Code goed opdrachtgeverschap

Brancheorganisaties ABU en PZO-ZZP hebben samen een Code Goed Opdrachtgeverschap ontwikkeld. De code is onlangs geïntroduceerd tijdens een bijeenkomst voor zzp-dienstverleners. ABU-leden zijn in veel gevallen opdrachtgever. Het is om die reden dat de ABU hen oproept deze code te gaan gebruiken en verder te ontwikkelen.

De Code Goed Opdrachtgeverschap geeft opdrachtgevers en zelfstandigen een duidelijk kader om op een goede manier met elkaar zaken te doen. ‘Goed voor elkaar’ is daarbij het uitgangspunt. De Code Goed Opdrachtgeverschap is ontwikkeld, omdat het aantal zelfstandigen op de arbeidsmarkt de afgelopen jaren fors is gegroeid. Ook het aantal intermediairs dat zzp’ers bemiddelt is groeiende. Met de Code komt er meer helderheid in de relatie tussen opdrachtgevers en de zelfstandige ondernemers die voor eigen rekening en risico werkzaamheden uitvoeren.
De Code heeft vier uitgangspunten: het realiseren van transparante en duidelijke afspraken, een open en effectieve communicatie, zorgvuldig omgaan met elkaars (zakelijke) belangen en gelijkwaardig ondernemerschap. De Code is m.a.w. een moreel contract dat opdrachtgever en opdrachtnemer met elkaar aangaan. Het heeft geen juridische status.
De gedrags- en kwaliteitsregels die de ABU en PZO-ZZP zelf hanteren voor hun leden blijven naast deze Code van toepassing. Nieuwe partijen kunnen toetreden tot deze Code.
Bron: ABU 6-10-2017

Opleidingsuren tellen mee

De door de dierenarts bestede uren aan opleiding tellen mee voor het urencriterium, zo heeft Hof Arnhem-Leeuwarden beslist. De dierenarts komt bij het meenemen van deze uren in aanmerking voor zelfstandigenaftrek.

Een dierenarts die haar praktijk drijft in de vorm van een eenmanszaak volgde in 2012 de opleidingen veterinaire accupunctuur en veterinaire chiropractie. Volgens haar tellen de aan deze opleidingen bestede uren mee voor het urencriterium. De inspecteur is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de uren niet meetellen omdat sprake is van scholing. Hof Arnhem-Leeuwarden beslist dat de opleidingskosten van de dierenarts bij de bepaling van de winst in aanmerking kunnen worden genomen. Volgens jurisprudentie kunnen de studiekosten die een vrijberoepsbeoefenaar maakt tot de winst van de onderneming worden gerekend voor zover de studie wordt gevolgd om het beroep op het bestaande niveau en in de bestaande omvang te kunnen blijven uitoefenen. Volgens het hof heeft de dierenarts geloofwaardig verklaard dat zij vanaf 2007 de praktische vaardigheden met betrekking tot chiropractie en accupunctuur heeft opgedaan bij een andere dierenarts en daarom bij de start van haar onderneming in april 2012 al beide therapieën kon aanbieden. Hieruit blijkt volgens het hof dat de opleidingskosten niet ertoe hebben gestrekt om de vakbekwaamheid zodanig uit te breiden dat daardoor ook de aard van de diensten van de onderneming van dierenarts uitbreiding heeft ondergaan. Het hof beslist dan ook dat de aan de opleiding bestede uren meetellen voor het urencriterium, waardoor de dierenarts in dit geval recht heeft op de zelfstandigenaftrek.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 19-09-2017

Actiedreiging is de taxisector

De afgelopen weken hebben de vakbonden FNV Taxi en CNV Vakmensen de actiebereidheid gepeild onder hun leden. De uitkomst is dat de achterban bereid is in actie te komen om hun cao-eisen kracht bij te zetten.

De bonden hebben zaterdag 7 oktober de werkgeverspartij bij de cao Taxi, KNV Taxi, een ultimatum gestuurd. De bonden eisen in het ultimatum een cao met een loonsverhoging van 3%. De werkgevers hebben tot 11 oktober 6:00 uur de tijd om de eis van de bonden in te willigen en of weer formeel te gaan onderhandelen. Als de werkgevers niet reageren, volgen er vanaf 11 oktober acties.
Bron: CNV Vakmensen 7-10-2017

Vergoeding voor stagiairs

Stagiairs zouden altijd een stagevergoeding moeten krijgen. Daarvoor pleit de Europese Commissie in een aanbeveling aan de lidstaten. De Commissie wil met een pakket aan maatregelen zorgen voor ‘hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen’.

Brussel stelt zeven voorwaarden vast waaraan een stageovereenkomst moet voldoen. Naast de vergoeding, moet er een schriftelijk contract worden opgesteld, moeten er leerresultaten geboekt kunnen worden en moet er pedagogische ondersteuning zijn. Daarnaast moet de stagiair een vaste werkplek hebben, sociale bescherming krijgen en moet hij gezond en veilig kunnen werken. Ook heeft de commissie een aantal randvoorwaarden opgesteld, zoals loopbaanbegeleiding.
Volgens de Commissie zijn stages van belang voor de arbeidsmarkt. Stagiairs doen ervaring op en vinden daarna makkelijker een baan. ‘Wij willen ervoor zorgen dat jongeren de vaardigheden verwerven die zij nodig hebben om te werken,’ zegt Eurocommissaris Marianne Thyssen in een persbericht.
De lidstaten moeten nog reageren op het voorstel van de Commissie.
Bron: SC Online, 6-10-2017

Cao-lonen licht gestegen

Volgens gegevens van het CBS zijn de cao-lonen in het derde kwartaal van 2017 gestegen met 1,5%, iets meer dan de stijging van de consumentenprijzen (1,4)%. Ondanks dat de economie aantrekt, blijft de ontwikkeling van de cao lonen nog wel iets achter bij de cao-loonontwikkeling van vorig jaar (1,8%).

De hoogste cao-loonstijging dit jaar deed zich voor in de landbouw met 2,2%. Die stijging wordt vooral veroorzaakt door de loonsverhogingen dit jaar in de cao’s Glastuinbouw en Productiegerichte Dierhouderij. In het onderwijs waren de lonen daarentegen 0,2% lager dan een jaar eerder. Vorig jaar kende het onderwijs nog de hoogste loonstijging met 3,9%. Het onderwijs blijft nu achter omdat voor vier grote onderwijs-cao’s nog geen loonsverhoging is afgesproken voor 2017. Ook de verwerking van eenmalige uitkeringen die onderdeel uitmaken van de bijzondere beloningen, speelt een rol. Exclusief deze bijzondere beloningen stijgen de lonen bij het onderwijs in het derde kwartaal met 0,2%.
Voor een drietal bedrijfstakken zijn nog geen ontwikkelingen van de cao-lonen bekend. Dit betreft de Verhuur en handel van onroerend goed, Openbaar bestuur en overheidsdiensten en Overige dienstverlening waar voor het merendeel van de cao’s in deze bedrijfstakken nog geen nieuwe akkoorden zijn afgesloten.
Wordt gekeken naar het onderscheid particuliere sector, gesubsidieerde sector en overheid, dan is de cao-loonontwikkeling in de sector overheid het laagst met 0,3%. Dit komt voornamelijk doordat bij de lopende overheid-cao’s (waaronder ook de cao’s in het onderwijs) in de eerste drie kwartalen van 2017 een lagere loonsverhoging is afgesproken dan in dezelfde periode van vorig jaar. In 2016 deed zich in de cao-sector overheid nog de grootste loonstijging voor (3,4 procent). Bij de particuliere bedrijven bedroeg de cao-loonontwikkeling dit jaar en vorig jaar 1,6%. Voor de gesubsidieerde sector komt de stijging van de cao-lonen in het derde kwartaal uit op 1,9% tegen 1,4% vorig jaar.
Het voorlopige cijfer over het derde kwartaal van 2017 is gebaseerd op 80% van de cao’s waaruit de statistiek is opgebouwd.
Bron: CBS, 5 oktober 2017

Parkeerder heeft onderzoeksplicht

Hof Amsterdam heeft beslist dat ook als er een misverstand kan bestaan over de vraag of voor parkeren betaald moet worden de parkeerder een onderzoeksplicht heeft.

Een man maakt bezwaar tegen een aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Bergen. De vraag is of de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voor de man voldoende kenbaar was. De man stelt dat dit niet het geval was. De heffingsambtenaar stelt daarentegen dat juist voldoende duidelijk was dat er op de betreffende locatie een betaald parkeren-regime van toepassing was. Hof Amsterdam overweegt dat de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime – de beoordeling van de vraag of het voldoende duidelijk was dat ter plaatse voor het parkeren betaald diende te worden door middel van het in werking stellen van een parkeerautomaat – niet volledig los kan worden gezien van de onderzoeksplicht van de parkeerder. Van de parkeerder mag volgens het hof immers worden verwacht dat hij bij de aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of voor het ter plekke parkeren parkeerbelasting verschuldigd is. Dit houdt volgens het hof in dat hij, alvorens te parkeren, oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’, dan wel een parkeerautomaat, passeert, en dat hij, nadat hij heeft geparkeerd, zich enige inspanning getroost om te onderzoeken of voor het ter plekke parkeren parkeerbelasting is verschuldigd. In het voorkomende geval dat van de zijde van de gemeente de informatieverstrekking ter plaatse tekortschiet, zal de parkeerder ook na een adequaat onderzoek niet, althans niet onomstotelijk, kunnen vaststellen of sprake is van een betaald parkeren-regime. Is de informatieverstrekking van de zijde van de gemeente op orde en is voldoende duidelijk dat ter plaatse voor het parkeren betaald moet worden, dan zal een parkeerder die aan zijn onderzoeksplicht voldoet, kunnen vaststellen dat ter plekke parkeerbelasting is verschuldigd. In het onderhavige geval oordeelt het hof dat voldoende duidelijk was dat er op de locatie sprake is van een betaald parkeren-regime. Het hoger beroep van de man is dan ook ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam 12-09-2007

Specificeer gewerkte uren

Een ondernemer die geen specificatie van de door hem gewerkte uren bijhield, komt niet in aanmerking voor zelfstandigenaftrek. De inspecteur toont aan de hand van de gerealiseerde omzet en gehanteerde tarieven aan dat niet voldoende uren zijn gemaakt om aan het urencriterium te voldoen.

Een ondernemer die een administratiekantoor drijft in de vorm van een eenmanszaak geeft in zijn aangifte IB over de jaren 2008 tot en met 2011 aan dat hij recht heeft op zelfstandigenaftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek constateert de inspecteur dat, gezien de behaalde omzet en de in rekening gebrachte tarieven, in die jaren niet wordt voldaan aan het urencriterium en dat de zelfstandigenaftrek niet kan worden toegepast. De inspecteur en adviseur van de ondernemer komen ten aanzien van de uren een compromis overeen. De ondernemer is het hier niet mee eens en tekent bezwaar en beroep aan tegen de opgelegde navorderingsaanslagen.
Voor het hof blijft de ondernemer volhouden dat hij 1.225 uur aan zijn onderneming heeft besteed. Hij kan echter geen specificaties overleggen waaruit die gewerkte uren blijken. In de over het eerste halfjaar van 2015 opgemaakte urenspecificatie komt de ondernemer op 943,75 uur, wat op jaarbasis op 1.775 uren zou uitkomen, rekening houdende met vakantie. Volgens de inspecteur besteedt de ondernemer echter ongeveer 700 uren aan zijn onderneming, gelet op de gerealiseerde omzet en gehanteerde tarieven. De stelling van de ondernemer dat hij gedurende 48 weken, vier dagen per week en zeven uur per dag in de onderneming heeft gewerkt, is onvoldoende onderbouwd zonder overzicht van de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden. Er wordt niet voldaan aan het urencriterium. Ook is de ondernemer gebonden aan het gesloten compromis, nu niet is gebleken dat sprake is geweest van een wilsgebrek. Dat de ondernemer zich niet volledig kan vinden in het compromis maakt daarbij geen verschil.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 5-09-2017

Berekening transitievergoeding bij ontslag wegens arbeidsongeschiktheid

Indien de arbeidsovereenkomst met een werknemer wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd. Rechtbank Limburg boog zich onlangs over de vraag welk loon als uitgangspunt moet worden genomen voor de berekening van de transitievergoeding.

De zaak betrof een administratief medewerkster van een ziekenhuis die op 23 juni 2014 arbeidsongeschikt is geraakt. Met ingang van oktober 2016 heeft zij in het kader van haar re-integratie passende werkzaamheden in de scanstraat uitgevoerd gedurende van gemiddeld 16 uur per week. Dit betrof een tijdelijke functie in verband met het project digitalisering poliklinieken.
Op 23 maart 2017 verleent het UWV een ontslagvergunning waarna het ziekenhuis de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd tegen 1 augustus 2017. De werkneemster ontvangt een transitievergoeding van € 10.087,88 bruto. Bij de berekening van de transitievergoeding is het loon gehanteerd dat de werkneemster sinds 1 november 2016 verdiende voor haar werkzaamheden in de scanstraat. De werkneemster is het met die berekening niet eens en verzoekt om toekenning van het restant van de verschuldigde transitievergoeding van € 3.288,12 bruto. Volgens haar is het ziekenhuis bij de berekening van de transitievergoeding uitgegaan van een verkeerd loonbedrag. Het ziekenhuis heeft bij die berekening het (lagere) laatst genoten loon toegepast, terwijl het bedongen loon toegepast had moeten worden. Het was ook steeds de bedoeling dat de werkneemster terug zou keren naar haar oude functie. Het bedongen loon is dan ook niet veranderd.
Anders dan het ziekenhuis is de kantonrechter van oordeel dat het loon behorende bij de werkzaamheden in de scanstraat niet kan gelden als het overeengekomen loon. Uit de brief van het ziekenhuis van 1 december 2016 blijkt immers dat de werkneemster is ingezet in de scanstraat om op te bouwen in uren en dat dit voorlopig wordt voortgezet omdat re-integratie in de eigen functie op dat moment nog niet mogelijk was. Dat de loondoorbetalingsverplichting voor de bedongen arbeid op grond van artikel 7:629 lid 1 BW was geëindigd, doet niet ter zake.
Verder volgt uit de nota van toelichting bij het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding naar het oordeel van de kantonrechter dat bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van de oorspronkelijke overeengekomen arbeidsduur en het daarbij behorende loon. De transitievergoeding moet dus berekend worden op basis van het loon en de arbeidsduur ten tijde van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
Bron: Rb. Limburg 13-09-2017

Ondeugdelijke rittenregistratie

Een ondernemer met onder andere een Porsche kan het autokostenforfait niet toepassen omdat hij met de achteraf opgestelde rittenregistratie niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor minder dan 500 km voor privédoeleinden werd gebruikt.

Tot het ondernemingsvermogen van een (tennis)ondernemer behoorden drie personenauto’s waaronder een Porsche. De vraag was of voor deze auto ook het autokostenforfait kon worden toegepast. De ondernemer stelde met betrekking tot de Porsche een rittenregistratie te hebben bijgehouden. Echter, daarin werd een fout geconstateerd. Volgens de rittenregistratie is op 19 juli 2012 naar een tenniscentrum gereden en gebleken is dat voor deze rit een onjuist aantal kilometers is opgenomen. Volgens de ondernemer betrof het hier een vergissing. Hof Arnhem-Leeuwarden stelt vast dat deze fout of vergissing gedurende de gehele rittenregistratie van dat jaar doorwerkt in de daarin opgenomen kilometerstanden van de Porsche. Dit feit, in combinatie met het feit dat de vele ritten van en naar de betreffende bestemming altijd 39 kilometer bedragen, daar waar je in ieder geval een aantal malen een afronding naar 40 of 38 zou verwachten, kunnen volgens het hof tot geen andere conclusie leiden dan dat de rittenregistratie achteraf door de ondernemer is opgesteld. Van een dergelijke rittenregistratie gaat naar het oordeel van het hof in deze zaak niet de bewijskracht uit die maakt dat de ondernemer doet blijken dat de Porsche voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. De ondernemer heeft dat ook niet anderszins aangetoond. Het hof verklaart het hoger beroep van de ondernemer ongegrond. Het gelijk is aan de inspecteur.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 29-08-2017

Gespannen arbeidsmarkt voor werkgevers

Tweederde van de werkgevers heeft de afgelopen jaren de arbeidsmarkt zien verslechteren. Ze ondervinden problemen met het vinden van geschikt personeel of hebben moeite personeel vast te houden. Een en ander blijkt uit de arbeidsmarktenquête 2017 van werkgeversvereniging AWVN.

Uit de enquête komt naar voren dat 67% van de werkgever problemen heeft met het vinden van geschikt personeel. Voor 35% van de werkgevers is het steeds moeilijker om personeel vast te houden. Ook het ontslagrecht is voor veel werkgevers een probleem: 39% ondervindt grotere moeilijkheden bij het ontslaan van personeel.
De gegroeide problemen hangen zowel samen met de krappere arbeidsmarkt als met ingewikkelde wet- en regelgeving. De problemen die werkgevers ondervinden zijn groter dan gedacht. Niet alleen is de krapte ‘breder’ dan alleen ‘ambachtelijk opgeleiden’ – technici, programmeurs enz. – ook liggen de oplossingen niet voor de hand. Dat komt omdat veel oplossingen pas op langere termijn resultaat opleveren zoals het invoeren van duurzame inzetbaarheid, of rechtstreeks voortvloeien uit wet- en regelgeving, bijvoorbeeld loondoorbetaling bij ziekte.
Bron: AWVN 28-09-2017