanvraag de verwachte omzetdaling op. Als UWV positief oordeelt, keert UWV een voorschot van 80% uit. Dat gebeurt in drie termijnen. Het eerste deel van het voorschot wordt uitgekeerd binnen twee tot vier weken na de indiening van de aanvraag, al verwacht UWV dat dit voor de meeste bedrijven sneller kan.
Binnen 24 weken na afloop van de periode waarover de NOW is toegekend, dient de werkgever vaststelling van de subsidie aan te vragen. In beginsel is hiervoor een accountantsverklaring vereist. Vervolgens zal UWV binnen 22 weken een eindafrekening doen. Die kan hoger of lager uitvallen dan bij de eerste opgave werd verwacht.
Het kabinet zal monitoren wat de precieze werking van de maatregel is en – indien nodig en mits uitvoerbaar – aanpassingen doorvoeren.
Ondernemers die al een beroep hebben gedaan op de wtv-regeling krijgen bericht wat ze alsnog aan moeten leveren om in aanmerking te komen voor de NOW.
Bron: Min SZW 31-3-2020

Ondernemers in sectoren die het meest zijn geraakt door de Kabinetsmaatregelen rond het coronavirus (COVID-19), kunnen sinds vrijdag de eenmalige tegemoetkoming van € 4.000 aanvragen. Ondernemers zijn vrij in het doel van besteding. De Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS) wordt uitgevoerd door RVO.
De regeling staat open voor een specifieke groep ondernemers. De tegemoetkoming wordt verstrekt op basis van SBI-codes. Sectoren die in aanmerking komen zijn eet- en drinkgelegenheden, bioscopen, haar- en schoonheidsverzorging (onder andere kappers, pedicures, visagisten), evenementlocaties en organisatoren, reisbemiddeling en reisorganisaties, rijschoolhouders, sauna’s, solaria, zwembaden, fitnesscentra, sportclubs en sportevenementen en bepaalde private culturele instellingen zoals musea, circus, theaters, schouwburgen en muziekscholen. Het gaat om ondernemingen die zijn gevestigd buiten de woning. De enige uitzondering vormen eet- en drinkgelegenheden, bijvoorbeeld een café waar de eigenaar, huurder of pachter boven woont. Sinds zondag 29 maart 2020 is de groep ondernemers uitgebreid met ondernemers in de non-food.
De tegemoetkoming kan gedurende drie maanden online worden aangevraagd. Vanaf vrijdag 27 maart 2020 16:30 uur t/m vrijdag 26 juni 17:00 uur.
Voorwaarden
Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen, moet men voldoen aan een aantal voorwaarden.

De onderneming is voor 15 maart 2020 opgericht en ingeschreven in het KVK Handelsregister.
In de onderneming werken maximaal 250 personen. Dit blijkt uit de inschrijving in het KVK Handelsregister.
De hoofdactiviteit van de onderneming is op 15 maart 2020 geregistreerd onder een van de vereiste KVK SBI-codes.
De onderneming heeft een fysieke vestiging in Nederland. Dit vestigingsadres is geregistreerd in het KVK Handelsregister.
Niet-horecaondernemingen verklaren ten minste één vestiging met een ander adres te hebben dan het privéadres van de eigenaar/eigenaren. Bij deze ondernemingen mag het privéadres van de eigenaar/eigenaren dus niet gelijk zijn aan het vestigingsadres.
Uitgezonderd zijn horecaondernemingen met SBI-code 56.10.1, 56.10.2 en 56.30. Zij verklaren in elk geval één horecagelegenheid te huren, pachten of in eigendom te hebben.
Bij deze ondernemingen mag het privéadres van de eigenaar/eigenaren wel gelijk zijn aan vestigingsadres.
De tegemoetkoming is eenmalig € 4.000 per onderneming. De tegemoetkoming is dus niet per vestiging.
Men geeft bij de aanvraag een bankrekeningnummer op dat op naam van de onderneming staat.
De onderneming is niet failliet.
De onderneming heeft geen verzoek tot verlening van surseance van betaling ingediend bij de rechtbank.
Men verklaart in de periode van 16 maart 2020 t/m 15 juni 2020 een omzetverlies te verwachten van ten minste € 4.000.
Men verklaart in de periode van 16 maart 2020 t/m 15 juni 2020 ten minste € 4.000 aan vaste lasten te verwachten. Ook na gebruik van andere door de overheid beschikbaar gestelde steunmaatregelen.
De ondernemer verklaart dat men over het huidige en de afgelopen twee belastingjaren niet meer dan € 200.000 aan overheidssteun heeft ontvangen (de-minimisverordening). Heeft uw de onderneming het gehele bedrag van € 200.000 al uitgeput? Dan komt men niet in aanmerking voor de regeling.
de onderneming verklaart geen overheidsbedrijf te zijn.

Voor uw aanvraag heeft men nodig:

een eHerkenningsmiddel niveau 1 (of hoger) of DigiD;
het KVK-nummer van de onderneming (let op: niet het vestigingsnummer/RSIN)
de SBI-code van de hoofdactiviteit van de onderneming;
het bankrekeningnummer van de onderneming;
het correspondentie- en bezoekadres van de onderneming;
de contactgegevens: naam, telefoonnummer, e-mailadres.

Maakt men gebruik van een intermediair om de aanvraag in te dienen? Dan heeft men hiervoor een machtiging nodig. De machtiging hoeft menu niet mee te sturen met de aanvraag. RVO kan deze wel opvragen bij controles.
Bron: RVO.nl, aanvraag TOGS

Minister Koolmees heeft op 24 maart Kamervragen beantwoord over de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW). De NOW-regeling geldt per 1 maart 2020 en heeft de regeling werktijdverkorting vervangen.
Hoewel de uitgewerkte NOW-regeling nog niet is gepubliceerd, geven de antwoorden op de Kamervragen al iets meer duidelijkheid over de inhoud van de regeling.
Verschillen NOW/werktijdverkorting
De NOW kent andere voorwaarden dan de regeling werktijdverkorting (wtv-regeling) die op 17 maart is ingetrokken. Het kabinet wil graag meer werkgevers financieel tegemoetkomen en wil dit sneller doen dan binnen de ingetrokken wtv-regeling. Werkgevers kunnen onder de NOW een aanvraag indienen voor een substantiële tegemoetkoming in de loonkosten, en hiervoor van UWV een voorschot ontvangen. Bij de wtv-regeling werd de werkgever achteraf gecompenseerd.
Het aanvraagproces is door loskoppeling van de wtv en WW sterk vereenvoudigd, en er worden geen WW-rechten van werknemers opgesoupeerd. Daarnaast wordt in plaats van werkvermindering omzetverlies als criterium gebruikt. En om werkgevers snel duidelijkheid en zekerheid te bieden, hoeft onder de nieuwe regeling niet te worden aangetoond in welke mate de buitengewone omstandigheden hebben bijgedragen tot het omzetverlies.
Voorschot van 80%
De snelheid waarmee bedrijven en werkgevers geld krijgen is één van de belangrijkste elementen die meegenomen worden bij de vormgeving van de nieuwe regeling. UWV zal op basis van de aanvraag een voorschot van de tegemoetkoming (in elk geval 80% van het bedrag) verstrekken. Achteraf wordt vastgesteld wat het daadwerkelijke verlies in omzet is geweest en wordt definitief afgerekend. Werkgevers krijgen dus voorafgaand aan de uiteindelijke vaststelling van de subsidie (nadat de omzetgegevens en loonkosten definitief vastgesteld kunnen worden) een voorschot van 80% van dat bedrag uitgekeerd door UWV. Op die manier beschikken werkgevers zo snel mogelijk over de financiële middelen om loonkosten te voldoen.
Loket bij UWV
Voor de NOW geldt dat SZW en UWV op dit moment met grote inzet werken om op korte termijn tot een werkbare tegemoetkomingsregeling te komen om zo snel mogelijk een loket te kunnen openen bij het UWV dat de al ingediende en nog in te dienen aanvragen in behandeling kan nemen. De snelheid waarmee bedrijven geld krijgen is één van de belangrijkste elementen die meegenomen worden bij de vormgeving van de nieuwe regeling. UWV zal op basis van de aanvraag een voorschot van de tegemoetkoming (in elk geval 80% van het bedrag) verstrekken. Achteraf wordt vastgesteld wat het daadwerkelijke verlies in omzet is geweest en wordt definitief afgerekend.
Uitzendwerknemers, payrollkrachten en platformwerkers
De nieuwe subsidieregeling is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract of een flexibel contract, voor zover zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode. Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming in de loonkosten in dienst houden.
Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten in dienst hebben en houden. Het kabinet doet dan ook nadrukkelijk een oproep aan bedrijven om deze mensen in dienst te houden. De NOW-regeling is ook van toepassing op de loonkosten voor uitzendkrachten, met of zonder uitzendbeding. De uitzendwerkgever kan via de NOW een tegemoetkoming aanvragen en wordt gecompenseerd voor de loonkosten voor mensen die hij nog in dienst heeft. Voor uitzendwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor reguliere werkgevers. Als de uitzendkracht door de opdrachtgever is ‘teruggestuurd’ en het uitzendbeding is ingeroepen, kan het uitzendbureau de uitzendkracht een tijdelijk contract voor de duur van de tegemoetkoming aanbieden.
De NOW-regeling is eveneens van toepassing op de loonkosten voor payrollkrachten. De payrollwerkgever kan via de NOW een tegemoetkoming aanvragen en wordt gecompenseerd voor de loonkosten voor mensen die hij nog in dienst heeft. Voor payrollwerkgevers gelden dezelfde voorwaarden als voor reguliere werkgevers. Ingeleend personeel telt niet mee in de loonsom van het bedrijf waar de werkzaamheden worden verricht.
Ook platformwerkers hebben recht op de NOW-regeling, mits zij in dienst zijn bij de werkgever en voldoen aan de overige voorwaarden kan de werkgever een beroep doen op de NOW-regeling.
Onduidelijk is nog wanneer de uitgewerkte NOW-regeling wordt gepubliceerd.
Bron: Min. SZW 24-03-2020

De Belastingdienst vraagt werkgevers hun aangifte loonheffingen op tijd te versturen. Het UWV heeft de gegevens uit de aangiftes loonheffingen nodig voor de nieuwe Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)-regeling. Als uitstel van betaling is of wordt aangevraagd, kan betaling later plaatsvinden.
Het Noodfonds is bedoeld om werkgevers met omzetverlies te compenseren, zodat zij hun werknemers kunnen doorbetalen. Als UWV de meest actuele gegevens uit de aangifte loonheffingen heeft, krijgt de werkgever snel waar hij recht op heeft. Vandaar het verzoek aan werkgevers om de aangifte loonheffingen op tijd te versturen. Ook de werknemers die thuis komen te zitten of ziek worden, krijgen dan snel waar zij recht op hebben.
Wie door het coronavirus in betalingsproblemen is gekomen, kan bijzonder uitstel van betaling aanvragen. De schriftelijke uitstelverzoeken moeten verstuurd worden naar de Belastingdienst in Breda.
Bron: Belastingdienst, 24-03-2020

Het werkloosheidspercentage kwam in februari 2020 uit op 2,9%. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers. UWV registreerde eind februari 240.000 lopende WW-uitkeringen.
De meest recente cijfers van CBS en UWV gaan over de maand februari. In die maand was het effect van het coronavirus op onze samenleving nog beperkt.
4,0 miljoen mensen hadden in februari om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,7 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren.
UWV verstrekte eind februari 240.000 lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 33.400 minder dan een jaar eerder (-12,2%). Vergeleken met een maand eerder nam het aantal WW-uitkeringen af met 1.300 (-0,5%).
Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het vierde kwartaal van 2019 uit 982.000 mensen, 57.000 minder dan een jaar eerder.
Niet alle mensen die volgens de definitie werkloos zijn, ontvangen een werkloosheidsuitkering. Aan de andere kant worden ook niet alle mensen met een WW-uitkering als werkloos gerekend. Een deel van de ontvangers van WW, bijstand of een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft daarnaast betaald werk, voor hen is de uitkering aanvullend.
Bron: CBS.nl en UWV.nl, 19-03-2020

Een lening is binnen de normale ondernemingsuitoefening verstrekt als de lening wordt verstrekt uit tijdelijk overtollige middelen en die lening tijdig weer in de onderneming beschikbaar kan zijn. Van een dergelijke lening is geen sprake als aan de verstrekking grote risico’s zijn verbonden door een buiten de ondernemingssfeer gelegen keuze.
Een man en een vrouw zijn beide firmant in een VOF. De activiteiten van de VOF bestaan uit grondverzet en loonwerkzaamheden. Vanaf 2009/2010 bestaan de activiteiten vooral uit de bestrijding van stof die ontstaat door het storten van losse steenkolen in het havengebied van Amsterdam. In 2010 komt het echtpaar in contact met een andere firma. Deze andere firma houdt zich op dat moment bezig met het maken van elektrische lampen en verlichtingsapparaten. Ook houdt de firma zich bezig met het vervaardigen, importeren van, groothandel in verlichtingsarmaturen en aanverwante artikelen. Beide firma’s zien een gezamenlijke ondernemingsuitoefening wel zitten. Wel stelt het echtpaar dat de andere firma winstgevend moet zijn voordat zij de samenwerking starten. Beide firma’s ondertekenen een intentieverklaring voor de toekomstige samenwerking. Om winstgevend te worden, heeft de firma in verlichtingsarmaturen geld nodig. Het echtpaar verstrekt daarom geldleningen. De andere firma failleert en het echtpaar wil de leningen afwaarderen en het verlies ten laste van hun winst brengen.
Bij Rechtbank Noord-Holland staat de fiscale afwaardering van de leningen centraal. De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat de activiteiten van de beide firma’s niet gelijk zijn of in elkaars verlengde liggen. De man heeft ook niet aangegeven dat zijn firma in het verleden al vaker leningen verstrekte aan andere ondernemingen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het verstrekken van geldleningen niet behoort tot de gebruikelijke activiteiten van de VOF. Dat geldt ook voor het verstrekken van geldleningen aan ondernemingen met activiteiten die bedrijfsvreemd zijn aan die van de VOF.
De rechtbank oordeelt ook dat er geen eerste ondernemingshandeling heeft plaatsgevonden. Het echtpaar heeft weliswaar de intentie gehad om met de andere firma gezamenlijk ondernemingsactiviteiten te gaan ontplooien, maar zover is het nooit gekomen. De VOF heeft ook geen enkel risico gelopen. Eerst nadat de andere firma winstgevend zou worden, zouden beide firma’s gaan samenwerken. Die winstgevendheid heeft zich bij die andere firma nooit voorgedaan. Het echtpaar heeft gelet op de vereiste winstgevendheid van de andere firma, nooit de bedoeling gehad zich direct te verplichten de samenwerking met de andere firma aan te gaan. Dan had het bovendien voor de hand gelegen de verstrekte gelden als ondernemingskapitaal te verstrekken en niet als leningen, als vreemd vermogen.
Bron: Rb. Noord-Holland 04-02-2020

Het ziekteverzuim onder werknemers is in 2019 gestegen tot 4,4%. In 2018 was het verzuim nog 4,3%, in 2014 3,8%. De zorg kent opnieuw het hoogste verzuim. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers uit de Kwartaalenquête Ziekteverzuim.
Verzuim wegens ziekte verschilt per kwartaal en is in het eerste en vierde kwartaal van het jaar altijd hoger dan in de rest van het jaar.
In 2019 werd door werknemers het meeste verzuimd in de gezondheidszorg, en bij waterbedrijven en afvalbeheer (beide 5,7%).
Vóór 2018 was het ziekteverzuim het hoogst bij de overheid (5,5% in 2019). Traditioneel kent de horeca het minste verzuim door ziekte. In 2019 was het verzuim voor het eerst het laagst in de landbouw, met 2,6%.
Kwartaalcijfers over ziekteverzuim worden bepaald aan de hand van een enquête onder bedrijven. Daaruit is echter niet af te leiden met welke klachten werknemers verzuimen. De Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), heeft hier wel gegevens over (meest recente cijfers uit 2018).
Van de werknemers die in 2018 ziek thuisbleven had 44,1% griep of verkoudheidsklachten bij het laatste verzuim. Ook psychische klachten, overspannenheid of burn-out werden in 2018 vaker genoemd: 7,2%, tegen 5,7% in 2014.
Bron: CBS.nl, 16-03-2020

Als de rekening-courantschuld van een dga aan zijn bv zo hoog oploopt dat de dga de toename niet volledig kan aflossen, kan de fiscus stellen dat sprake is van een verkapte winstuitdeling. Bij het bepalen van zijn aflossingsmogelijkheden mag een dga zijn belang in de bv niet meetellen.
Een bv leent diverse geldsommen aan haar dga uit voor de verbouwing van zijn eigen woning en andere privéuitgaven. In het jaar 2014 loopt de schuld van de dga op met € 113.979. Aan het eind van 2014 bedraagt de totale schuld daardoor opgelopen tot € 1.295.540. De winstreserve van de bv bedroegen toen € 1.215.406. De fiscus gelooft dat de dga het bedrag van de toename van de rekening-courant niet kan aflossen. Daardoor is sprake van een verkapt dividend. De dga bestrijdt dit. Zo heeft hij nog grond in bezit die hij voor € 45.000 kan verkopen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de waarde van de grond inderdaad in mindering komt op het verkapte dividend. Maar dan blijft nog € 68.979 over. De dga kan dat bedrag alleen aflossen als hij de winstreserves van de bv aanspreekt. Zijn eigen middelen met uitzondering van zijn aandelenbezit zijn namelijk onvoldoende. De rechtbank meent dat zowel de bv als de dga zich bewust is van deze gang van zaken. De rechtbank oordeelt daarom dat de Belastingdienst dividendbelasting mag naheffen over een verkapt dividend van € 68.979. Bovendien moet de bv belastingrente betalen.
Bron: Rb. Den Haag 09-01-2020