Vergissing van één euro geen reden voor proceskostenvergoeding

Omdat de rechtbank een vergissing heeft gemaakt bij het vaststellen van het te vergoeden griffierecht, wordt het beroep van een automobilist gehonoreerd. Het toekennen van een vergoeding van kosten voor rechtsbijstand om een vergissing van € 1 ongedaan te maken, vindt het hof niet redelijk.

Een automobilist tekent bij de rechtbank beroep aan omdat het hij niet eens is met zijn naheffingsaanslag parkeerbelasting. De rechtbank verklaart zijn beroep gegrond en bepaalt dat de gemeente het griffierecht moet vergoeden. De door de rechtbank aangegeven vergoeding voor het griffierecht bedraagt echter één euro minder dan het door de automobilist betaalde bedrag. Reden voor de automobilist om beroep aan te tekenen.
Hof Amsterdam is het met de automobilist eens dat de rechtbank griffierecht verkeerd heeft vastgesteld en dat dit moet worden gecorrigeerd. De gegrondverklaring van het beroep is echter geen reden om een proceskostenvergoeding aan de automobilist toe te kennen. De kennelijke en evidente vergissing van €1 van de rechtbank is een absoluut en relatief zeer gering bedrag. Het kosten maken voor en inroepen van beroepsmatige rechtsbijstand is in zo’n geval niet redelijk. Wel wordt het voor het hoger beroep betaalde griffierecht vergoed.
De hoogte van de door de automobilist ter discussie gestelde proceskostenvergoeding blijft in stand. Volgens het hof heeft de rechtbank het gewicht van de zaak conform de maatstaf vastgesteld.
Bron: Hof Amsterdam 18-01-2018

Werken aan toekomstbestendig pensioenstelsel blijft noodzakelijk

Hoewel de pensioenfondsen er beter voor staan, waarschuwen de ondernemingsorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland dat het systeem nog steeds kwetsbaar en afhankelijk is van de financiële markten. Volgens de ondernemingsorganisaties blijft de noodzaak om aan een meer toekomstbestendig pensioenstelsel te werken recht overeind.

Een van de zaken voor een toekomstigbestendig pensioenstelsel is volgens de ondernemersorganisaties langer doorwerken. Maar er moet ook meer gebeuren. Ook moet de premie-inleg eerlijker worden zodat er een einde komt aan de herverdeling van jonge naar oudere deelnemers. Wel kunnen risico’s nog steeds collectief worden gedeeld, aldus de VNO-NCW en MKB-Nederland.
Daarnaast maken veranderingen in de samenleving en arbeidsmarkt dat modernisering nodig is om draagvlak te behouden: men is individualistischer geworden, werknemers wisselen vaker van baan en willen zelf keuzes maken. Beide ontwikkelingen, financieel en maatschappelijk, maken aanpassing noodzakelijk. Het tijdelijk verhogen van de rekenrente, zoals FNV en 50-Plus voorstaan, is volgens de ondernemersorganisaties geen goede oplossing.
Bron: VNO-NCW 25-01-2018

Verstrekking aandelen doorstaat gebruikelijkheidstoets niet

Volgens Hof Amsterdam doorstaat de verstrekking van een aandelenpakket aan enkele werknemers de gebruikelijkheidstoets van de werkkostenregeling niet. Rechtbank Noord-Holland had in eerste instantie geoordeeld dat de inspecteur niet had aangetoond dat de verstrekking van de aandelen ‘in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is’.

Een werkgever kent in het kader van een aandelenplan om niet aandelen toe aan haar werknemers. In de jaren vóór 2012 heeft de werkgever deze om niet toegekende aandelen regulier bij de werknemers verloond, waarbij de netto waarde van de aandelen is gebruteerd tegen 108,3%. Vanaf 2012 past de werkgever de werkkostenregeling toe. De aandelen wijst de werkgever sindsdien aan als eindheffingsbestanddeel. Omdat de vrije ruimte wordt overschreden geeft de werkgever over december 2012 een bedrag aan als eindheffing (op basis van een tarief van 80%). De Belastingdienst accepteert de aanwijzing van de aandelen als eindheffingsbestanddeel niet en legt over 2012 en 2013 naheffingsaanslagen loonheffing op met toepassing van het gebruteerde tabeltarief van 108,3%. De inspecteur vermindert de naheffingsaanslagen door een bedrag van € 2.400 per werknemer per jaar te accepteren als eindheffingsloon. Vraag is of de werkkostenregeling van toepassing is.
Op basis van de wetsgeschiedenis gaat de werkkostenregeling er volgens het hof van uit dat alle vergoedingen en verstrekkingen, ook die naar algemene maatschappelijke opvattingen niet als beloningsvoordeel worden ervaren, tot het loon behoren. Van daaruit zijn kosten gericht vrijgesteld of kan de werkgever ze aanwijzen als werkkosten. De werkkostenregeling is niet bedoeld om verruiming te creëren ten opzichte van de voor 2011 vrijgestelde vergoedingen en verstrekkingen. De regeling moet ook niet zo worden uitgelegd dat zij ruimte biedt voor oneigenlijk gebruik op die manier dat vergoedingen en verstrekkingen zonder zakelijk of gemengd karakter onder de werkkostenregeling kunnen worden gebracht. Het hof oordeelt dat de aandelen de gebruikelijkheidstoets niet kunnen doorstaan. Het gaat om een toekenning om niet van een in aantal en waarde omvangrijk pakket aandelen. Er is sprake van een aanzienlijk voordeel: de gedeeltelijke vrijstelling en het tarief van 80% tegenover het tabeltarief van 108,3%. De tariefsarbitrage geeft oneigenlijk gebruik aan. Het hof oordeelt daarnaast dat de doelmatigheidstoets van € 2.400, die de Belastingdienst toepast, in lijn is met de uitgangspunten van de gebruikelijkheidstoets. Deze begrenzing van € 2.400 is ook uitdrukkelijk als aanknopingspunt genoemd in de wetsgeschiedenis. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Bron: Hof Amsterdam 25-01-2018

Technologie inzetten voor vergroten arbeidsparticipatie

Meer mensen met een beperking kunnen aan de slag als huidige en toekomstige technologische mogelijkheden beter worden benut. Dit blijkt uit onderzoek dat met subsidie van UWV is uitgevoerd.

De ontwikkeling van nieuwe technologische toepassingen richt zich over het algemeen op toepassingen in de gezondheidszorg. In twee verschillende onderzoeken is nu gekeken of en hoe technologie kan bijdragen aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een fysieke of licht verstandelijke beperking.
In een onderzoek dat werd uitgevoerd door het Athena Instituut van de VU zijn vier scenario’s uitgewerkt om kansrijke technologische toepassingen in te zetten voor mensen met een licht verstandelijke beperking. De scenario’s laten zien hoe de toepassing van serious gaming, augmented reality, een activiteitentracker en omgevingssensoren deze werknemers bij hun werk kan ondersteunen.
Uit een ander onderzoek, uitgevoerd door Technopolis en SEOR, zijn acht veelbelovende technologische voorzieningen naar voren gekomen die kansen bieden voor het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking. Het gaat om (sociale) robotassistenten, digitale assistenten, telepresence robots, (gemotoriseerde) exoskeletten, autopersonalisatie van computers, tools voor live ondertiteling en vertaling, spraakgestuurde apparaten en gepersonaliseerde producten.
De resultaten van de twee onderzoeken werden op donderdagmiddag 25 januari jl. gepresenteerd tijdens een symposium in Amersfoort. Tijdens het symposium wordt een speciale coalitie voor technologie en inclusie gelanceerd. De coalitie, waarin onder meer hoogleraar arbeidsmarkt Ton Wilthagen zitting neemt, gaat het onderwerp aanjagen, monitoren en barrières wegnemen. Andere deelnemers zijn ontwikkelaars, werkgevers, gebruikers en beleidsmakers. Samen zullen zij de komende jaren actief initiatieven stimuleren die de inclusieve arbeidsmarkt dichterbij brengen door middel van technologie.
Bron: UWV 25-01-2018

Weinig enthousiasme voor opdrachtgeversverklaring

Tijdens een hoorzitting met vakbonden, werkgevers en zzp-organisaties, georganiseerd door de ministeries van Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken, is weinig enthousiasme gebleken voor de kabinetsplannen met de Wet DBA. Met name de zogenoemde opdrachtgeversverklaring waarmee uitsluitsel moet worden verkregen over de positie van een ingehuurde zelfstandige kreeg geen warm onthaal.

Het kabinet onderscheidt in het regeerakkoord drie soorten zzp’ers: aan de ‘onderkant’ zzp’ers met een laag tarief. Gaan zij voor langere duur een overeenkomst aan of verrichten ze werkzaamheden die tot de reguliere bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgever behoren, dan wordt er uitgegaan van een dienstbetrekking. Aan de ‘bovenkant’ (uurtarief boven € 75) komt er de mogelijkheid van opting-out indien er sprake is van werkzaamheden die niet tot de reguliere bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgever behoren of indien er sprake is van een kortdurende overeenkomst. Voor de restgroep – met volgens schatting 800.000 zelfstandigen het merendeel van de zzp’ers – moet een opdrachtgeversverklaring uitsluitsel geven over de fiscale kwalificatie van de arbeidsrelatie. Hiervoor wordt een webmodule gelanceerd die de opdrachtgever online moet invullen.
Tijdens de hoorzitting bleek er weinig vertrouwen te zijn in die oplossing. Gevreesd werd dat zo’n webmodule een bureaucratisch, ondoorzichtig instrument zal zijn, dat bovendien door de opdrachtgever bij iedere opdracht weer moet worden ingevuld. En of het wat verandert aan de fiscale en arbeidsrechtelijke onzekerheid is maar de vraag.
Onder andere door ZZP Nederland werd er op gewezen dat de problemen zich met name voordoen aan de onderkant van de markt, waarom niet een oplossing die zich daar op richt? Door meerdere aanwezigen werd ook gewezen op de weinig succesvolle eerdere poging om een webmodule in te voeren met de Wet BGL.
Volgens minister Koolmees is een toets voor de middencategorie zelfstandigen noodzakelijk: ‘We moeten zekerheid hebben over de vraag wie een echte ondernemer is en wie niet. De fiscale consequenties zijn groot, en de gevolgen voor onze collectieve voorzieningen zijn drastisch.’
Om de positie van de zelfstandige ondernemer duidelijk af te bakenen is volgens het kabinet ook een modernisering van het arbeidsrecht nodig. Dit kan niet zonder een voorafgaande fundamentele discussie volgens de minister. Voor die veranderingen wordt daarom een horizon van 2020 aangehouden.
Bron: FD 25-01-2018

ET-regeling kon met terugwerkende kracht

In de loop van het kalenderjaar voert een uitzendbureau – met terugwerkende kracht tot en met januari – een regeling in voor de vergoeding van huisvestingskosten van haar buitenlandse werknemers. Voortaan worden die kosten als extraterritoriale kosten vanuit het brutoloon vergoed. De inspecteur is het er niet mee eens en legt naheffingsaanslagen op. Volgens Hof Den Bosch kon de regeling echter met terugwerkende kracht worden ingevoerd.

Een uitzendbureau verzorgt de huisvesting van haar uit het buitenland afkomstige werknemers. Tot 1 januari betaalden de werknemers daarvoor een vergoeding uit het nettoloon. Met ingang van 2008 is dit – na afronding van de onderhandelingen tussen de betrokken cao-partijen – gewijzigd: een vergoedingsregeling is ingevoerd waarbij de huisvestingskosten als extraterritoriale kosten vanuit het brutoloon worden vergoed. Ter compensatie van de verlaging van de grondslagen voor pensioenopbouw en sociale zekerheidsrechten hierdoor wordt het brutoloon met 19% gecompenseerd. Feitelijk is de nieuwe regeling pas in oktober 2008 geïmplementeerd, doordat de salarissoftware van het uitzendbureau niet eerder was aangepast. Alle loonstroken van de betrokken werknemers zijn in 2008 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2008 aangepast en opnieuw aan de desbetreffende werknemers uitgereikt. Volgens de inspecteur kon het door de werknemers genoten loon niet met terugwerkende kracht worden gewijzigd en hij legt een naheffingsaanslag van voor een bedrag van € 136.519 op.
Volgens Hof Den Bosch is de ET-regeling feitelijk van toepassing vanaf 1 januari 2008. Weliswaar is de regeling niet geheel volgens de daarvoor geldende regels per 1 januari 2008 geïmplementeerd, maar het voert volgens het hof te ver om de inlevering van een deel van het brutoloon te negeren voor de heffing van de loonbelasting. De ET-regeling had volgens hof in de periode januari 2008 tot en met september 2008 realiteitswaarde. Ook de Inspecteur heeft die realiteitswaarde in wezen niet bestreden: met terugwerkende kracht tot 1 juli 2008 heeft hij de regeling wel geaccordeerd. Ook uit een opmerking van de staatssecretaris in een besluit van 22 augustus 2007 – ‘Ik merk op, dat de beoordeling van een vrije vergoeding in beginsel per kalenderjaar plaatsvindt’ – in samenhang met hetgeen in de Wet op de loonbelasting inzake het corrigeren van eerdere aangiften door middel van correctieberichten is opgenomen, maakt het hof op dat het uitzendbureau de ET-regeling ook in de eerste helft van het jaar mocht toepassen.
Bron: Hof Den Bosch 14-12-2017

Druk, druk, druk

Doordat de gemachtigde het te druk heeft, lukt het niet om een afspraak te maken voor een hoorzitting. Als vervolgens de gemachtigde de heffingsambtenaar in gebreke stelt wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, doet deze binnen twee weken uitspraak zonder de belanghebbende te horen. Een schending van de hoorplicht, aldus de belanghebbende en zijn gemachtigde. Hof Den Haag ziet dit echter anders.

De belanghebbende in deze zaak krijgt van de gemeente Den Haag een aanslag parkeerbelasting opgelegd van € 61,70. In de procedure die daarop volgt geeft de gemachtigde aan dat hij namens zijn cliënt gehoord wil worden. Op 4 oktober 2016 krijgt hij een uitnodiging voor de hoorzitting op 25 oktober, met het verzoek voor 18 oktober de uitnodiging schriftelijk te bevestigen. De gemachtigde stuurt geen bevestiging en verschijnt niet op de hoorzitting, maar mailt op 26 oktober dat hij tot de 26e met verlof in het buitenland was en daarom niet kon reageren. Hij verzoekt om een nieuwe hoorzitting. De heffingsambtenaar vraagt hem daarop per mail wanneer dat dan schikt. De gemachtigde mailt terug dat hij binnenkort zal reageren, want druk, druk, druk… ‘Ik ben niet al te veel aanwezig in verband met vele zittingen van cliënten maar u kunt mij t.a.t. proberen te bellen. Per mail een afspraak maken is ook mogelijk.’ De heffingsambtenaar heeft vervolgens een aantal malen vergeefs contact gezocht.
Ruim twee maanden later, 2 januari 2017, volgt dan een brief waarin de gemachtigde de heffingsambtenaar in gebreke stelt vanwege het uitblijven van een tijdige beslissing en het verzoek binnen twee weken een beslissing te nemen. Die beslissing komt er, echter zonder dat daar nog een hoorzitting aan vooraf gaat. Hier gaan de gemachtigde in beroep. De rechtbank oordeelt dat met de ingebrekestelling van 2 januari 2017 de heffingsambtenaar ervan mocht uitgaan dat de belanghebbende geen behoefte meer had aan een hoorzitting. Ook in hoger beroep komt het hof niet tot een ander oordeel. Ernaar gevraagd geeft de gemachtigde aan ook zelf geen concrete voorstellen te hebben gedaan voor een hoorzitting. Volgens het hof kon de heffingsambtenaar, mede gezien de handelwijze van de gemachtigde, dan ook geen ander conclusie trekken dan dat men in feite niet wilde worden gehoord.
Bron: Hof Den Haag 19-12-2017 (publ.24-01-2018)

Ondernemersorganisaties: stel handhaving nieuwe privacywet jaar uit

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) moet de nieuwe privacywet na invoering op 25 mei aanstaande niet direct handhaven, maar haar capaciteit juist inzetten op voorlichting en ondersteuning van (mkb-)bedrijven. Dat schrijven MKB-Nederland en VNO-NCW in een brief aan de Tweede Kamer over de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG).

Volgens de ondernemersorganisaties is de nieuwe privacywetgeving complex en ingrijpend, veel kleine bedrijven zijn nog onvoldoende op de hoogte en er is nog te veel onduidelijkheid over de concrete toepassing van de wet. De ondernemersorganisaties pleiten daarom voor gefaseerd toezicht, opdat de wetgeving uiteindelijk breed en zorgvuldig kan worden geïmplementeerd.
In hun brief aan de Kamer vragen de ondernemersorganisaties ook om een wettelijke grondslag voor het uitwisselen van informatie over fraudeurs tussen sectoren. Ondernemers verliezen jaarlijks miljarden euro’s als gevolg van verschillende soorten fraude en willen in navolging van de succesvolle aanpak in Engeland ook informatie over wangedrag en fraudeurs onderling kunnen uitwisselen. De Autoriteit Persoonsgegevens staat dat echter niet toe; dat mag alleen binnen een sector.
Ook wijzen de ondernemers op innovatie die in toenemende mate data-driven is. Voorkomen moet worden dat privacy de kansen van de informatiemaatschappij onnodig blokkeert. Daar moet de AP volgens hen oog voor hebben en naar handelen.
De ondernemers wijzen er ook op dat de huidige privacywetgeving soms op gespannen voet staat met de uitvoering van sociale wetgeving, zoals de re-integratie van zieke werknemers waarbij persoonlijke gegevens moeten worden verwerkt. De afgelopen jaren heeft de AP de ruimte om dat te doen steeds verder beperkt waardoor ondernemers in de knel komen. Ze willen daarom dat in de wet concreter wordt aangegeven welke gegevens ondernemers mogen verwerken om hun taken op gebied van veiligheid- en gezondheidsbeleid goed te kunnen uitvoeren.
Bron: MKB Nederland, 17-01-2018

Uitbetaling lage-inkomensvoordeel mogelijk later

Het Bureau ICT-toetsing (BIT) constateert dat de voorbereiding op de Wet tegemoetkomingen loondomein door diverse oorzaken vertraging heeft ondervonden. Volgens minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is dit echter geen aanleiding om de invoering van het loonkostenvoordeel een jaar uit te stellen. Wel wordt mogelijk de afwikkeling van de LIV dit jaar iets vertraagd.

Het BIT constateert dat de computersysteem dat de Belastingdienst en UWV nodig hebben voor de uitvoering van de wet nog niet af is. Volgens het BIT moet er nog veel in korte tijd gebeuren om werkgevers daadwerkelijk in september het lage-inkomensvoordeel (LIV) te kunnen uitbetalen. Het BIT adviseert daarom de loonkostenvoordelen, het tweede onderdeel van de Wet tegemoetkomingen loondomein dat dit jaar in werking is getreden en in de plaats treedt van de premiekortingen, uit te stellen.
Volgens de minister kan van uitstel echter geen sprake zijn. Allereerst is het onderdeel LIV al vorig jaar ingegaan. De loonkostenvoordelen (LKV) en Jeugd-LIV zijn per 1 januari van dit jaar in werking getreden en een eerste uitbetaling voor die regelingen vindt in september volgend jaar plaats. Uitstel van de LKV biedt daarom volgens de minister geen soelaas voor de invoering van het LIV, waarvan de eerste uitbetaling september dit jaar moet plaatsvinden. Ook is uitstel van het LKV niet nodig omdat volgens de minister de uitvoeringsinstanties nog een heel jaar de tijd hebben om een en ander op orde te krijgen. Ook kán het LKV niet worden uitgesteld, omdat de premiekortingen al zijn afgeschaft. Uitstel zou betekenen dat werkgevers over 2018 geen LKV kunnen aanvragen, maar ook geen premiekortingen kunnen krijgen.
Als alternatief voor uitstel kiest de minister voor de oplossing om de voorlopige berekening en de beschikking van het LIV met maximaal twee maanden uit te stellen, mocht dit om uitvoeringstechnische redenen nodig zijn.
Bron: Min SZW 15-01-2018

In 2017 aanzienlijk minder werklozen dan in 2016

Het aantal 15- tot 75-jarigen met betaald werk lag in 2017 gemiddeld 176.000 hoger dan in 2016. Tegenover de stijging van het aantal werkenden in het afgelopen jaar stond een daling van het aantal werklozen. Over heel 2017 waren er gemiddeld 101.000 werklozen minder dan in 2016. In december kwam het aantal werklozen uit op 395.000. Het aantal WW-uitkeringen daalde in december naar 330.000.

2017 is het derde jaar op rij waarin het aantal werkenden hoger ligt dan in het jaar ervoor. De gemiddelde toename was ook groter dan in 2015 en 2016. Waar het aantal mensen met betaald werk al drie jaar hoger is dan een jaar eerder, is het aantal werklozen al drie jaar op rij lager dan het jaar ervoor. Ook de gemiddelde afname van het aantal werklozen was in 2017 sterker dan in 2015 en 2016.
In december 2017 kwam het aantal mensen met betaald werk uit op bijna 8,7 miljoen. In de afgelopen drie maanden nam hun aantal toe met gemiddeld 9.000 per maand. Bijna 4,3 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk in december. Onder hen waren 395.000 mensen die aangaven recent naar werk te hebben gezocht en daarvoor ook direct beschikbaar te zijn. Zij zijn volgens de ILO-definitie werkloos. Gemiddeld nam hun aantal in de laatste drie maanden af met 9.000 per maand.
De rest van deze groep niet-werkenden, bijna 3,9 miljoen, bestond uit mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Hun aantal is met gemiddeld 7.000 per maand toegenomen.
Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. De werkloosheid daalt al sinds begin 2014. In december waren er nog 395.000 werklozen, oftewel 4,4% van de beroepsbevolking. Een maand eerder bedroeg het werkloosheidspercentage eveneens 4,4. In december 2008 – aan het begin van de crisis – was dit 3,7%.
Het aantal lopende WW-uitkeringen daalde in december 2017 verder naar 330.000. Ten opzichte van een jaar geleden, december 2016, is het aantal WW-uitkeringen met 82.000 (- 20%) afgenomen. Deze afname is zowel bij mannen als bij vrouwen en in alle leeftijdsgroepen zichtbaar.
Het aantal uitkeringen is in de gezondheidszorg met 16.000 afgenomen en bij de uitzendbedrijven met 13.000 ten opzichte van eind 2016. De relatieve daling is het grootst bij het bouwbedrijf (- 45%). Ook in alle beroepsrichtingen daalt het aantal WW-uitkeringen.
In 2017 verstrekte het UWV 390.000 nieuwe uitkeringen. Dat is een daling van ruim 20% ten opzichte van 2016. Bij mannen en vrouwen en in alle leeftijdsgroepen en beroepsrichtingen is een daling van het aantal nieuwe uitkeringen te zien ten opzichte van vorig jaar.
Bron: UWV 18-01-2018