PostNL stopt met een zogenoemde schijnconstructie bij het postsorteerdepot in Kolham. Bij het depot trad het gemeentelijk re-integratiebedrijf BWRI op als subcontractor.
BWRI had de leiding over het depot waardoor de cao van PostNL niet hoeft worden toegepast. De sorteerders kregen het minimumloon en ook zijn er werknemers geweest die in het kader van een werkstage te werk waren gesteld.
Vanaf 30 april stopt PostNL met deze constructie. De werknemers komen niet in dienst van PostNL maar worden ingehuurd via een uitzendbureau. Wel zal voor hen dan de cao van PostNL moeten worden toegepast.
Vakbond FNV maakt zich sterk voor een compensatie van de sorteerders. PostNL, BWRI en payroller 365 Werk worden aansprakelijk gesteld voor een paar ton achterstallig loon. Als de bond binnen twee weken geen reactie ontvangt, stappen ze naar de rechter.
Bron: FNV 28-03-2018

Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een hoofdlijnennotitie Loondispensatie Participatiewet naar de Kamer gestuurd. Het betreft een uitwerking van het voornemen uit het regeerakkoord om het instrument van loonkostensubsidie te vervangen door loondispensatie, zoals dat nu al in de Wajong wordt toegepast.
Doel van de loondispensatie is het voor werkgevers aantrekkelijker maken om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. In de hoofdlijnennotitie van de regeling worden de uitgangspunten geformuleerd. Zo moet het werk lonen. Dit betekent dat mensen met een arbeidsbeperking die met loondispensatie aan de slag gaan vanuit de uitkering een aanvulling krijgen tot op minimumloonniveau. Ook moet doorgroei en uitstroom niet worden belemmerd. Voor werkgevers moet het makkelijk worden mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen door het hanteren van een eenduidig ondersteunend instrumentarium dat zowel door UWV als gemeenten wordt gehanteerd.
In tegenstelling tot een loonkostensubsidie betaalt bij loondispensatie een werkgever een loon conform de productiviteit van de werknemer (loonwaarde). Hij kan dus een loon onder het minimumloon betalen waarbij de werknemer zo nodig een aanvullende uitkering krijgt van UWV of gemeente. In de Wajong gebeurt dit al. In 2016 werkten ruim 17.000 Wajongers met loondispensatie. De voorgestelde loondispensatie wordt zo vormgegeven dat een werknemer die met loondispensatie gaat werken er altijd in inkomen op vooruit gaat (tot het volledige minimumloon bij een voltijds baan). Ook ten opzichte van de huidige regeling van een loonkostensubsidie zou een werknemer er op vooruit gaan. Doordat het looninkomen van een werknemer met loondispensatie doorgaans onder de franchise van de pensioenregeling ligt, zal er geen aanvullend pensioen worden opgebouwd. Voor de werknemersverzekeringen geldt dat werknemers met loondispensatie hiervoor gewoon verzekerd zijn en de werkgever hiervoor over een loon premies moet afdragen.
Ook voor niet-uitkeringsgerechtigden komt het instrument van loondispensatie beschikbaar. Zij zullen echter geen aanvulling op een loon ontvangen.
Bron: Min SZW 27-03-2018

Tijdens de schorsing van een kenteken mag geen gebruik worden gemaakt van de openbare weg. Voor de Apk-keuring wordt een uitzondering gemaakt mits met bescheiden kan worden aangetoond dat er een afspraak is gemaakt voor die keuring.
De eigenaar van een auto ontvangt een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting met boete omdat hij op 16 maart 2017 gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Het kenteken van die auto is van 8 november 2016 tot en met 25 juli 2017 geschorst. Volgens de eigenaar is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd omdat hij op 16 maart 2017 gebruik maakte van de weg om een Apk-keuring te laten uitvoeren. Omdat de auto werd afgekeurd, beschikt hij niet over keuringsrapport van het RDW. Wel kan hij een bon overleggen waaruit blijkt dat de auto op 16 maart 2017 naar de garage is geweest. De inspecteur stelt echter dat altijd een keuringsrapport door de RDW wordt afgegeven, ook als de auto wordt afgekeurd.
Van de rechtbank moet de eigenaar aan de hand van stukken bewijzen dat hij een afspraak heeft gemaakt om op 16 maart 2017 een Apk-keuring te laten uitvoeren en hij dus gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. De wettelijke vrijstellingsbepaling moet namelijk strikt worden uitgelegd. Een Apk-keuringsrapport is daarvoor niet noodzakelijk, het bewijs kan ook op een andere manier worden geleverd. Uit de overgelegde bon blijkt niet dat vooraf duidelijk was dat de auto de bewuste dag Apk zou worden gekeurd. Ook is duidelijk geworden dat de eigenaar geen afspraak heeft gemaakt bij de garage maar de auto daar zonder afspraak heeft laten brengen. De eigenaar is er dan ook niet geslaagd de Apk-keuring te bewijzen. De naheffingsaanslag blijft in stand. Wel gaat de verzuimboete van tafel.
Bron: Rb. Noord-Nederland 13-03-2018

Naar aanleiding van Kamervragen van Roald van der Linde en Helma Lodders van de VVD, heeft staatsecretaris Snel van Financiën toegezegd pensioenopbouw voor zwangere zelfstandigen mogelijk te zullen maken in de tweede pijler.
De beide Kamerleden hadden vragen gesteld aan de bewindsman naar aanleiding van het bericht dat zwangere huisartsen en andere vrijberoepsbeoefenaren te maken krijgen met een verminderde pensioenopbouw als gevolg van zwangerschap. Ook de Pensioenfederatie had eerder al aandacht gevraagd voor dit probleem in haar magazine voor stakeholders naar aanleiding van praktijkervaringen van haar leden. De verminderde pensioenopbouw komt drie jaar na de zwangerschap tot uiting, omdat voor de fiscale facilitering van beroepspensioenregelingen wordt gekeken naar het derde kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende dienstjaar.
Op dit moment kunnen vrouwelijke zelfstandigen alleen terecht in de derde pijler gedurende de periode dat zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof zijn. De staatssecretaris geeft aan met een wijziging van de regelgeving te zullen komen waardoor zwangerschap- en bevallingsverlof fiscaal geen gevolgen meer hoeft te hebben voor de pensioenopbouw in een beroeps- of bedrijfstakpensioenregeling. Hiervoor is aanpassing van lagere regelgeving nodig. De wijziging zal worden meegenomen in het eindejaarsbesluit 2018.
Bron: Pensioenfederatie 21-03-2018; TK 2017-2018, aanh.nr. 1505

De Belastingdienst wisselt met steeds meer landen gegevens uit. Hierdoor wordt het voor zwartspaarders steeds lastiger om aan het oog van de fiscus te ontsnappen.
In de aanpak van zwartspaarders is de automatische uitwisseling van financiële gegevens van groot belang. De Belastingdienst wisselt met steeds meer landen gegevens uit. Sinds 2016 ontvangt de Belastingdienst ook automatisch gegevens over financiële producten van financiële instellingen uit Luxemburg. Dit is een direct gevolg van de CRS (Common Reporting Standard) die de EU met richtlijn 2014/107/EU heeft ingevoerd. In Nederland is die richtlijn geïmplementeerd in de WIB (Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen).
Zwitserland gaat over het jaar 2017 ook automatisch gegevens uitwisselen. De eerste levering vanuit Luxemburg heeft inmiddels al plaatsgevonden. Dit betreft gegevens over het kalenderjaar 2016. De gegevens over het jaar 2017 worden op of omstreeks 1 oktober 2018 verwacht. Deze levering betreft dan naast Luxemburg en Zwitserland ook andere landen. De gegevens die geleverd worden betreffen onder andere: spaarproducten, effectenrekeningen, kapitaalverzekeringen en levensverzekeringen. Naast rente en dividend worden ook saldigegevens meegeleverd.
In een Kamerbrief kondigt staatssecretaris Snel aan dat Nederland zal doorgaan met de reeks aanvullende maatregelen tegen belastingontduiking. De vrijwaring van vergrijpboeten voor inkeerders is inmiddels afgeschaft. Deze maatregelen, die zien op de actualiteit en op de toekomst, laten onverlet dat de Belastingdienst de komende jaren actief bezig blijft met het traceren en alsnog belasten van zwarte vermogens uit het verleden.
Bron: MvF 23-03-2018

In de laatste vijf jaar is een groter deel van de werkende bevolking vanuit huis gaan werken. Het aantal nam toe met meer dan 300.000. De stijging was het grootst bij vrouwen.
In 2017 werkten ruim 3 miljoen Nederlanders gewoonlijk of incidenteel thuis. Dat is bijna 37% van alle werkenden. In 2013 was dat nog ruim 34%. Mannen werken vaker thuis dan vrouwen, maar dit verschil is in de afgelopen jaren wel kleiner geworden. In 2017 werkte 38% van de mannen thuis en 35% van de vrouwen. In 2013 was dat respectievelijk 37% en bijna 32%.
Bij vrouwen zorgden vooral degenen die gewoonlijk thuiswerken voor de stijging. Dit is de groep die doorgaans in of vanuit de eigen woning werkt. Daartegenover staan de incidentele thuiswerkers, degenen die op een ander adres werken dan hun huisadres, maar ook weleens – al dan niet op een vaste dag – thuis. Deze groep is onder vrouwen ook licht gegroeid. Bij mannen nam het aandeel dat incidenteel thuiswerkt tussen 2013 en 2017 iets toe en bleef het aandeel dat gewoonlijk thuiswerkt vrijwel gelijk.
Gewoonlijk thuiswerken komt naar verhouding vaak voor onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Bovendien nam vooral bij zzp’ers het aandeel vrouwen toe dat gewoonlijk thuiswerkt: van 48% in 2013 naar 56% in 2017. Daarnaast werkte in 2017 ook van de vrouwen met een vaste arbeidsrelatie in loondienst een groter deel zowel gewoonlijk (9%) als incidenteel thuis (28%). In 2013 was dat respectievelijk 6 en 25%.
Uitgesplitst naar beroepsklasse was de groep thuiswerkers naar verhouding het grootst bij vrouwen met een creatief of taalkundig beroep, namelijk 71%. Ook bij vrouwen in managers- (70%) of ICT-beroepen (68%) was dit aandeel groot. Onder mannen was het aandeel thuiswerkers het grootst bij de ICT- (69%) en pedagogische beroepen (68%).
Bron: CBS 24-03-2018

In een kabinetsreactie op de evaluatie van de werkkostenregeling geeft staatssecretaris Snel van Financiën aan kleine aanpassingen op de werkkostenregeling te overwegen. Wel geeft hij aan dat werkgevers vooral gebaat zijn bij rust rond de werkkostenregeling.
In opdracht van het ministerie van Financiën heeft Panteia de werkkostenregeling geëvalueerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de met de werkkostenregeling beoogde administratieve lastenverlichting niet is gerealiseerd. Zowel werkgevers, intermediairs en Belastingdienst geven aan dat er geen sprake is geweest van een lastenverlichting ten opzicht van de oude regeling. En waar er wel sprake is geweest van een verandering, betreft het eerder een verzwaring. Een kanttekening is wel dat met name kleine werkgevers (tot vijf werknemers) nauwelijks of geen lastenverzwaring hebben ondervonden, daar bij hen veelal zowel de salarisadministratie als de financiële administratie is uitbesteed. Een en ander speelde dus buiten hun blikveld af.
Invoering van WKR heeft wel tot hernieuwde bewustwording geleid bij werkgevers over verstrekkingen die zij doen aan hun werknemers. 14% van de werkgevers heeft veranderingen doorgevoerd in de vergoedingen en verstrekkingen. Bij de bedrijven met 250 werknemers en meer is dat de helft. Veelal betrof dit een inperking van of een verschuiving in de vergoedingen en verstrekkingen. Slechts bij een kleine minderheid heeft de WKR geleid tot meer vergoedingen en verstrekkingen.
De complexiteit van de nieuwe regeling wordt door intermediairs en medewerkers van de Belastingdienst als een knelpunt genoemd. Volgens intermediairs was de WKR in essentie een goed idee, maar door de vele aanpassingen en nuances is het weer complexer geworden.
In een reactie geeft het kabinet aan weinig te zien in aanpassingen als uitbreiding van gerichte vrijstellingen. Dergelijke aanpassingen zullen de regeling complexer maken en vanwege de gewenste budgettaire neutraliteit ook leiden tot een verlaging van de forfaitaire ruimte. Wel overweegt het kabinet aanpassingen op enkele concrete punten, zoals niet meer aanwijzen van vergoedingen en verstrekkingen waarvoor een gerichte vrijstelling geldt, vaststellen van het loonvoordeel uit maaltijden door middel van een steekproef, herinvoering van een normrente voor personeelsleningen en een verduidelijking in het Handboek Loonheffingen over eigen bijdragen in relatie tot het noodzakelijkheidscriterium.
De staatssecretaris wil met het bedrijfsleven in overleg treden om na te gaan voor welke aanpassingen draagvlak bestaat.
Bron: MvF 23-03-2018

De partijen bij de cao Afbouw zijn tot een principeakkoord voor de nieuwe cao gekomen. Deze cao zal ook van toepassing zijn op werknemers die nu nog onder de cao Natuursteen vallen. Per 1 januari 2018 zal deze cao namelijk worden geïntegreerd in de nieuwe cao Afbouw.
De nieuwe cao heeft een looptijd van 1 januari 2018 tot eind december 2019. Gedurende die looptijd krijgen de werknemers driemaal een loonsverhoging. Per 1 januari van dit jaar een loonsverhoging van 3%, maar verdienen ze meer dan het garantieloon, dan bedraagt de verhoging over dat meerdere slechts 1%. Volgend jaar volgt er dan nog tweemaal een verhoging van 1,5%: per 1 januari en per 1 mei.
Verder zijn er in de cao een reeks afspraken gemaakt, waaronder over de 80-90-100 regeling (ingang twee jaar later), eerder stoppen met werken, verruiming van het dagvenster, onwerkbaar weer, uitzendwerk.
Bron: FNV Bouw, 19-03-2018

Evofenedex en Transport en Logistiek Nederland (TLN) pleiten voor een landelijke uniformering van de regels voor milieuzones in steden. Anders dreigt er een lappendeken aan regels voor de toegang van vracht- en bestelauto’s tot binnensteden, zo waarschuwen ze.
Aanleiding voor hun pleidooi is de aankondiging dat Maastricht en Delft met eigen regels komen voor de milieuzones in hun binnensteden. Voor Maastricht gaat het om het verplicht stellen van een milieusticker en in Delft betreft het de invoering van een jaarlijkse heffing voor vrachtauto’s van meer dan 3500 kilo.
Het is echter voor bedrijven niet haalbaar om op de hoogte te zijn van de regels wanneer die in iedere stad verschillend zijn, aldus de organisaties op hun websites. Zij wijzen erop dat eerder tussen ministeries, gemeenten, ondernemers en de transportsector landelijke afspraken zijn gemaakt over het invoeren van milieuzones die een convenant zijn vastgelegd. Ook doen evofenedex en TLN mee aan afspraken in de Green Deal zero emissie stadsdistributie. Het is hun streven dat in 2025 binnensteden zonder uitlaatgassen te bevoorraden, zo schrijven de organisaties. ‘
Bron: SCOnline 19-03-2018

Volgens de Hoge Raad geldt voor de heffing over verzwegen omzet die op een buitenlandse rekening is gestald de verlengde navorderingstermijn niet. De inkomsten zijn namelijk niet in het buitenland opgekomen.
Voor verzwegen in het buitenlands vermogen en inkomsten die in het buitenland zijn opgekomen geldt er een verlengde navorderingstermijn. Maar hoe zit het dan met verzwegen Nederlandse omzet die in het buitenland op een bankrekening wordt gezet?
Een echtpaar met een ijssalon stortte in 2005 een bedrag van € 60.000 in contanten op een Luxemburgse rekening. In 2014 maakte het echtpaar gebruik van de inkeerregeling en biechtte de buitenlandse spaarrekening op. De Belastingdienst legde vervolgens met betrekking tot 2005 navorderingsaanslagen op ter zake van inkomen uit sparen en beleggen (box 3) en inkomen uit werk en woning (box 1) voor de verzwegen omzet.
Hof Den Haag had in deze zaak geoordeeld dat de verlengde navorderingstermijn niet van toepassing was voor de verzwegen omzet. Het bedrag van de storting vond haar oorsprong uitsluitend in Nederland (de omzet van de ijssalon). Dat het naderhand in het buitenland is gestort is onvoldoende om die inkomsten onder de verlengde navorderingstermijn te laten vallen. De Hoge Raad volgt dit oordeel van het hof. De winstbestanddelen hadden geen aanknopingspunt met een ander land dan Nederland. In dat geval kan dan niet gesteld worden dat ze zijn opgekomen in het buitenland. En dat wordt ook niet anders als ze naderhand buiten het zicht van de fiscus op een buitenlandse rekening worden gestort. De staatssecretaris deed nog een beroep op een eerder arrest van de Hoge Raad uit 2004, maar anders dan in de huidige zaak betrof het daar inkomsten voor in Nederland verrichte activiteiten die rechtstreeks werden uitbetaald op een buitenlandse rekening.
HR 16-03-2018