Naheffingsaanslagen en boeten geen reden voor anoniem horen

Het feit dat getuigen naar aanleiding van hun verklaring kunnen worden geconfronteerd met naheffingsaanslagen en vergrijpboeten is volgens de Hoge Raad onvoldoende reden om de getuigen anoniem te horen.

Een belastingplichtige heeft de rechters van Hof Den Haag verzocht om een aantal getuigen anoniem te horen. Zij is bang dat de inspecteur anders naheffingsaanslagen en boeten aan de getuigen gaat opleggen. Volgens de Hoge Raad moeten op basis van art. 8:60 lid 3 Awb bij de uitnodiging voor de zitting de namen van de op die zitting te horen getuigen zoveel mogelijk worden meegedeeld. De rechter moet bij het begin van het verhoor de getuige naar zijn naam vragen en beide partijen moeten de gelegenheid krijgen aanwezig te zijn bij het getuigenverhoor. Zoveel mogelijk in art. 8:60 Awb wil niet zeggen dat de naam van de getuige aan één partij niet kan worden medegedeeld als de rechter die naam wel kent.
Volgens de Hoge Raad moet het aan de wetgever worden overgelaten om regels te geven voor het horen van anonieme getuigen. De Hoge Raad verwijst naar de regeling die in het Wetboek van Strafvordering (art. 226a e.v.) is uitgewerkt. Binnen de in Nederland geldende regels zou de mogelijkheid om getuigen anoniem te horen sterk zijn begrensd. Het horen van een anonieme getuigen leidt voor een partij die de identiteit van de getuige niet kent tot een aanzienlijke beperking van de mogelijkheden om de geloofwaardigheid van die getuige ter discussie te stellen. Behoorlijk procesrecht brengt mee dat een zodanige beperking alleen toelaatbaar is als zij strikt noodzakelijk is. Volgens de regeling in het strafrecht is het horen van anonieme getuigen alleen mogelijk als, vanwege de verklaring van de getuige, voor het leven, de gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het gezinsleven of het sociaal-economische bestaan van die getuige of een andere persoon moet worden gevreesd. Het geconfronteerd kunnen worden met naheffingsaanslagen en vergrijpboeten is dan ook onvoldoende om getuigen anoniem te horen.
Bron: HR 24-11-2017

Scholingsgeld blijft liggen

Veel geld dat voor scholing van werknemers beschikbaar is blijft onbenut. De reserves van de cao-fondsen nemen toe en ook van het Europese subsidiefonds ESF blijft een groot deel van de middelen staan.

Sinds het begin van dit decennium zijn de reserves van de zogeheten cao-fondsen, die de opleiding en ontwikkeling van werknemers financieel mogelijk maken, met zeker 50 miljoen euro toegenomen, tot meer dan 400 miljoen, blijkt uit onderzoek van De Telegraaf. Ook van het Europese subsidiefonds ESF blijft de helft onbenut. Volgens het Agentschap SZW is dat aanzienlijk meer dan verwacht. Het geld dat wel voor opleidingen wordt gebruikt, gaat in het leeuwendeel van de gevallen naar mensen die beter willen worden in hun huidige werk, in plaats dat het besteed wordt aan om- en bijscholing dat soms meer gewenst is.
Volgens deskundigen is er een omslag in het denken nodig: werknemers moeten op tijd aan scholing beginnen, anders diskwalificeren ze zichzelf voor de arbeidsmarkt.
Bron: De Telegraaf, 25 november 2017

Waardeoverdracht klein pensioen stap verder

De Tweede Kamer heeft op 21 november ingestemd met het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen.

Het wetsvoorstel maakt het straks mogelijk voor pensioenuitvoerders om pensioenpotjes van meer dan € 2 en minder dan € 468 per jaar automatisch toe te voegen aan de pensioenpot waar iemand op dit moment actief pensioen opbouwt. Daarmee groeit zijn totale pensioenspaarpot en wordt de uiteindelijke uitkering hoger.
Tot 1 januari 2019 kunnen mensen er nog voor kiezen om het hele kleine pensioen over te dragen en kunnen pensioenfondsen deze lage bedragen nog afkopen. Vanaf 1 januari 2019 mogen pensioenuitvoerders hele kleine pensioenpotjes van minder dan € 2 laten vervallen. Dit heeft te maken met de hoge administratiekosten die in geen enkele verhouding staan tot de waarde van zo’n heel klein pensioen. Die kosten moeten worden opgebracht door de overige deelnemers en de werkgevers. Deze heel kleine bedragen vervallen aan het collectief. Van dergelijke zeer kleine pensioenpotjes zijn er op dit moment meer dan 200.000.
Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. De beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is 1 januari 2018.
Bron: Min SZW 21-11-2017

Zieke werknemer recht op volledige uitbetaling vakantie-uren

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 november 2017 geoordeeld dat niet-genoten vakantie-uren bij ontslag moeten worden vergoed naar 100% van het loon, ook al is de werknemer ziek en ontving hij daarom slechts 70% van dat loon. Ook een WAO-uitkering mag niet op de vergoeding van vakantie-uren bij ontslag in mindering worden gebracht.

De uitspraak betreft een werknemer met een gedeeltelijke WAO-uitkering. Vanaf het tweede ziektejaar hoefde de werkgever nog maar 70 procent van het loon te betalen. De WAO-uitkering werd daarop in mindering gebracht.
In dat tweede ziektejaar ging de werkgever echter failliet en de werknemer verloor daardoor zijn baan. UWV nam de betalingsverplichtingen over, maar keerde slechts 70 procent van het salaris uit voor niet-opgenomen vakantie-uren. Bovendien werd de WAO-uitkering ook op deze uren in mindering gebracht. De werknemer ging tegen die beslissing in bezwaar en beroep.
De Centrale Raad van Beroep stelt de werknemer in het gelijk. De werkgever zou bij het einde van het dienstverband op grond van Europese regels gehouden zijn geweest om 100% van het loon te betalen over de niet opgenomen vakantie-uren, ook al was de werknemer ziek. Daarom was het UWV daar na een faillissement ook toe verplicht. Ook de WAO-uitkering mocht niet worden gekort op de door het UWV te vergoeden vakantie-uren.
Bron: CRvB 22-11-2017

Verkeerd beeld van werkstress

Managers hebben een verkeerd beeld over werkstress bij hun werknemers. 40 procent van het hoger management is in de veronderstelling dat hun medewerkers nauwelijks stress ervaren. 58 procent denkt dat de stress wordt veroorzaakt door teveel taken.

Volgens professor Willem van Rhenen, lid van de Raad van Bestuur bij Arbo Unie, is dit juist de grootste misvatting. Werkstress is een gevolg van te weinig steun, te weinig verantwoordelijkheid, te weinig positieve energie. Arbo Unie pleit voor herkenning van de juiste oorzaken van werkstress om adequate hulp te kunnen bieden en aan preventie te werken.
Onderzoeksbureau GfK deed in opdracht van Arbo Unie onderzoek naar de werkstress onder hogere management en hun kijk op de werkstress bij hun medewerkers. Het onderzoek is uitgevoerd onder 475 managers en directeuren die werkzaam zijn in alle sectoren.
Gemiddeld vindt 75 procent van de ondervraagde managers en directeuren zichzelf zeer stressbestendig. Tegelijkertijd geeft 35 procent aan zelf doorgaans veel stress te ervaren en te verwachten dat dit nog zal toenemen.
Volgens Jan van den Hoogen, Arbeids- en Organisatieadviseur bij Arbo Unie, moeten de oorzaken van werkstress goed worden beoordeeld om de juiste hulp te kunnen bieden en werkstress te voorkomen: ligt de oorzaak in te veel taken of in te weinig steun van een leidinggevende? Uit het onderzoek blijkt dat het gebrek aan steun ook bij managers de belangrijkste oorzaak van stress is.
Het advies aan managers is om bij signalen van werkstress bij de eigen werknemers vooral niet zichzelf als vertrekpunt te hanteren als het om werkmoraal gaat, maar zich te verplaatsen in de positie van de medewerker en te kijken naar de werkelijke klachten, in plaats van een signaal weg te zetten als onnodig geklaag. Ook een gezonde reflectie op het eigen functioneren kan hieraan bijdragen. Vaak worden externe oorzaken buiten het team gezocht voor het ontstaan van werkstress. In de praktijk blijkt vaak vooral de stijl van leidinggeven mede oorzaak van de werkstress bij medewerkers.
Bron: Gfk 13-11-2017

Beconnummer geen kwaliteitslabel

Volgens staatssecretaris Snel van Financiën is een beconnummer slechts bedoeld als registratienummer voor een belastingconsulent of administratiekantoor en zegt dit niets over de betrouwbaarheid of deskundigheid van belastingconsulenten.

Aanleiding voor deze reactie is een uitzending van het consumentenprogramma Kassa waarin websites voor het aanvragen van toeslagen aan de kaak werden gesteld. Tweede Kamerlid Nijboer (PvdA) wilde daarop van de staatssecretaris weten of het voor het aanvragen van een beconnummer voldoende was als men zich laat inschrijven bij de Kamer van Koophandel en of dit iets zegt over de betrouwbaarheid of deskundigheid van de belastingconsulent.
Behalve dat men zich als belastingconsulent moet laten inschrijven, dient de belastingconsulent btw-ondernemer te zijn. Voor het doen van belastingaangifte en het aanvragen van toeslagen hoeft een belastingconsulent niet te beschikken over een machtiging van de belastingplichtige. Voor Serviceberichten Aanslag, Servicebericht Toeslag en de vooraf ingevulde aangifte moet de belastingconsulent eerst een machtiging van de cliënt laten registreren.
Om verwarring te voorkomen zal op de website van de Belastingdienst en in de brief waarmee het beconnummer wordt verstrekt, worden verduidelijkt dat het hier slechts om een registratienummer gaat.
De staatssecretaris vindt het niet nodig dat een belastingconsulent een minimumniveau van kwaliteit en betrouwbaarheid aannemelijk maakt, deskundigheid aantoont of een Verklaring Omtrent het Gedrag overlegt, voordat een beconnummer wordt verstrekt.
Het ligt niet op de weg van de Belastingdienst om kwaliteitskenmerken te verstrekken.
Bron: TK 2017-2018, beantwoording Kamervraag 2017Z14359

Alleen in betreffende jaar betaalde lijfrentepremie aftrekbaar

Een man vergeet een aantal jaren zijn betaalde lijfrentepremies in aftrek te brengen en corrigeert dit bij de IB-aangifte over een later jaar. De inspecteur beperkt de aftrek tot alleen de in dat jaar betaalde lijfrentepremies. De man gaat vergeefs in bezwaar en beroep. Wel verleent de inspecteur over voorgaande jaren ambtshalve vermindering.

En man heeft in 2007 een lijfrenteverzekering gesloten. Hij betaalt jaarlijks € 600 aan lijfrentepremies. Bij het invullen van zijn aangifte IB/PVV 2010 was hem gebleken dat hij de drie voorgaande jaren geen rekening had gehouden met de aftrek van de betaalde lijfrentepremies. Dit was voor hem aanleiding om behalve de in 2010 betaalde lijfrentepremies ook die met betrekking tot de jaren 2007 t/m 2009 in aanmerking te nemen. In totaal trok hij € 2 400 af. De inspecteur heeft maar een aftrek van € 600 geaccepteerd. Volgens de man is dit ten onrechte. Hij klaagt ook over de wijze waarop de inspecteur hem behandeld heeft. De inspecteur zou onwaarheden hebben verkondigd om hem te laten afzien van bezwaar. Hof Arnhem-Leeuwarden buigt zich uiteindelijk over deze kwestie.
Het hof overweegt allereerst dat hij niet kan oordelen over invordering of klachten over de bejegening van belastingplichtigen door de Belastingdienst. Voor zover de stellingen van de man geen betrekking hebben op de hoogte van de aanslag, behandelt het hof deze dus niet. Voor wat betreft het standpunt van de man dat de in de jaren voor 2010 betaalde lijfrentepremies bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2010 in aanmerking zouden moeten komen, overweegt het hof dat op grond van artikel 3.130 lid 1 Wet IB 2001 premies voor lijfrenten voor aftrek in aanmerking komen op het tijdstip waarop deze zijn betaald of verrekend, voor zover de verrekening niet leidt tot een schuldig gebleven bedrag. De man heeft in 2010 aan lijfrentepremies een bedrag van € 600 betaald. De inspecteur heeft volgens het hof terecht alleen dat bedrag in aftrek toegestaan. De in eerdere jaren betaalde premies kunnen volgens het hof niet bij de vaststelling van het belastbare inkomen over 2010 in aanmerking worden genomen. Het hoger beroep van de man is dan ook ongegrond. Overigens heeft de inspecteur voor de jaren 2008 en 2009 de aftrek alsnog verleend door de aanslagen van de betreffende jaren ambtshalve te verminderen. Voor het jaar 2007 heeft hij tot slot de man een verklaring verstrekt, waarin is opgenomen dat loonheffing achterwege kan blijven voor zover de termijnen niet hoger zijn dan € 620; dit is het totaal van de betaalde premies voor zover die niet in de inkomstenbelasting aftrekbaar zijn.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 7-11-2017

Verrekening van MRB-schuld met toegezegde proceskostenvergoeding niet toegestaan

Verrekening van MRB-schuld met toegezegde proceskosten- en griffierechtvergoeding is niet toegestaan. Verrekening is niet mogelijk met een belasting die op aangifte moet worden voldaan, zoals de MRB.

De inspecteur diende op grond van een uitspraak van rechtbank Arnhem in 2012 aan een bv het in die procedure betaalde griffierecht van € 310 te vergoeden. In juni 2014 heeft de inspecteur de bv toegezegd € 1.158 te betalen wegens proceskosten, dwangsom en griffierecht als de bv een bepaalde aanhangig gemaakte procedure zou intrekken. De bv heeft deze procedure nadien daadwerkelijk ingetrokken. De hiervoor bedoelde bedragen waren nog niet door de bv ontvangen. In de onderhavige zaak kreeg de bv naheffingsaanslagen MRB en verzuimboeten opgelegd omdat de rekeningen ter zake over de periode augustus 2014 t/m februari 2015 niet werden voldaan. De bv is hiertegen zonder succes in bezwaar en beroep gegaan. In hoger beroep stelt de bv dat de MRB-schuld en de verzuimboeten reeds zijn voldaan door verrekening met de vordering die hij op de inspecteur had en derhalve ten onrechte zijn opgelegd. De inspecteur stelt zich echter op het standpunt dat verrekening in dit geval niet mogelijk is. Hof Arnhem-Leeuwarden buigt zich over deze kwestie en overweegt dat de ontvanger op grond van de Invorderingswet (art. 24 IW 1990) uit te betalen en te innen bedragen met elkaar mag verrekenen. Echter, een belasting die op aangifte moet worden voldaan, zoals de MRB, is volgens het hof geen te innen bedrag in de zin van dat artikel. De ontvanger was daarom niet bevoegd die belasting te verrekenen met een aan de bv uit te betalen bedrag. Bovendien had de bv helemaal niet om verrekening verzocht, maar juist verzocht om uitbetaling van de haar toekomende bedragen. Het standpunt dat de MRB-schuld door verrekening is betaald, faalt dan ook. Het hof oordeelt dat de naheffingsaanslagen en de verzuimboeten terecht zijn opgelegd. Omdat de inspecteur nadat de verzuimboeten waren opgelegd en nadat de rechtbank uitspraak had gedaan, die verzuimboeten heeft verlaagd naar aanleiding van een beleidsbesluit, omdat op die manier beter rekening wordt gehouden met de strafwaardigheid van het niet betalen van de belasting, beslist het hof dat de aanvankelijk opgelegde boeten wel te hoog waren. In zoverre is het hoger beroep van de man gegrond.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 7-11-2017

Verhoging OZB-eigenarenbelasting geen inkomenspolitiek

De aanzienlijke verhoging van de OZB-eigenarenbelasting door de gemeente Nijmegen was volgens Rechtbank Gelderland geen inkomenspolitiek die in strijd is met de wet. Er was geen sprake van een willekeurige of onredelijke belastingheffing.

Een vrouw verhuurde een cafépand in de gemeente Nijmegen. In de periode 2014-2015 waren de tarieven voor de OZB en de rioolheffing voor de eigenaren van niet-woningen aanzienlijk gestegen. De vrouw ging hiertegen in beroep. De gemeente kiest er volgens de vrouw voor om huurders te ontzien en eigenaren zwaarder te belasten. Ze is van mening dat sprake is van een onevenredige belastingstijging, die is bedoeld om het vermeende rechtse rijksbeleid te compenseren. Omdat de onroerende zaak langdurig door haar is verhuurd, heeft zij geen mogelijkheid om de buitensporige kostenstijgingen te verhalen op de huurder. Ze stelt dat de verordeningen niet in stand kunnen blijven gelet op de gehanteerde tarieven en verzoekt de rechtbank tevens om nadeelcompensatie. Er is volgens haar sprake van (verkapte) inkomenspolitiek.
Rechtbank Gelderland overweegt dat het gemeenten in beginsel vrijstaat om in de belastingverordeningen die heffingsmaatstaven op te nemen die het beste passen bij het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing. Het enkele feit dat het door de gemeente Nijmegen gehanteerde tarief hoger was dan in veel andere gemeenten brengt volgens de rechtbank niet mee dat sprake is van strijd met de wettelijke uitgangspunten. De gemeente had de verhoging toegelicht. Zij wenste uitvoeringskosten te besparen door de afvalstoffenheffing en de OZB-gebruikersbelasting af te schaffen en daartegenover de OZB-eigenarenbelasting te verhogen. De gemeente had hierbij volgens de rechtbank aannemelijk gemaakt dat geen sprake was van inkomenspolitiek in strijd van de wet. De rechtbank oordeelde dat geen sprake was van een willekeurige of onredelijke belastingheffing. De OZB-eigenarenbelasting achtte de rechtbank hoog, maar niet buitensporig. De rechtbank concludeert dan ook dat de aanslagen terecht zijn opgelegd en dat er geen grond is voor toewijzing van het verzoek tot nadeelcompensatie. De rechtbank heeft in de laatste beslissing meegenomen dat de vrouw na aftrek van kosten jaarlijks een positief rendement overhield.
Bron: Rb. Gelderland 9-11-2017

Bovengemiddeld aantal nieuwe cao’s

In oktober zijn 37 nieuwe cao’s afgesloten, veel meer dan het normale aantal van 25 voor deze maand. Ook het aantal werknemers waarvoor een nieuwe cao is afgesloten ligt opvallend hoog: 600.000.

Volgens werkgeversorganisatie AWVN valt de versnelling van het cao-overleg te verklaren uit de gunstiger omstandigheden waaronder momenteel wordt onderhandeld. Ook het geleidelijk oplopende jaargemiddelde van de loonafspraken wijst in die richting. Het gemiddelde voor 2017 staat inmiddels op 1,70%. Het maandgemiddelde voor de cao -afspraken in oktober bedraagt 1,94%. Vergelijkbare maandgemiddelden werden voor het laatst behaald in 2011.
Tot dusver zijn in dit cao-seizoen 306 akkoorden afgesloten voor de 465 in 2017 aflopende contracten. Dat is met 66% iets boven het normale percentage in deze tijd van het jaar.
Bron: AWVN 17-11-2017