FNV: structureel overwerk kost banen

Uit onderzoek van TNO in opdracht van FNV zou blijken dat door de 7 miljoen werknemers in Nederland jaarlijks voor ruim 20 miljard euro onbetaald wordt overgewerkt. Als dat zou worden omgezet naar betaald werk, dan levert dat volgens FNV 300.000 extra fulltime banen op. De officiële werkloosheid zou daarmee in één klap voor ruim de helft zijn opgelost.

Omgerekend werken werknemers in Nederland ruim 3 uur per week onbetaald over – in geld uitgedrukt € 3.200 per werknemer per jaar. Bij hoger opgeleiden werkt bijna 74% onbetaald over. Bij mensen met lagere opleidingen is dat 29%. Bij hen wordt overwerk vaker doorbetaald.
Volgens FNV kan teveel en structureel overwerken een teken zijn van te hoge werkdruk. Werknemers moeten het werk met te weinig mensen doen, waardoor ze gaan overwerken om het werk toch af te krijgen. Uiteindelijk komen ze in een vicieuze cirkel terecht, omdat ze niet genoeg tijd overhouden om te herstellen van hun werk.
Voor de berekeningen van het onderzoek is gebruik gemaakt van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2013 vragenlijst. Dit is de meest recente jaargang waarin alle gegevens omtrent overwerk, het uitbetaald worden van dat overwerk en het salaris op van iedere individuele respondent gelijktijdig zijn gemeten.
De onderzoekers van TNO geven overigens wel enkele restricties aan bij de cijfers. Zo zijn deze grotendeels gebaseerd op zelfrapportage van de werknemers. Onzeker is in hoeverre werknemers hun gemiddeld aantal overuren en de betaling daarvan accuraat in hebben gevuld. Daarnaast is uitsluitend gekeken naar uitbetaling van overuren. Compensatie van overuren op andere manieren, bijvoorbeeld tijd voor tijd, is niet in het onderzoek meegenomen. Bij een eerder onderzoek onder een subgroep van NEA 2010 bleek dat in 1 op de 3 gevallen overwerk werd gecompenseerd in tijd. Ook is niet meegenomen dat bij sommige functieniveaus een bepaalde mate van overwerk al verdisconteerd zit in het salaris. Daarnaast is overwerk soms anders van karakter dan regulier werk (bijvoorbeeld een winkelier die zijn administratie in de avonduren doet), en is ook relatief vaak persoonsgebonden (een leraar die het huiswerk van zijn ‘eigen’ leerlingen wil nakijken) wat beperkingen met zich meebrengt als het gaat om de omzetting van overwerkuren naar werkgelegenheidsplaatsen.
Bron: FNV, 18 juli 2017; TNO, Onbetaald overwerk in Nederland, juli 2017

Omzet mkb uit online beperkt

Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf zijn nog lang niet massaal overtuigd van het belang van online zakendoen. Veel ondernemers in het mkb (45%) hecht weinig waarde aan verdere digitalisering en de inzet van online marketing, terwijl een groot deel van de van de Nederlandse consumenten (76%) producten en diensten online afneemt. De helft van het mkb haalt nog geen 5% van de omzet uit online activiteiten.

Na jaren van groei stabiliseert de digitalisering onder kleine en middelgrote bedrijven in Nederland. Net als in 2015 heeft 76% van de ondernemers een website, 69% een bedrijfspagina op één of meerdere websites en 16% in 2017 een webshop. Ook de inzet van zoekmachine-optimalisatie (SEO, 29%) en e-mailmarketing (31%) is nauwelijks veranderd. Wel zijn meer ondernemers online gaan adverteren, maar de gemiddelde besteding ligt lager dan twee jaar geleden.
Het aantal mkb’ers met online marketingactiviteiten (49%) is licht gedaald (-3%) ten opzichte van 2015. Slechts bij een kwart van die ondernemers is er sprake van planning van online marketingactiviteiten, het merendeel doet het ad hoc, en slechts 6% reserveert hiervoor een apart budget.
Hoewel consumenten bij de aanschaf van producten zich digitaal orienteren , speelt slechtes een klein deel van het mkb hier op in. Bijna 70% van de mkb’ers heeft één of meer bedrijfsprofielen op bedrijvensites en sociale media, Facebook (44%), LinkedIn (29%) en Google+ / Google Mijn bedrijf (25%) zijn de meest gebruikte.
Het mkb heeft de afgelopen twee jaar wel een inhaalslag gemaakt in de optimalisatie van websites en webshops voor smartphones en tablets, van 11% naar 76%. Ook schakelen ondernemers steeds vaker professionals in voor hun website en neemt het gebruik van professionele fotografie en/of video’s toe.
Bron: MKB Nederland 10-07-2017

Kosten swapovereenkomst niet aftrekbaar

De Hoge Raad heeft een streep gehaald door de mogelijke aftrekbaarheid van swapkosten als kosten van eigenwoningschuld. Naar de tekst en strekking van de wet kunnen dergelijke kosten volgens de Hoge Raad niet als aftrekbare kosten voor de eigen woning worden beschouwd.

Verschillende rechters hebben verschillend geoordeeld over de aftrekbaarheid van de kosten van een swapovereenkomst als eigen woningschuld. Zo oordeelde Hof Amsterdam begin dit jaar dat die kosten niet aftrekbaar waren omdat er onvoldoende samenhang was tussen de swapovereenkomsten en het aangaan van de eigenwoningschuld. Iets eerder oordeelde Hof Den Haag dat de swapkosten wel aftrekbaar zijn, omdat in de zaak die aan dit hof was voorgelegd wel sprake was van voldoende samenhang. In die Haagse zaak heeft de Hoge Raad nu arrest gewezen.
De Hoge Raad is het met de zienswijze van Hof Den Haag niet eens. Volgens de wet behoren tot de aftrekbare kosten van de eigen woning de renten van schulden en de kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld. Volgens de Hoge Raad zijn de kosten voor de swap met geen mogelijkheid aan te duiden als renten, ook zijn ze niet gelijk te stellen met kosten van geldleningen zoals bijvoorbeeld taxatiekosten, afsluitprovisies en hypotheekaktekosten. Ook de samenhang tussen de swapovereenkomsten en de herfinanciering van de eigenwoningschuld biedt volgens de Hoge Raad onvoldoende grond om de swapkosten als rente in aanmerking te nemen. Tekst en strekking van de wet bieden hiervoor onvoldoende steun. Ook kunnen de kosten van de swapovereenkomsten niet worden gerekend tot de kosten van geldleningen.
Bron: HR 14-07-2017

Transitievergoeding en AOW-leeftijd

De kantonrechter te Utrecht wil prejudiciële vragen aan de Hoge Raad stellen over de transitievergoeding en de AOW-leeftijd. Eerder dit jaar overwoog ook Hof Den Bosch dit in de zaak van een AOW-gerechtigde werknemer die met toestemming van UWV was ontslagen. Die vragen gingen uiteindelijk niet door, omdat de partijen er onderling uitkwamen.

Een werkgever is volgens de wettelijke regeling geen transitievergoeding verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd vanwege het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd of indien de werknemer ouder is dan de AOW- of pensioengerechtigde leeftijd. De zaak voor Hof Den Bosch betrof een na de AOW-leeftijd doorwerkende werknemer die op 71 jarige leeftijd met toestemming van UWV werd ontslagen.
De zaak waar de kantonrechter te Utrecht zich over boog betrof een medewerker van een ziekenhuis waarvan de arbeidsovereenkomst in 2016 conform de cao Ziekenhuizen bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt beëindigd. Volgens de medewerker levert de wettelijke regeling waardoor hij bij eindigen van de arbeidsovereenkomst in verband met of na het bereiken van de AOW- en/of pensioengerechtigde leeftijd geen transitievergoeding ontvangt, een verboden onderscheid naar leeftijd op. Hij verzoekt onder verwijzing naar het arrest van Hof Den Bosch de kantonrechter prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad en tevens verzoekt hij de werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding (ruim € 48.000).
In de onderhavige procedure besluit de kantonrechter tot in totaal negen prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Net als Hof Den Bosch wil de Utrechtse rechter weten of de wettelijke regeling in strijd is met de Europese richtlijn inzake gelijke behandeling bij arbeid en beroep en of dit er dan toe leidt dat de kantonrechter deze bepaling buiten toepassing kan laten. Ook wil de kantonrechter net als het hof weten of er een individuele toetsing moet plaatsvinden. De overige vragen betreffen onder meer de criteria voor een dergelijke toetsing en hoe in een dergelijke situatie de transitievergoeding moet worden bepaald.
De partijen kregen tot 14 juli de tijd om zich uit te laten over de voorgestelde vragen.
Bron: Rb. Midden-Nederland, 30-06-2017 (publ. 12-07-2017)

Slechts klein deel zzp’ers verzekerd

Slechts een klein deel van de zzp’ers is verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Van de 873.000 zelfstandigen zonder personeel met een hoofdinkomen uit ondernemerschap betaalde in 2015 bijna 20% premie voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en ruim 10% premie voor een lijfrente. Dit is lager dan in 2014, maar de afname van beide inkomensverzekeringen is kleiner dan in eerdere jaren.

Ook bij zelfstandigen met personeel (zmp’ers) daalde het aandeel met een private inkomensverzekering tijdens de crisisjaren. Het aandeel zmp’ers met een arbeidsongeschiktheidsverzekering stabiliseerde in 2015 en bij de private pensioenverzekering is net als bij zzp’ers de daling afgevlakt. Anders dan werknemers zijn zelfstandigen niet verplicht inkomensverzekeringen af te sluiten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor hun pensioenopbouw en verzekering tegen arbeidsongeschiktheid.
Zelfstandigen met personeel verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid dan zzp’ers (33,5 tegen 19,7%). Ook hebben meer zmp’ers een private pensioenverzekering of lijfrente dan zzp’ers (17,2% tegen 10,4%).Verzekerde zzp’ers droegen in doorsnee 7,0% van hun bruto-ondernemersinkomen af aan aov-premie en zmp’ers 7,3%. Bij de premies lijfrente gaat het om respectievelijk 4,1 en 3,6%. Het doorsnee-inkomen van zmp’ers is met 42,8.000 euro bijna twee keer zo groot als dat van zzp’ers (23,1.000 euro).
Jongere en oudere zzp’ers zijn het minst vaak verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Wel gaat het om kleine groepen: in 2015 was 3% van de zzp’ers jonger dan 25 jaar en 4% 65 jaar of ouder. Ruim de helft van de zzp’ers was 45 tot 65 jaar (52%) en 41% was tussen de 25 en 45 jaar. Van deze leeftijdsgroepen had iets meer dan een vijfde een arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Zzp’ers in de bouw hebben het vaakst een arbeidsongeschiktheidsverzekering (34%). In de landbouw, bosbouw en visserij en financiële dienstverlening had 30% van de zzp’ers een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. In de sector cultuur, recreatie en overige diensten was het aandeel het kleinst, hier betaalde 8,2% van de zzp’ers premie voor zo’n verzekering.
Een belangrijk deel van de pensioenvoorziening van zelfstandigen zit in het ondernemingsvermogen. Als de eigen onderneming wordt verkocht, kan via een lijfrente eenmalig een groot bedrag worden ingelegd voor het pensioen. Zmp’ers hebben met een doorsnee-ondernemingsvermogen van ruim 68.000 euro in dit opzicht aanmerkelijk meer spek op de ribben dan zzp’ers met een doorsnee-ondernemingsvermogen van 18.000 euro.
Bron: CBS 11-07-2017

Inkeerregeling per 1 januari 2018 afgeschaft

Staatssecretaris Wiebes heeft in een brief aan Tweede Kamer laten weten dat hij van plan is de inkeerregeling per 1 januari 2018 af te schaffen. De afschaffing zal worden meegenomen in het Belastingplan 2018.

Momenteel krijgen inkeerders die twee jaar na het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte alsnog een juiste aangifte doen of informatie verschaffen een boete van 120% van de verschuldigde belasting. Er wordt dan geen vergrijpboete opgelegd. Deze regeling wordt nu hoogstwaarschijnlijk op 1 januari 2018 afgeschaft. Dit betekent dat ook mensen die binnen twee jaar na het doen van een onjuiste of onvolledige aangifte alsnog een juiste aangifte doen of informatie verschaffen een boete krijgen ter hoogte van 120% van de verschuldigde belasting. Het alsnog verstrekken van juiste en volledige informatie blijft wel een straf verminderende omstandigheid.
Bron: MvF 12-07-2017

Voor machtiging is echte handtekening vereist

Een adviseur die een machtiging van een cliënt overlegt, dient ervoor zorg te dragen dat de machtiging is ondertekend met een fysieke handtekening. Een digitale handtekening van de cliënt is onvoldoende.

Een adviseur maakt namens zijn cliënt bezwaar tegen door de gemeente in rekening gebrachte leges ad € 7,70. Nadat de gemeente het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, gaat de adviseur namens zijn cliënt in beroep bij de rechtbank. Daar de rechtbank de overgelegde volmacht niet vertrouwd omdat er geen originele maar een digitale handtekening onder staat, roept de rechtbank de cliënt op om op de zitting te verschijnen en daar de volmacht te bevestigen. De cliënt vindt het echter niet nodig om op de zitting te verschijnen.
De rechtbank vraagt zich af of de adviseur wel bevoegd is nu een originele handtekening ontbreekt. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgemaakt dat een digitale handtekening niet voldoende is. Een digitale handtekening is immers gemakkelijk van het ene document naar het andere document te kopiëren. Daarbij komt dat dezelfde digitale handtekening voor alle ingediende stukken is gebruikt. Omdat de overgelegde volmacht niet is voorzien van een originele handtekening kan niet worden vastgesteld of de adviseur gemachtigd is namens de cliënt te handelen. Daar de cliënt het ook niet nodig vond om op de zitting te verschijnen om de machtiging te bevestigen, wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bron: Rb. Oost-Brabant 5-07-2017

Tijdstip afsluiten arbeidscontract bepalend

Om te bepalen of de afstandseis voor toepassing van de 30%-regeling geldt, moet worden gekeken naar het moment waarop de arbeidsovereenkomst is getekend en niet naar het moment waarop de arbeidsovereenkomst ingaat.

Een werknemer die in Duitsland op minder dan 150 km van de Nederlandse grens woont, start op 1 januari 2012 met zijn baan bij een Nederlandse werkgever. Het arbeidscontract is op 22 december 2011 getekend. De werkgever verzoekt om de 30%-regeling te mogen toepassen. Dit verzoek wordt afgewezen omdat per 1 januari 2012 de voorwaarden voor de 30%-regeling zijn gewijzigd en één van deze voorwaarde inhoudt dat de regeling niet geldt als een werknemer in de voorafgaande twee jaar op minder dan 150 km van de Nederlandse grens heeft gewoond. Voor de rechtbank is het de vraag of het verzoek om toepassing van de 30%-regeling moet worden beoordeeld op basis van de voorwaarden die golden tot en met 31 december 2011 omdat het arbeidscontract voor die datum is gesloten of op basis van de voorwaarden per 1 januari 2012 omdat de werknemer op dat moment in dienst treedt. De rechtbank stelt allereerst vast dat de werknemer als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat de regeling gevolgen heeft voor de heffing van loonbelasting bij de werknemer.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat voor de vraag of sprake is van een ‘ingekomen werknemer’ in de zin de 30%-regeling moet worden gekeken naar het moment waarop de arbeidsovereenkomst is gesloten. Ook als het verzoek om toepassing van de 30%-regeling later wordt gedaan en de regelgeving inmiddels is gewijzigd. Op het moment van het sluiten van de arbeidsovereenkomst wordt immers bepaald of de werknemer over een specifieke deskundigheid beschikt. De inspecteur moet opnieuw uitspraak op bezwaar doen.
Bron: Rb. Den Haag 23-06-2017

Fusie mogelijk voor bedrijfstakpensioenfondsen

De ministerraad heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat fusies van verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfondsen eenvoudiger moet maken. Bedrijfstakpensioenfondsen krijgen de ruimte om hun pensioenvermogen na een fusie tijdelijk gescheiden te houden. Nu is dat nog niet mogelijk.

Veel bedrijfstakpensioenfondsen hebben een belang bij schaalvergroting. Hiermee kunnen de uitvoeringkosten omlaag worden gebracht. Nu is fusie niet toegestaan als de dekkingsgraden van de fondsen ten tijde van de fusie te veel verschillen. Het kabinet wil deze hobbel wegnemen door verplichtgestelde bedrijfstakpensioenfonden de mogelijkheid te geven om alvast te fuseren met tijdelijk financieel afgescheiden vermogens . Na de fusie kunnen dan geleidelijk de dekkingsgraden naar elkaar toe worden gebracht. Wel moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan ter bescherming van de deelnemers.
Het wetsvoorstel is voor advies naar de Raad van State. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
Bron: Min SZW 7-07-2017

‘Pakketbezorgers recht op honderdduizenden euro’s nabetaling’

Uit onderzoek van FNV blijkt dat pakketbezorgers tot wel honderden euro’s loon per maand mislopen. In alle onderzochte gevallen werd de cao niet nageleefd. De bond zegt claims te hebben uitstaan bij tientallen onderaannemers van grote opdrachtgevers als PostNL, DPD en GLS.

De vakbond ontving van pakketbezorgers signalen dat zij niet correct betaald krijgen. Hierop besloot Stichting VNB, de cao-waakhond van de FNV in de transportsector, een cao-nalevingscampagne te starten. De uitkomsten zijn volgens de bond schokkend. Zonder uitzondering bleek dat de onderaannemers de cao niet naleven, waardoor pakketbezorgers soms honderden euro’s per maand te weinig ontvangen.
De FNV heeft nu tientallen onderaannemers van grote pakketbedrijven voor honderdduizenden euro’s aan nabetalingen opgelegd. De naheffingen zijn voor hun werknemers en volgen uit het niet naleven van de cao.
Als de onderaannemers niet betalen wil de bond het loon verhalen op de opdrachtgevers. Met de Wet aanpak schijnconstructies is een ketenaansprakelijkheid voor loonbetaling ingevoerd. Per 1 januari 2017 geldt die ketenaansprakelijkheid ook voor de overeenkomst tot het vervoeren van goederen over de weg en de overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen over de weg (expeditieovereenkomst).
Bron: FNV, 11 juli 2017