Eind vorig jaar is de cao-partijen in de Schoonmaak nog gelukt met een principeakkoord voor een nieuwe cao de feestdagen in te gaan. Bonden en werkgevers hebben afspraken gemaakt over een nieuwe cao met een looptijd van 2,5 jaar, met direct in januari een loonsverhoging van 2%.
Gedurende de looptijd van de cao gaan de lonen stapsgewijs in totaal met 7,5% omhoog. In 2019 worden de lonen per 1 januari en per 1 juli verhoogd met respectievelijk 2% en 1%, in 2020 bedragen de loonsverhogingen in januari en juli respectievelijk 1% en 2% en in juni 2021 (een maand voor het aflopen van de cao) volgt dan nog een verhoging van 1,5%. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt voer een stapsgewijze verhoging van de eindejaarsuitkering naar uiteindelijk 4,2% in 2021. Verder zijn afspraken gemaakt over een extra vrije dag op de verjaardag (vanaf 2020), voortzetting van het taalproject, een werkgeversbijdrage aan de scholingsfondsen van de bonden en banen voor statushouders.
De cao-afspraken moeten nog worden goedgekeurd door de achterbannen van de bonden en werkgevers.
Bron: CNV Vakmensen 21-12-2018

Met ingang van 1 januari 2019 kan er over handelsconflicten bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam in de Engelse taal worden geprocedeerd.
Het kabinet wil met de wet inspelen op de behoefte aan Engelstalige geschilbeslechting. Het Engels is het meest gebruikt in de handel en contracten worden steeds vaker in het Engels opgesteld. Daarnaast is belangrijk voor de handelspositie van Nederland als er in internationale handelszaken in de Engelse taal kan worden geprocedeerd.
De nieuwe rechtbank, Netherlands Commercial Court, is ondergebracht bij de rechtbank Amsterdam en voor zaken in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam.
Bron: Staatsblad 2018, 475

Eind vorig jaar heeft de Belastingdienst de derde editie van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2019 gepubliceerd. In deze uitgave zijn de tarieven, bedragen en percentages voor 2019 toegevoegd. Verder zijn enkele onderwerpen aangepast of aangevuld.
De derde editie van de nieuwsbrief bevat de volgende aanvullingen en wijzigingen:

Onderwerp 1 (Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor inwoners van Nederland): in de 3e alinea wordt verwezen voor landen van de landenkring naar onderwerp 2 van de nieuwsbrief.
Onderwerp 1 (Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor inwoners van Nederland): onder ‘Inwoner van Nederland of niet’ is de de 3e alinea aangevuld.
Onderwerp 2 (Meer loonbelastingtabellen): er is een overzicht van de landen van de landenkring toegevoegd.
Onderwerp 2 (Meer loonbelastingtabellen): de ‘belastingverdragen’ zijn aangepast in ‘verdragen’.
Onderwerp 3 (Aangifte loonheffingen: veranderingen en aandachtspunten): bij de belangrijkste veranderingen is de de aanvulling van de code soort inkomstenverhouding 56 toegevoegd en zijn de veranderingen en aandachtspunten ook genummerd.
Onderwerp 3 (Aangifte loonheffingen: veranderingen en aandachtspunten): bij de aandachtspunten is de informatie over het anoniementarief uitgebreid. De informatie over het ontbreken van een adres is niet langer beperkt tot het ontbreken van een buitenlands adres. En er is informatie toegevoegd over het corrigeren van het anoniementarief.
Onderwerp 5 (Auto’s zonder CO2-uitstoot: bijtelling verandert): in de laatste 2 zinnen van de alinea na het 1e voorbeeld, waarin staat om welke auto’s hebt gaat, is ‘auto’s’ veranderd in ‘volledig elektrische auto’s’.
Onderwerp 7 (Loonkostenvoordelen: wijziging voorwaarde recht op uitkering of arbeidsondersteuning): er is een voorbeeld toegevoegd.
Onderwerp 9 (Aanpassing ouderenkorting): de titel is aangepast.

Bron: Belastingdienst 21-12-2018

Een zorgverlener die alleen als zorgverlener voor zijn moeder optrad en verder niet heeft gezocht naar andere opdrachtgevers en daarbij ook geen debiteurenrisico heeft gelopen, is geen ondernemer.
Een man startte op 1 november 2004 met dienstverleningsactiviteiten in de hypotheekbranche. Vanaf 2007 had hij met die activiteiten geen positieve resultaten meer behaald. Wel ontving hij in 2012 als zorgverlener voor zijn moeder inkomsten uit aan haar verstrekt persoonsgebonden budget. Met de fiscus verschilt hij van mening over de vraag of zijn inkomsten uit zijn werkzaamheden als financieel dienstverlener en de zorgverlening aan zijn moeder kwalificeert als winst uit onderneming. Volgens de fiscus is hiervan geen sprake.
Volgens Hof Den Haag heeft de man zijn stelling dat zijn werkzaamheden kwalificeren als winst uit onderneming onvoldoende onderbouwd. De resultaten uit de financiële dienstverlening zijn altijd negatief geweest en de door hem overgelegde stukken en cijfers zijn niet onderbouwd en zijn oncontroleerbaar. Volgens het hof heeft de man dus niet kunnen aantonen dat er een bron van inkomen was. De man had naast zijn moeder geen andere opdrachtgevers voor zorgverlening en had ook niet aannemelijk gemaakt naar andere opdrachtgevers te hebben gezocht. Ook was geen sprake van enig debiteurenrisico. De declaraties van de man uit het PGB van zijn moeder kon de inspecteur ontlenen aan interne informatie bij de Belastingdienst. Voor wat betreft de kosten oordeelt het hof dat de inspecteur deze in redelijkheid kon toerekenen aan de financiële dienstverlening (geen bron van inkomen).
Bron: Hof Den Haag 27-11-2018 (publ. 18-12-2018)

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, MKB Nederland, VNO-NCW, LTO Nederland en het Verbond van Verzekeraars hebben afspraken gemaakt over de loondoorbetaling bij ziekte. Het pakket afspraken omvat een verzekering gericht op kleinere werkgevers, een korting op de premieheffing en afspraken die de onzekerheid bij de RIV-toets na twee jaar ziekte moeten wegnemen.
Per 1 januari 2020 komt er een MKB verzuimontzorgverzekering. De verzekering moet naast dekking van het financiële risico, kleine werkgevers ook ondersteunen bij de verplichtingen en taken rond loondoorbetaling bij ziekte, inclusief een transparant, goed en betaalbaar dienstverleningspakket voor die twee jaar. De verzekering is ‘Poortwachterproof’, waardoor een eventuele loonsanctie (bij het opvolgen van de adviezen van de verzekeraar) niet voor rekening van de werkgever komt. Daarnaast is overeengekomen dat er een tegemoetkoming komt voor de kosten van het tweede loondoorbetalingsjaar. Werkgevers zullen hiervoor met ingang van 2021 een loondoorbetalingskorting krijgen op de premieheffing. De korting kan door kleine werkgevers bijvoorbeeld worden aangewend voor een MKB verzuimontzorgverzekering. Wel is het de bedoeling dat de loondoorbetalingskorting uiterlijk per 2024 wordt vervangen door een gedifferentieerde Aof-premie.
Een derde maatregel is dat het advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de toets op re-integratie-inspanningen (RIV-toets). In 12% van de gevallen waarbij een loonsanctie wordt opgelegd, blijkt de hoofdzaak van de sanctie een verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV te zijn, terwijl werkgever en werknemer zich bij hun re-integratie-inspanningen juist baseren op het oordeel van de bedrijfsarts. Minister Koolmees vindt dat werkgever en werknemer moeten kunnen vertrouwen op het oordeel van de bedrijfsarts. Daarom zal de verzekeringsarts van UWV per 1 januari 2021 niet langer het medisch advies van de bedrijfsarts beoordelen bij de RIV-toets (voor bestaande en nieuwe zieke werknemers. Verder zal de minister met het UWV bekijken hoe de transparantie bij de RIV-toets kan worden vergroot. Ook krijgen werkgever meer grip op het zogenaamde ‘tweede spoor’. Er komt meer ruimte voor experimenten die kunnen leiden tot meer of makkelijkere re-integratie bij een andere werkgever.
Bron: Min SZW 20-12-2018

In het afgelopen decennium heeft de arbeidsparticipatie zich anders ontwikkeld dan in de periode daarvoor. De participatie van ouderen laat een sterke toename zien. Het aantal vrouwen dat werkt stijgt, maar deze stijging vlakt af. En de participatie van jonge mannen daalt. In de vandaag verschenen publicatie ‘Arbeidsparticipatie’ analyseren onderzoekers van het CPB de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie en de factoren die daarbij een rol spelen.
Ouderen zijn in de afgelopen twintig jaar spectaculair meer gaan werken. Dit geldt voor alle opleidingsniveaus, ongeacht migratieachtergrond en huishoudsamenstelling. Vooral in de leeftijdscategorie van 60 tot 65 jaar is het hard gegaan. Twintig jaar geleden werkte nog ongeveer 20% van de mannen in deze leeftijdscategorie, nu is dit opgelopen tot rond de 65%. Hierbij heeft beleid waarschijnlijk een rol gespeeld – zoals het afschaffen van de VUT- en prepensioenregelingen – maar ook de stijging van de opleidingsniveaus en van de (gezonde) levensverwachting. Volgens de onderzoekers van het CPB kan de arbeidsparticipatie van ouderen nog verder groeien, onder meer omdat opeenvolgende generaties steeds hoger opgeleid zijn.
Het sterk stijgende opleidingsniveau gaat ook samen met langer doorstuderen. Daardoor daalt de participatie van jongeren. Vooral jongeren tot 25 jaar volgen steeds vaker onderwijs en zijn minder vaak actief op de arbeidsmarkt.
Het verschil in arbeidsparticipatie tussen vrouwen en mannen is fors kleiner geworden. Vooral de middelbaar en hoger opgeleide moeders met jonge kinderen stoppen niet langer – al dan niet tijdelijk – met werken, maar blijven doorwerken. De participatie van vrouwen met kinderen lijkt nu sterk op die van vrouwen zonder kinderen. Na deze inhaalslag is de groei van het aantal vrouwen dat werkt, afgevlakt. Wel blijft het aantal uren dat zij werken per week groeien.
Jongere mannen werken juist wat minder vaak dan vroeger, vooral de laagopgeleiden en alleenstaanden.
Bron: CPB 20-12-2018

Ondernemers met een eenmanszaak krijgen eind 2019 een nieuw btw-identificatienummer zonder BSN dat zij moeten gebruiken voor hun facturen en vermelding op hun website, de zogenoemde factuurvariant. Voor communicatie tussen belastingplichtige en Belastingdienst inzake btw blijft het op het BSN-gebaseerde btw-nummer in gebruik.
Met deze factuurvariant komt de Belastingdienst tegemoet aan de eis van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), om met een alternatief voor het huidige btw-nummer te komen dat het BSN bevat.
Ondernemers moeten dit nieuwe nummer vanaf 1 januari 2020 verplicht op hun facturen en op hun website vermelden. De Belastingdienst zal dit nummer gebruiken bij de afhandeling van heffing en verrekening van btw bij intracommunautaire transacties en bij andere transacties op basis van EU-regelingen, zoals mini one stop shop (MOSS) en VAT-refund. Ondernemers zullen hun eigen administratie en praktijk hierop moeten aanpassen. Ook leveranciers van administratieve software zullen moeten zorgen dat hun producten met het nieuwe nummer overweg kunnen.
De staatssecretaris liet, naar aanleiding van het onderzoeksrapport van de AP, onderzoeken hoe het gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer beëindigd kon worden. Aanvankelijk leek dat pas mogelijk bij de invoering van een nieuw ICT-systeem bij de Belastingdienst. Uit het onderzoek volgt echter dat de factuurvariant de periode tot dit nieuwe systeem kan overbruggen. Deze factuurvariant wordt op 1 januari 2020 ingevoerd.
De Belastingdienst heeft aangegeven dat deze binnen een termijn van een jaar alle eenmanszaken van een nieuw btw-identificatienummer kan voorzien. Ondernemers hoeven hiervoor niet zelf in actie te komen. Verder heeft de Belastingdienst toegezegd de toekomstige wijzigingen goed te communiceren aan iedereen die geraakt wordt door de implementatie van het nieuwe nummer.
Bron: MvF 19-12-2018

Het Centraal Plan Bureau verwacht dat de Nederlandse economie volgend jaar nog goed draait, maar dat de piek achter de rug is. De krapte op de arbeidsmarkt blijft toenemen. Belangrijkste neerwaartse risico’s voor Nederland zijn het Amerikaanse handelsbeleid, de Brexit en de onrust in het eurogebied.
Het CPB verwacht volgens de decemberraming voor 2019 nog een economische groei van 2,2% (2018: 2,6%). Ook de werkloosheid neemt naar verwachting verder af. Door de krapte op de arbeidsmarkt en de hogere inflatie van 2,4% (2018: 1,6%) loopt de contractloonstijging op. Door de loonkostenstijging, hogere huurprijzen en een verhoging van de indirecte belastingen loopt inflatie op.
Naar verwachting loopt de eurozone groeivertraging op. Vooral door de onzekerheid over het handelsbeleid en de Brexit. Handelsfricties hebben in 2019 ook hun weerslag op de wereldhandel. Na een flinke groei in 2017 zwakt de groei van de relevante wereldhandel af. De aanhoudende dreiging van nieuwe Amerikaanse handelsmaatregelen en tegenmaatregelen kunnen op korte termijn leiden tot onzekerheid bij bedrijven. Ook blijft het risico van een no-deal-Brexit.
Bron: CPB, 19-12-2018

De Eerste Kamer heeft ingestemd met het Pakket Belastingplan 2019, dat uit meerdere wetsvoorstellen bestaat. Een groot deel van de maatregelen in het Pakket Belastingplan 2019 treedt per 1&nbsp:januari 2019 in werking, evenals een aantal maatregelen die al eerder waren afgesproken.
Enkele in het oog springende maatregelen zijn de verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% en de beperking van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld (de zogenoemde ‘Hillen-regeling’). Verder bevat het genoemde pakket een aantal wijzigingen in de vennootschapsbelasting, zoals de gefaseerde verlaging van de eerste tariefschijf, de versobering van de voorwaartse verliesverrekening en de beperking van de afschrijving op gebouwen. Daarnaast dalen de tarieven in de inkomstenbelasting en gaan de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de ouderenkorting omhoog.
De Eerste Kamer heeft daarnaast een aantal moties aangenomen, onder meer over de jaarlijkse indexering van de maximaal onbelaste vrijwilligersvergoeding en over de nieuwe subsidieregeling voor eigenaren van monumentenpanden.
Bron: Eerste Kamer, 18-12-2018

Als een rechtspersoon niet meer bestaat en geen werknemers meer in dienst heeft, is er geen wettelijke basis om deze rechtspersoon te doen herleven als inhoudingsplichtige voor de loonheffing, zo heeft de Hoge Raad geoordeeld.
In deze zaak dreef een tandarts zijn tandartsenpraktijk via een bv. De man genoot in 2013 € 279.740 aan loon. De bv werd in hetzelfde jaar ontbonden, waarna de holding-bv van de tandarts optrad als vereffenaar en geen van de schuldeisers binnen de wettelijke termijn verzocht om heropening van de vereffening. Nadat de bv was ontbonden, wilde de inspecteur over het tijdvak maart 2014 crisisheffing naheffen bij de bv. De bv stelde echter dat de inspecteur van haar geen loonheffing meer kon heffen, omdat zij op het heffingsmoment d.d. 31 maart 2014 geen inhoudingsplichtige meer was. De Hoge Raad was het met de ontbonden bv eens dat er op het inhoudingstijdstip sprake was van een niet bestaande rechtspersoon tot wie geen personen in dienstbetrekking stonden. Daarom ontbrak volgens de Hoge Raad een wettelijke basis om de bv te doen herleven als inhoudingsplichtige voor de crisisheffing voor het jaar 2014.
Bron: Hoge Raad, 14-12-2018