EU arbitragecommissie ter voorkoming dubbele belastingheffing

De Raad van de Europese Unie heeft op 23 mei overeenstemming bereikt over een ontwerp richtlijn inzake de beslechting van geschillen over dubbele belasting binnen de EU. Volgens het voorstel kan een belastingplichtige een procedure voor onderling overleg inleiden, die de lidstaten ertoe verplicht binnen twee jaar tot een akkoord te komen. Indien de procedure mislukt, gaat een arbitrageprocedure van start om het geschil binnen een bepaalde termijn op te lossen.

De richtlijn voorziet in de instelling van een arbitragecommissie van ‘gerespecteerde onafhankelijke personen’. Die commissie bestaat uit 3 tot 5 onafhankelijke arbiters, waaronder vertegenwoordigers van de betreffende lidstaten, die over een kwestie van dubbele belasting een bindend advies uitbrengen. Overeengekomen is dat de arbiters geen werknemers van belastingadviesbedrijven mogen zijn, of op professionele basis belastingadvies mogen hebben gegeven. Tenzij anders overeengekomen, moet de voorzitter van het panel een rechter zijn. Daarnaast is het mogelijk dat de lidstaten een meer permanente commissie oprichten om geschillen te beslechten.
De verwachting is dat de Raad de richtlijn zal aannemen nadat het Europees Parlement hierover advies heeft uitgebracht. Lidstaten krijgen dan tot en met 30 juni 2019 de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. De richtlijn zal van toepassing zijn op klachten over kwesties die die betrekking hebben op aanslagjaren die op 1 januari 2018 beginnen of later.
Bron: Raad van de EU 23-05-2017

Nieuwe regeldrukwaakhond

Het nieuwe Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) wordt per 1 juni officieel opgericht. De oprichting van het ATR was eerder al aangekondigd, maar is nu met de publicatie van het instellingsbesluit in de Staatscourant geformaliseerd.

Wie in het ATR gaan plaatsnemen is nog niet bekend. De ministers Kamp van Economische Zaken en Plasterk van Binnenlandse Zaken schrijven in de toelichting dat het college zo zal worden samengesteld dat er een goede mix is van bestuurlijke ervaring, relevante kennis en ervaring met de regeldruk zoals die door de doelgroepen wordt ervaren.
De opvolger van de huidige regeldrukwaakhond Actal gaat adviseren over de regeldrukgevolgen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, zo blijkt uit het instellingsbesluit. Daartoe ontvangt het ATR de conceptstukken. Ook kan het college op verzoek de Tweede Kamer bijstaan bij initiatiefwetgeving of amendementen. Ministers kunnen de hulp van het ATR inschakelen ‘bij het voorbereiden van wet- en regelgeving ondersteunen bij het in kaart brengen en analyseren van mogelijke regeldrukgevolgen’.
Het ATR kan ook lagere overheden op verzoek adviseren over regeldruk. Dit was een van de wensen van de Tweede Kamer. Ook ‘signalen uit de samenleving’ en ‘knelpunten in beleidsregels en overige regels’ kunnen aanleiding zijn om advies uit te brengen voor de nieuwe organisatie.
Bron: SCOnline 30-05-2017

Horizontaal toezicht op de schop?

De nieuwe directeur-generaal bij de Belastingdienst, Jaap Uijlenbroek, zou in een interne brief aan de medewerkers van de dienst hebben aangegeven dat het horizontaal toezicht zoals we dat nu kennen op de schop moet.

In de brief die in handen is van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, FD en Trouw, schrijft Uijlenbroek dat het ‘horizontaal toezicht’, waarin de Belastingdienst de aangiften van vertrouwde bedrijven nauwelijks meer controleert, moet worden gemoderniseerd. ‘Nederland moet zich aansluiten bij internationale ontwikkelingen op dit gebied’. De brief lijkt een breuk met het beleid dat tot dusver door de politieke en ambtelijke leiding van de fiscus werd gehuldigd. Wiebes noemde bijvoorbeeld horizontaal toezicht een sterkte van ons belastingstelsel.
Vanuit de medewerkers van de fiscus en ook daarbuiten is er echter al langer kritiek op hoe horizontaal toezicht wordt toegepast. Volgens de inspecteurs kan de fiscus nauwelijks meer toezicht houden, wordt teveel vertrouwd op het bedrijfsleven en is het systeem ‘naïef en onverantwoord’. Volgens critici is nu vaak onduidelijk wanneer een bedrijf het vertrouwen van de Belastingdienst verliest. De criteria hiervoor zijn onduidelijk.
Uijlenbroek gaat in zijn brief ook in op de cultuur binnen de Belastingdienst. Volgens de directeur-generaal is er een kloof tussen het management en de werkvloer. Hij roept medewerkers op meer met elkaar in gesprek te gaan. Ook wil hij dat er beter onderzoek komt naar de vraag of de Belastingdienst effectief met zijn geld omgaat. En hij wil beter onderzoeken of bedrijven en particulieren zich aan de wet houden.
Bron: Investico 27-05-2017

Betaaltermijnen aan banden

Op 7 maart 2017 stemde de Eerste Kamer in met het initiatiefwetsvoorstel Wet uiterste betaaltermijn van zestig dagen voor grote ondernemingen. De wet is onlangs gepubliceerd en zal in werking treden op 1 juli 2017.

Het wetsvoorstel is destijds ingediend door de Tweede Kamerleden Mulder (VVD) en Vos (PvdA). Het wetsvoorstel is een verdere uitwerking van de Europese richtlijn late betalingen (richtlijn 2011/7/EU) en maakt gebruik van de mogelijkheid die de Richtlijn biedt om op nationaal niveau de wet aan te scherpen. Deze mogelijkheid staat beschreven in artikel 12 lid 3 van de richtlijn.
In een overeenkomst tussen een grote onderneming en een mkb-onderneming of zelfstandig ondernemer, waarbij de grote partij de rol van afnemer vervult en de kleine partij de rol van leverancier of dienstverlener, mag volgens het wetsvoorstel geen langere betaaltermijn dan 60 dagen worden overeengekomen. Overeenkomsten waarbij grote bedrijven alsnog besluiten betaaltermijnen langer dan 60 dagen af te sluiten, worden nietig verklaard, de betaaltermijn wordt in dat geval van rechtswege omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de afnemer de factuur pas na 30 dagen betalen, dan is van rechtswege wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.
Bron: Eerste Kamer

Slechte financiële situatie: geen boete

Rechtbank Noord-Holland matigt de boeten van een belastingplichtige vanwege de slechte financiële situatie ook al heeft belastingplichtige onjuist en onvolledig aangifte gedaan en is er daardoor te weinig belasting geheven.

Een verhuurder van woningen, die tevens handelaar in tweedehands auto’s is, heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 een aangifte IB ingediend. In de aangiften zijn geen inkomsten wegens verhuur van woningen en verkoop van auto’s opgenomen. Tijdens de jaren 2006 tot en met 2010 blijkt voor de verhuur van onroerend goed en voor verkoop van auto’s geen administratie te zijn bijgehouden. Daarom worden naar aanleiding van een boekenonderzoek navorderingsaanslagen IB met boetes (van in totaal zo’n € 145.000) opgelegd.
Omdat de verhuurder geen administraties heeft bijgehouden en ook niet op een andere manier heeft aangetoond dat de opgelegde navorderingsaanslagen onjuist zijn, worden de navorderingsaanslagen gehandhaafd. De door de inspecteur gemaakte schattingen zijn redelijk. De door de verhuurder aangevoerde kosten voor zowel de verhuur als de verkoop van auto’s laat de rechtbank buiten beschouwing om deze niet zijn onderbouwd. De verhuurder heeft zijn ib-aangiften opzettelijk onjuist en onvolledig gedaan, waardoor de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld en er te weinig belasting is geheven. De rechtbank vindt, evenals de inspecteur, dat de boetes, gezien de financiële situatie van de verhuurder, moeten worden gematigd tot nihil. Onder gegeven omstandigheden is dit passend en geboden.
Bron: Rb. Noord-Holland 4-05-2017

Afschaffing precariobelasting

De wet waarmee de precariobelasting op ondergrondse leidingen wordt afgeschaft, treedt op 1 juli aanstaande in werking. Dat blijkt uit een publicatie in het Staatsblad. Gemeenten krijgen vijf jaar de tijd om de maatregel door te voeren.

Door de wet moet er een einde komen aan heffingen op de ondergrondse infrastructuur van nutsbedrijven, die steeds meer gemeenten gebruikten als inkomstenbron. De totale opbrengst steeg van 66 miljoen euro in 2010 tot 195 miljoen in 2016. Voor burgers gaat het vaak om voor hen onzichtbare heffingen.
Gemeenten die op 10 februari 2016 in hun belastingverordening een tarief hadden voor nutsnetwerken, mogen uiterlijk tot 1 januari 2022 nog precariobelasting op nutsnetwerken heffen. Onder de overgangsregeling kan een gemeente maximaal het tarief in rekening brengen dat op 10 februari 2016 gold.
Bron: SCOnline 23-05-2017

Wet DBA: wel varianten, geen duidelijkheid

Een ambtelijke commissie heeft een rapport opgesteld met tien varianten voor de Wet DBA. De bewindslieden Asscher en Wiebes hebben het rapport op 22 mei naar de Kamer gestuurd. Hoe het verder gaat met de Wet DBA en welke varianten zullen worden gevolgd is aan het volgende kabinet.

Aanleiding voor het onderzoek van de ambtelijke commissie was het eindrapport van de commissie Boot. De ambtelijke commissie heeft naar aanleiding van de aanbevelingen van die commissie onderzocht hoe de criteria ‘vrije vervanging’ en ‘gezagsverhouding’ beter kunnen aansluiten bij het huidige maatschappelijk beeld van een arbeidsrelatie. Het resultaat is een lijvig rapport waarin tien varianten worden geschetst. Vier varianten kunnen snel worden toegevoegd, met als meest eenvoudige doorgaan en vanaf 2018 handhaven, voor zes andere is meer tijd nodig omdat ze een wetswijziging vergen.
Hoe het verder gaat met de Wet DBA blijft ook na dit rapport onduidelijk. Het volgende kabinet zal hierover moeten beslissen. De ambtelijke commissie geeft aan dat geen van de door hen geschetste varianten alle problemen met de Wet DBA direct zal oplossen. Wel achten de opstellers van het rapport het van belang dat het handhavingsmoratorium zo snel mogelijk wordt beëindigd en er helderheid komt.
Bron: Min SZW 22-05-2017

Met ingang van 1 juli geldt het minimumloon voor volwassen voor werknemer vanaf 22 jaar. Ook worden de staffels voor jongeren van 18 tot en met 21 jaar iets verhoogd. Deze wijzigingen komen voor uit de wet Verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon en aanpassing van minimumloon bij stukloon en bij meerwerk (Stb 2017, 24).
Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2017:

per maand: € 1.565,40;
per week: € 361,25;
per dag: € 72,25.

Bron: Min SZW 15-05-2017(Stcrt 2017, 28138)

Ex-bestuurder aansprakelijk voor loonheffingschuld bv

Is men bestuurder af, dan is het zaak dit ook zo snel mogelijk in het Handelsregister te laten registreren. Wacht men hier te lang mee, dan loopt men het risico aansprakelijk te worden gesteld voor de belastingschulden van de bv waar men voorheen bestuurder was.

Een man was tot 1 juli 2013 via een stichting middelijk bestuurder van een bv. Een uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 4 september 2013 vermeldt echter dat hij op die datum nog bestuurder is van de stichting. Een uittreksel van het Handelsregister van 20 november 2014 vermeldt dat hij met ingang van 1 juli 2013 uit functie is en dat op 29 oktober 2013 in het Handelsregister is geregistreerd dat met ingang van 1 juli 2013 een andere persoon bestuurder van de stichting is. De ontvanger stuurt op 18 september 2013 een beschikking aansprakelijkstelling voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffing (tijdvakken februari – juni 2013). De man gaat in bezwaar en stelt dat hij niet meer verantwoordelijk is voor de bv omdat deze per 30 juni 2013 is overgedragen aan een nieuwe eigenaar en dat er na 31 januari 2013 geen personeel meer werkzaam was bij de bv. Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of hij terecht aansprakelijk is gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen van de bv. Hof Amsterdam overweegt dat het aan de man is om aannemelijk te maken dat er per 1 februari 2013 geen inhoudingsplicht meer bestond en dat de aanvankelijk gedane loonaangiften onjuist waren, omdat de onderneming en/of het personeel van de bv per genoemde datum aan een andere bv is overgedragen. Het hof oordeelt dat de man niet geslaagd is in dit bewijs. Aangezien vaststaat dat de man volgens gegevens van Handelsregister op 4 september 2013 bestuurder was van de bv en dat die registratie op 29 oktober 2013 is gewijzigd, brengt een redelijke bewijslastverdeling mee dat de man bewijs levert van zijn stelling dat een ander hem per 1 juli 2013 als bestuurder is opgevolgd. De notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders van de bv van 20 juni 2013 en het uittreksel van het Handelsregister van 20 november 2014 acht het hof daartoe onder de gegeven omstandigheden onvoldoende. Deze stukken verklaren niet waarom de man op 4 september 2013 nog als bestuurder van de stichting stond ingeschreven. Het hof beschouwt hem daarom als bestuurder van de bv toen de verschuldigde loonheffingen betaald hadden moeten worden, dan wel dat hij melding had moeten doen van betalingsonmacht. Het hof oordeelt dat er sprake was van betalingsonmacht en dat daarvan geen mededeling is gedaan.
Bron: Hof Amsterdam 7-03-2017

Gehandicaptenzorg: bonden in de clinch

Aan de vooravond van de laatste onderhandelingsronde voor de cao Gehandicaptenzorg is er onenigheid ontstaan tussen de bonen FNV Zorg en Welzijn, FBZ en NU ’91 enerzijds en CNV Zorg & Welzijn. Tot dan trokken de bonden gezamenlijk op, maar voor de laatste onderhandelingsronde kwam CNV Zorg & Welzijn met een eigen inzet, waarop de andere bonden de onderhandelingen hebben verlaten.

CNV Zorg & Welzijn wil met haar inzet aansluiten bij de visie zoals die door alle sociale partners in 2015 is vastgelegd: volwassen arbeidsverhoudingen, zeggenschap voor de professional en ruimte voor maatwerkoplossingen. Volgens CNV Zorg & Welzijn is het niet te begrijpen dat de andere bonden nu niet aansluiten bij deze onlangs nog gezamenlijk ondertekende visie. De bond is diep teleurgesteld over het feit dat de overige bonden (FNV Zorg en Welzijn, FBZ en NU ’91) dit niet aan de onderhandelingstafel willen bespreken en het cao-overleg hebben gestaakt.
Volgens de andere bonden heeft de CNV-bond met haar opstelling afstand genomen van de tot dan gevolgde lijn door enkel afspraken te willen maken over het loon en de terugbetaling van de onregelmatigheidstoeslag (ORT). De drie andere vakbonden willen echter op centraal niveau ook afspraken maken over werktijden, werkdruk en vergoedingen.
NU’91, FBZ en de FNV hebben VGN laten weten te willen doorpraten, maar daar is de werkgeversorganisatie nog niet op ingegaan. Volgens VGN willen de drie bonden echter hun gezamenlijke voorstel niet bespreken in aanwezigheid van CNV Zorg en Welzijn. VGN meldt een voorkeur te hebben voor een cao met alle bonden en wil daarom niet ingaan op deze eis van de drie bonden. Op 23 mei staat een nieuw overleg gepland.
Bron: CNV Connectief, 19 mei 2017; FNV, 19 mei 2017; VGN, 19 mei 2017