De Tweede Kamer heeft op 26 mei 2020 unaniem de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) aangenomen. Door dit wetsvoorstel kunnen bedrijven die in financiële problemen zijn geraakt zichzelf makkelijker herstructureren om een faillissement af te wenden.
Door deze wijziging van de Faillissementswet kunnen ondernemingen die op zichzelf rendabel zijn, maar door een te zware schuldenlast of te hoge structurele kosten een sanering van schulden en verplichtingen nodig hebben, voorkomen dat zij in surseance van betaling of faillissement komen. De rechtbank kan in dat geval een akkoord over het herstructureren en saneren van schulden goedkeuren. Door de goedkeuring worden alle schuldeisers en aandeelhouders van de onderneming gebonden aan de inhoud van het akkoord, ook degenen die tegen hebben gestemd.
Vorderingen en andere rechten van werknemers op grond van arbeidsovereenkomst blijven van rechtswege buiten het akkoord. In Nederland ontbreekt momenteel een wettelijke regeling voor een dwangakkoord buiten faillissement.
Bron: Tweede Kamer, 26-05-2020

Verzendt de Belastingdienst een verminderingsbeschikking met daarop de vermelding ‘uitspraak op bezwaar’? En staat hier een uiterste datum op wanneer het beroepschrift moet zijn ingediend? Dan mag belanghebbende van die datum uitgaan, ook al is de feitelijke termijn om in beroep te gaan dan al voorbij.
Een man verleent zorg aan zijn broer die een persoonsgebonden budget (PGB) ontvangt. De zorgverlener krijgt vanuit het PGB betaald. Op de inkomsten heeft de man een bedrag in aftrek gebracht vanwege ingekochte zorg. Die ingekochte zorg heeft de zorgverlener contant betaald. Bij Rechtbank Den Haag is de aftrek voor de ingekochte zorg in geschil.
De rechtbank toetst eerst ambtshalve of het beroepschrift ontvankelijk is. De uitspraak op bezwaar is van 23 augustus 2019. Het beroepschrift is van 15 oktober 2019. De rechtbank heeft het beroepschrift dus na zes weken ontvangen. Toch oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is. De Belastingdienst heeft namelijk een verminderingsbeschikking verzonden op 6 september 2019. Op deze beschikking stond ‘uitspraak op bezwaar’. Ook staat op de beschikking dat de uiterste datum om in beroep te gaan 18 oktober 2019 is. Onder die omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het ingestelde beroep ontvankelijk is.
Het baat de zorgverlener echter niet. De rechtbank vindt de verklaring van de man op zich wel geloofwaardig. Voor de rechtbank heeft de zorgverlener namelijk verklaard dat het moeilijk is om geschikte zorgverleners te vinden. Bovendien willen die zorgverleners alleen de zorg verlenen als zij contant worden uitbetaald. De rechtbank vindt echter dat de zorgverlener de gang van zaken met schriftelijke stukken had moeten onderbouwen. Door dat na te laten heeft hij geen inzicht kunnen geven in de gang van zaken en de kosten van de ingekochte zorg. De rechtbank geeft daarom de inspecteur gelijk en weigert de gevraagde aftrek.
Bron: Rb. Den Haag 26-3-2020

Een man vindt dat hij geen belasting over zijn spaargeld hoeft te betalen, omdat hij al belasting heeft betaald over zijn (gespaarde) arbeidsinkomsten. Ook is de man van oordeel dat zijn vermogen als oudedagsvoorziening onbelast moet blijven net als pensioenkapitaal.
In 2015 heeft de man € 985.282 op spaar- en betaalrekeningen staan. Na aftrek van de vrijstelling van € 42.660, heeft de man als zijn aandeel in het belastbaar inkomen in box 3 € 19.708 aangegeven. Hij vindt dat hij geen belasting over een deel van dit inkomen hoeft te betalen en gaat in beroep bij Rechtbank Den Haag.
De man geeft aan dat het gespaarde geld dient voor zijn pensioen. Bovendien heeft hij hierover al belasting betaald toen hij dit geld als loon heeft gekregen. Er is sprake van dubbele belastingheffing. De rechtbank is het niet met deze stelling eens. Het forfaitaire voordeel in box 3 en de arbeidsinkomsten waaruit het vermogen in box 3 is ontstaan, zijn twee verschillende inkomensbronnen. Arbeidsinkomsten behoren tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Als iemand ervoor kiest deze inkomsten niet te consumeren, dan kunnen deze vermogensbestanddelen opbrengsten generen. Die opbrengsten kunnen en mogen dan afzonderlijk in de heffing worden betrokken volgens de rechtbank. Er is geen dubbele heffing.
Ook met zijn tweede stelling heeft de man geen succes. Een fiscaal toelaatbare pensioenregeling moet aan allerlei strikte voorwaarden voldoen. Denk daarbij aan een direct verband tussen het te bereiken pensioen, arbeidsduur en het arbeidsinkomen. Bij een zuivere pensioenregeling vindt belastingheffing pas plaats bij het ontvangen van de uitkeringen. Het opgebouwde pensioenkapitaal behoort dan niet tot box 3. Er gelden wel allerlei restricties, waaronder een afkoopverbod. Bij spaargeld als oudedagsvoorziening zijn er geen restricties. De man kan vrijelijk over zijn spaargeld beschikken. Een pensioenregeling en een oudedagsvoorziening in de vorm van een spaartegoed zijn geen gelijke gevallen.
Bron: Rb. Den Haag 26-3-2020

Volgens de Belastingdienst komt het regelmatig voor dat in de aangifte loonheffingen een onjuiste sectorcode staat. Een onjuiste sectorcode kan voor een ex-werknemer problemen opleveren bij zijn WW-aanvraag.
Voor de digitale WW-aanvraag van het UWV wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de loonaangiften. Een verschil tussen de sectorcode in de loonaangifte en de sectorcode op de beschikking sectoraansluiting, zorgt bij UWV voor extra handelingen bij de behandeling van een WW-aanvraag. Dit kan tot vertraging van een WW-uitkering leiden. Het is daarom belangrijk om de juiste sectorcode in de loonaangifte te gebruiken.
Herstel een onjuist aangegeven sectorcode dan ook zo snel mogelijk. Als de sectorcode onjuist is, ontvangt de inhoudingsplichtige een terugkoppelbrief met de meldcode L2085 met de foutmelding: Aangegeven sector wijkt af van de beschikte sector.
Meer informatie over de sectorindeling is te vinden in paragraaf 5.1 en over correcties in hoofdstuk 12 van het Handboek loonheffingen.
Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 26 mei 2020

Werkgevers, vakbonden en het kabinet zijn het eens over de uitwerking van een belangrijk deel van het nieuwe pensioenstelsel. Hoeveel pensioen je krijgt wordt niet meer gekoppeld aan je salaris in je werkzame leeftijd, maar aan je inleg en de ontwikkeling van de beurskoersen.
Dat schrijft de Volkskrant.
Het ministerie van Sociale Zaken, werkgeversvereniging VNO-NCW en vakbond FNV willen niet inhoudelijk op de stand van de onderhandelingen ingaan, maar bronnen rond de onderhandelingen bevestigen dat er een doorbraak is bereikt.
Pensioenen kunnen al geruime tijd niet meer worden verhoogd om de inflatie te compenseren. Dat heeft te maken met de lage rente waarmee pensioenfondsen moeten rekenen om te bepalen of ze genoeg geld in kas hebben om ook in de toekomst alle pensioenen te kunnen betalen.
Door die zogenoemde rekenrente kunnen fondsen pensioenen niet laten meestijgen met de inflatie. Volgens de Volkskrant wordt die rekenrente geschrapt, maar daarvoor moet wel een hoop veranderen.
Ten eerste wordt de pensioenaanspraak dus niet meer gebaseerd op je loon en de pensioenbelofte wordt ingeruild voor een verwachting. Die wordt gebaseerd op je inleg, dus hoeveel premie je betaalt, plus het beleggingsrendement op jouw inleg.
Volgens de krant wordt er bij pensionering gekeken naar hoeveel er dan in jouw persoonlijke pot zit. Daar bovenop komt dan nog een extra bedrag, gebaseerd op het verwachte rendement in de komende jaren. De hoogte van het jaarlijkse pensioen wordt dan bepaald door dat bedrag te delen door het nog te verwachten aantal levensjaren.
Op dit moment zijn dat er twintig na pensionering. Als een gepensioneerde eerder overlijdt, dan wordt het restant van zijn of haar pensioenaanspraak in de kas gestort. Dat wordt dan gebruikt om pensioenen uit te betalen van mensen die langer leven dan verwacht.
Bron: Volkskrant.nl, 20-05 2020

Tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning is volgens Advocaat-Generaal Niessen ook als tijdelijke verhuur van een eigen woning belast.
In 2015 heeft een echtpaar een eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Bij deze woning staat een tuinhuis dat zij vanaf 2015 verhuren. Bij de Hoge Raad is in geschil of de inkomsten uit tijdelijke verhuur van het tuinhuis belast is in box 1. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de regeling voor tijdelijke verhuur van de eigen woning niet geldt bij tijdelijke verhuur van delen van de eigen woning. De huuropbrengst is daarom onbelast. Het hof heeft geoordeeld dat het tuinhuis geen onderdeel meer uitmaakt van de eigen woning, maar behoort tot de grondslag het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.
Advocaat-Generaal Niessen heeft een conclusie genomen naar aanleiding van het door de staatssecretaris ingestelde cassatieberoep. De A-G meent dat uit de ratio van de regeling van tijdelijke verhuur van de eigen woning volgt dat ook kortstondige verhuur belast is in box 1. Er zijn meer bepalingen die ook van toepassing zijn op een gedeelte van de eigen woning. De wetgever heeft bijvoorbeeld art. 3.111 lid 7 Wet IB 2001 ook van toepassing geacht bij een gedeeltelijke vervreemding van de eigen woning. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep gegrond te verklaren.
Bron: Conclusie AG Niessen 01-05-2020

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant kan iemand op één dag van dezelfde persoon verschillende, van elkaar losstaande schenkingen ontvangen. Dit is bijvoorbeeld te regelen als voor iedere schenking een opschortende voorwaarde geldt.
Een man ontvangt op 7 maart 2013 vijf schenkingen van elk € 10.000 van zijn ouders. De ouders blijven deze bedragen renteloos schuldig. Zij hebben voor iedere schenking een afzonderlijke notariële akte van schenking opgesteld. Hoewel deze vijf akten bijna identiek zijn, bevatten vier van de vijf akten opschortende voorwaarden. Daardoor zal de man het tweede bedrag van € 10.000 pas ontvangen als minstens een van zijn ouders nog leeft op 1 januari 2014. Voor de derde, vierde en vijfde schenking moet minstens één ouder in leven zijn op 1 januari 2015 respectievelijk 1 januari 2016 respectievelijk 1 januari 2017. Verder bevat iedere schenkingsakte een herroepingsrecht.
De Belastingdienst stelt dat deze vijf schenkingen zo met elkaar samenhangen dat sprake is van een schenking van een periodieke uitkering. De rechtbank redeneert echter dat bij de schenking van een periodieke uitkering men in één rechtshandeling het stamrecht schenkt. Het totaal aan uit te keren termijnen moet afhankelijk zijn van een onzekere gebeurtenis. In deze zaak zijn vijf afzonderlijke rechtshandelingen tot stand gekomen, Daarom kan geen sprake zijn van de schenking van een periodieke uitkering. De inspecteur mag de schenkingen evenmin bij elkaar optellen. De schenkingen vinden immers als gevolg van de opschortende voorwaarden in verschillende jaren plaats.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 17-04-2020

Op verzoek van de Tweede Kamer is het kabinet op zoek gegaan naar een tijdelijke en uitvoerbare oplossing voor flexwerkers die werkloos zijn geworden en niet voldoen aan de voorwaarden voor WW of bijstand: de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Deze regeling is weliswaar uitvoerbaar, maar kent grote nadelen.
Een gerichte, loongerelateerde regeling is op korte termijn niet haalbaar. Omdat de regeling eenvoudig en snel uitvoerbaar moet zijn, komt de TOFA neer op een vaste tegemoetkoming van € 600 per maand voor drie maanden. Deze tegemoetkoming is voor mensen die in februari minimaal € 500 bruto verdienden, maar dat bedrag in april met minimaal de helft zagen teruglopen. Wie in april desondanks meer dan € 600 bruto verdiende, ontvangt geen tegemoetkoming. Ook mag de aanvrager geen aanspraak hebben gemaakt op een andere inkomensvoorziening, zoals bijstand.
Het kabinet heeft samen met gemeenten en UWV diverse beleidsopties onderzocht. De TOFA is de enige reële mogelijkheid om flexwerkers tegemoet te komen. Maar de regeling kent ook enkele grote nadelen. Dat concludeert minister Koolmees van Sociale Zaken.
Omdat iedere ontvanger hetzelfde bedrag moet krijgen, kan de tegemoetkoming hoger zijn dat het inkomensverlies; zelfs hoger dan het hele inkomen dat de ontvanger voorheen verdiende. Het zou daardoor kunnen voorkomen dat iemand die wél recht heeft op WW financieel slechter af is dan iemand die geen recht heeft op WW en de TOFA aanvraagt. Ook kan, hoewel de TOFA op grond van Europees recht exporteerbaar is naar andere EU-lidstaten, inkomen uit het buitenland niet worden meegenomen in de beoordeling van TOFA-aanvragen.
Daarnaast zullen mensen die jarenlang zonder eigen inkomen hebben geleefd – bijvoorbeeld doordat hun partner kostwinner was – maar toevallig in februari eigen bijverdiensten hadden, de tegemoetkoming kunnen krijgen. Ook zullen er mensen zijn die net buiten de regeling vallen. Wie in april nog wel inkomen had en pas in mei werkloos is geworden en geen recht heeft op WW, maakt géén aanspraak op de tegemoetkoming. In tegenstelling tot diegenen die in april vrijwillig minder inkomsten hadden. Daarnaast kan een klein inkomensverschil grote gevolgen hebben: wie in april nét iets meer dan € 600 verdiende komt niet in aanmerking voor de tegemoetkoming, in tegenstelling tot diegene die nét iets minder dan € 600 verdiende.
Bron: Min. SZW 20-05-2020

Er wordt de komende drie maanden nog eens € 13 miljard uit getrokken voor steun aan ondernemers die in financiële problemen komen door de coronacrisis. Het huidige noodpakket loopt af op 1 juni en het wordt met drie maanden verlengd.
De ondersteuning is gerichter en heeft gewijzigde voorwaarden. Doel is zoveel mogelijk behoud van banen. Daarvoor is nodig dat ondernemers en werkenden zich kunnen aanpassen aan een veranderde Nederlandse samenleving en economie. Een en ander is toegelicht in een Kamerbrief. Hieronder de belangrijkste aankondigingen.
Nieuwe regeling: Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB
MKB-ondernemers uit getroffen sectoren uit de TOGS-regeling krijgen – bovenop de tegemoetkoming loonkosten (NOW) – een belastingvrije tegemoetkoming van het ministerie van EZK om hun vaste materiële kosten te kunnen betalen. Bedrijven krijgen afhankelijk van de omvang van het bedrijf, de hoogte van de vaste kosten en de mate van omzetderving (minimaal 30%) een tegemoetkoming voor hun vaste lasten tot een maximum van € 20.000 voor de komende drie maanden. Er is één miljard euro beschikbaar als tegemoetkoming voor deze ondernemingen waar meer dan 800.000 mensen werken.
Verlenging en aanpassing regeling tegemoetkoming loonkosten (NOW)
Een ondernemer die minstens 20% omzetverlies verwacht, kan vanaf 6 juli 2020 een tegemoetkoming in de loonkosten aanvragen bij UWV voor juni, juli en augustus. Hierdoor kunnen bedrijven hun personeel doorbetalen. De verlengde NOW-regeling hanteert dezelfde systematiek van tegemoetkoming, maar bevat de volgende wijzigingen.
De vaste (forfaitaire) opslag wordt verhoogd van 30 naar 40%. Daarmee levert de NOW ook een bijdrage aan andere kosten dan de loonkosten. De referentiemaand voor de loonsom wordt maart 2020. Daarnaast wordt in de al lopende NOW-regeling maart ook als uitgangspunt genomen als de loonsom in de maanden maart-mei hoger is dan in januari-maart. Dit is van belang voor seizoensgebonden bedrijven. Verder mag een bedrijf dat gebruik maakt van de NOW over dit jaar geen winstuitkering aan aandeelhouders doen, geen bonussen aan het bestuur en de directie uitkeren en geen eigen aandelen inkopen.
In de NOW 2.0 blijft de correctie op de subsidie bij ontslag bestaan, maar de subsidie wordt niet meer extra verlaagd bij bedrijfseconomisch ontslag. Bedrijven verklaren bij de nieuwe NOW-aanvraag wel dat zij overleggen met vakbonden als zij voor meer dan 20 medewerkers bedrijfseconomisch ontslag willen aanvragen. Dit sluit aan bij de regelgeving rondom collectief ontslag. Ook blijft de wettelijke bescherming bij ontslag gewoon van kracht.
Werkgevers die de NOW aanvragen, worden verplicht om hun werknemers te stimuleren om aan bij- en omscholing te gaan doen. Werkgevers leggen hier bij aanvraag van de NOW 2.0 een verklaring over af. Ter ondersteuning van initiatieven van sociale partners trekt het kabinet daarvoor € 50 miljoen uit via het crisisprogramma NL leert door waarmee mensen vanaf juli kosteloos online scholing en ontwikkeladviezen kunnen volgen om zich aan te passen aan de nieuwe economische situatie.
Voorwaarden aan verlengde TOZO
De versoepelde regeling om zelfstandig ondernemers waaronder zzp’ers te ondersteunen wordt verlengd, zodat zij een vergrote kans hebben om hun bedrijf te kunnen voortzetten. Zelfstandigen kunnen bij hun gemeente aanvullende inkomensondersteuning krijgen voor levensonderhoud. Deze vult tot eind augustus 2020 het inkomen aan tot het sociaal minimum en hoeft niet te worden terugbetaald.
De verlengde regeling bevat een partnerinkomenstoets. Dit betekent dat alleen huishoudens met een inkomen onder het sociaal minimum aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in het levensonderhoud.
Ondersteuning blijft ook mogelijk in de vorm van een lening (maximaal € 10.157) voor bedrijfskapitaal, tegen een verlaagd rentepercentage. Zelfstandig ondernemers wordt in de verlengde regeling gevraagd om te verklaren dat er bij hun bedrijf geen sprake is van surseance van betaling of dat het bedrijf in een staat van faillissement verkeert.
Voor ontslagen flexwerkers die niet voldoen aan de voorwaarden voor WW of bijstand werkt het kabinet op verzoek van de Tweede Kamer aan een tijdelijke en uitvoerbare oplossing. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de Tweede Kamer vandaag hierover apart informeren.
Verlenging belastingmaatregelen
De periode waarin getroffen ondernemers belastinguitstel kunnen aanvragen, is verlengd tot 1 september 2020. Eventuele verzuimboetes voor het niet op tijd betalen, hoeven niet te worden voldaan. De belastingrente en invorderingsrente voor alle belastingmiddelen zijn tot 1 oktober 2020 verlaagd naar 0,01%. Ook andere belastingmaatregelen, zoals een versoepeling van het urencriterium voor zzp’ers en de betaalpauze voor hypotheekverplichtingen, worden tot 1 september 2020 verlengd.
Ondernemers krijgen bij de eerste aanvraag direct drie maanden uitstel van betaling. Voor die drie maanden hoeven ze maar één keer een verzoek in te dienen (voor uitstel van alle belastingsoorten). Ondernemers kunnen ook voor een langere periode dan drie maanden uitstel aanvragen. Daarbij is van belang dat zoveel mogelijk geld dan ook echt in de bedrijven blijft. Om dit extra te waarborgen, moeten ondernemers bij uitstel langer dan drie maanden verklaren dat ze geen dividenden en bonussen uitkeren, of eigen aandelen inkopen.
Coronakredietverlening- en garanties (BMKB, GO, KKC, COL)
De extra, verruimde of meer toegankelijke kredietverlening en -garanties aan kleine en middelgrote bedrijven, startups en scale-ups uit het eerste noodpakket lopen door. Zo houden of krijgen ook deze bedrijven toegang tot bijvoorbeeld financiering door banken. Het gaat om de coronamodules van de Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf-regeling (BMKB) en de Garantie Ondernemingsfinanciering-regeling (GO), de nieuwe Klein Krediet Corona-garantieregeling (KKC) en het verhoogde budget van de SEED Capital-regeling.
De Corona Overbruggingslening (COL) die bijdraagt aan de verbetering van de liquiditeitspositie van innovatieve bedrijven (startups en scale-ups) krijgt vanwege het grote aantal ingediende aanvragen een tweede tranche van € 150 miljoen.
Waar kunnen ondernemers terecht?
Ondernemers melden zich voor de kredietregelingen bij hun kredietverstrekker, bijvoorbeeld een bank. De regeling tegemoetkoming loonkosten (NOW) loopt via het UWV en ondersteuning zelfstandige ondernemers (TOZO) via de eigen gemeente. Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB wordt via RVO opengesteld. Voor belastingmaatregelen kunnen ondernemers terecht bij de Belastingdienst Zakelijk via Belastingdienst.nl/coronavirus.
Bron: Rijksoverheid 20-05-2020

Het is mogelijk voor reguliere werkzaamheden naar andere EU-lidstaten tijdens de coronacrisis te reizen.
Grensarbeid, detachering van werknemers, arbeid waarvoor door een lidstaat moet worden gereisd (transitverkeer) zijn essentiële werkzaamheden, veelal vitale werkzaamheden, die gewoon doorgang kunnen vinden. Doordat de verschillende lidstaten verschillende maatregelen nemen, komt er weliswaar meer papierwerk bij kijken – zoals werkgeversverklaringen, vouchers voor vitale beroepen, fastlanes voor transport, gezondheidsverklaringen et cetera. Maar de werkzaamheden kunnen gewoon doorgaan. Dat geldt ook voor werkzaamheden door arbeidsmigranten.
Reizen van buiten de EU naar EU-lidstaten, reizen voor familiebezoek, het tanken over de grens, het reizen om toeristische redenen vallen allemaal onder niet-essentiële reizen. Verplaatsingen vanwege reguliere arbeid niet. Dat zijn essentiële reizen – en al helemaal voor mensen die vitale beroepen uitoefenen.
Bron: AWVN.nl, 14-05-2020