Lage-inkomensvoordeel aangewend voor blijfbonus

Met ingang van 2017 komt een werkgever in aanmerking voor een lage-inkomensvoordeel (LIV) indien hij een werknemer te werk stelt die een uurloon verdient van 100% tot 125% van het minimumloon. In een onlangs tot stand gekomen onderhandelingsresultaat voor de cao Facilitaire Contactcenters is de afspraak opgenomen om het LIV deels aan te wenden voor een blijfbonus voor de werknemers.

Werkgeversvereniging WFC en vakbond Qlix zijn onlangs een principeakkoord overeengekomen voor de cao Facilitaire Contactcenters. Deze cao, met een looptijd van 1 november 2017 tot en met 30 oktober 2019, is de eerste cao sinds 2012. Sindsdien was het niet gelukt met de grotere bonden een cao-akkoord tot stand te brengen.
Een opmerkelijke afspraak in het tot stand gekomen principeakkoord is een blijfbonus. Sinds 1 januari 2017 kunnen werkgevers aanspraak maken op het lage-inkomensvoordeel. Afgesproken is dat als de werkgever voor dit voordeel in aanmerking komt, dat dan 60% van dit voordeel in de vorm van een blijfbonus richting alle medewerkers zal gaan. Dit zal worden uitgekeerd in de vorm van een eenmalige uitkering.
Over 2017 krijgt een werkgever een lage-inkomensvoordeel als hij werknemers in dienst heeft met een gemiddeld uurloon tussen € 9,66 en € 12,08 en mits voor die werknemer minimaal 1248 verloonde uren zijn opgenomen in de aangifte. Het lage-inkomensvoordeel bedraagt € 1,01 per verloond uur (met een maximum van € 2.000 per jaar) bij een uurloon tot € 10,63 en € 0,51 per verloond uur (met een maximum van € 1.000) bij een loon tussen € 10,63 en € 12,08. Een groot deel van de beloningen volgens de cao Facilitaire Contactcenters bevindt zich binnen die grenzen.
Indien de werkgever in aanmerking komt voor het lage-inkomensvoordeel, dan zal het lage-inkomensvoordeel over 2017 op zijn vroegst september 2018 worden uitgekeerd door de Belastingdienst. De blijfbonus zal dan volgens de afspraak in het principeakkoord in de volgende maand worden uitgekeerd. Om in aanmerking te komen voor de blijfbonus moet de werknemer in dienst zijn op de 1e van de maand waarin de bonus wordt uitbetaald en minimaal zes maanden in dienst zijn geweest in het refertejaar.
Bron: Callcentercao.nl, 12-10-2017

Belegging moest aangemerkt worden als privévermogen

Volgens Hof Den Bosch vormde de belegging van een ondernemer geen ondernemingsvermogen maar privévermogen. De belegging vervult volgens het hof geen functie binnen de normale uitoefening van diens onderneming en was dus niet dienstbaar aan die onderneming.

Een beleggingsadviseur startte in april 2008 een eenmanszaak en verkocht in dat kader een beleggingsproduct. In dat beleggingsproduct had hij toen al voor € 400.000 geïnvesteerd. Na de start van zijn onderneming behaalde hij aanvankelijk forse rendementen met dit beleggingsproduct, waarna hij nog eens € 100.000 in dit beleggingsproduct investeerde. Vanaf maart 2009 werd een deel van het geïnvesteerde geld terugbetaald. De ondernemer merkte in zijn aangiften IB 2008, 2009 en 2010 de door hem gedane investeringen in het beleggingsproduct aan als ondernemingsvermogen. In totaal heeft hij ruim € 230.000 van zijn investeringen terugbetaald gekregen. Na een onderzoek stelde de inspecteur zich op het standpunt dat de investering in het beleggingsproduct niet als ondernemingsvermogen, maar als privévermogen moest worden aangemerkt. De man was het hier niet mee eens. Hof Den Bosch ging echter mee met de inspecteur. Een belegging vormt volgens het hof doorgaans geen ondernemingsvermogen, maar privévermogen. Dit kan volgens het hof anders zijn als de belegging plaatsvindt binnen het kader van de normale uitoefening van de onderneming, als sprake is van tijdelijk overtollige liquiditeiten of als de belegging dient voor de noodzakelijke versterking van het eigen vermogen. Van deze omstandigheden was volgens het hof geen sprake. De investering vervulde geen functie binnen de normale uitoefening van de onderneming van de man en was dus niet dienstbaar aan de onderneming. Daaraan deed niet af dat hij bedrijfsmatig adviseerde en handelde in het beleggingsproduct. Hij had, net als andere beleggers, geen invloed op de waardeontwikkeling. Na het doen van de investering was het voor hem maar afwachten wat de resultaten van de belegging en het rendement zouden zijn. Daarom was volgens het hof de man een belegger als alle anderen.
Bron: Hof Den Bosch 22-09-2017

Verhuiskostenaftrek terecht gewijzigd

Wie alleen een uitkering ontvangt, heeft geen recht op verhuiskostenaftrek. Een uitkeringsgerechtigde tracht met een beroep op opgewekt vertrouwen toch voor de aftrek in aanmerking te komen. Tot aan de Hoge Raad tracht hij vergeefs zijn gelijk te krijgen.

Een man ontving alleen uitkeringen van het ABP en het UWV. In zijn aangifte IB trok hij een bedrag aan verhuiskosten af. Volgens hem volgde uit de website van de Belastingdienst dat hij hiervoor in aanmerking kwam. De inspecteur stond aftrek van verhuiskosten echter niet toe. De man legde zich hier niet bij neer. Hij stelde dat de Belastingdienst bij hem het vertrouwen had opgewekt dat zijn verhuiskosten aftrekbaar waren. Een medewerkster van de Belastingdienst zou hem hebben geïnformeerd dat hij zijn verhuiskosten kon aftrekken als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens de man was deze medewerkster er ook van op de hoogte dat hij alleen een uitkering genoot. De naam van de medewerkster wist hij alleen niet meer zo goed. De naam die hij opperde kwam de inspecteur niet bekend voor. Wat betreft de gestelde verstrekte informatie stelde de inspecteur dat een dergelijke mededeling dermate afweek van de regels binnen de Belastingdienst, dat het nagenoeg uitgesloten was dat een medewerkster van de Belastingdienst zo’n mededeling zou doen. Bovendien was hetgeen de man had gelezen op de website van de Belastingdienst over de verhuiskostenaftrek alleen bestemd voor ondernemers. De man bracht hiertegen in dat dit niet op de website erbij stond vermeld.
Hof Arnhem-Leeuwarden had het beroep van de man ongegrond verklaard. Het hof ging mee met de inspecteur. De man ging daarop nog in cassatie en heeft daarbij een aantal klachten aangevoerd. De Hoge Raad heeft echter het cassatieberoep van de man zonder nadere motivering afgewezen.
Bron: HR 6-10-2017

Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2018:

per maand: € 1.578,00;
per week: € 364,15;
per dag: € 72,83.

Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet (nog) niet. Eerder dit jaar is wel een concept van een wetsvoorstel ter consultatie voorgelegd. Of dit wetsvoorstel ook wordt ingediend, is aan het nieuwe kabinet.
Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken voor een volledige dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur per week.
Bron: Strcrt 17-10-2017, nr. 58642

Tussen-cao Uitzendkrachten

Bonden en ABU hebben een onderhandelingsresultaat bereikt voor de cao Uitzendkrachten. Het betreft een tussen-cao. De bedoeling is dat na deze cao een voor de uitzendsector één cao tot stand komt waaraan zowel uitzendbureaus aangesloten bij ABU als NBBU deelnemen.

De nieuwe cao bevat afspraken die moeten zorgen voor een goede balans tussen inkomenszekerheid voor de uitzendkracht en de gevraagde beschikbaarheid voor de uitzendonderneming. Zo wordt bijvoorbeeld vastgelegd dat uitzendkrachten vrij zijn elders werkzaamheden te verrichten en wordt het gemakkelijker om meerdere banen te combineren.
Duidelijkheid over beloning
Uitzendkrachten krijgen standaard het loon dat geldt bij de inlenende partij, de zogenaamde inlenersbeloning. In het onderhandelingsresultaat zijn afspraken gemaakt over vereenvoudiging van deze regel. Die afspraken moeten leiden tot meer duidelijkheid voor uitzendkrachten én tegelijk de toepassing voor uitzendondernemingen vergemakkelijken. Zo gaan uitzendondernemingen uitzendkrachten meer informatie verstrekken over de geldende arbeidsvoorwaarden. Verder voorziet de ABU-CAO per 1 april 2018 in rekenregels om de inlenersbeloning eenduidig te bepalen. Tenslotte inventariseren ABU en vakbonden de beloningsafspraken bij de partijen bij de diverse inleen-cao’s.
De cao heeft een looptijd van 4 november 2017 tot en met 31 mei 2019. In de tussentijd gaat de ABU samen met de NBBU en de bonden om tafel om één uitzend-cao te realiseren.
Bron: ABU, 13-10-2017

Fraude met PGB: resultaat uit overige werkzaamheden

Rechtbank Noord-Holland heeft beslist dat het frauderen met persoonsgebonden budgetten (PGB) aangemerkt dient te worden als het verrichten van werkzaamheden in het economisch verkeer.

Een man is getrouwd en heeft meerdere kinderen. In 2013 ontvangt hij volgens het Renseignementen Informatie Systeem voor diverse kinderen en zijn echtgenote persoonsgebonden budgetten (PGB) van in totaal € 39.470. Uit controle blijkt dat hij de ontvangen PGB-gelden heeft aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor ze zijn verstrekt. Hij heeft ze o.a. aangewend voor aflossing van schulden. In zijn IB-aangifte 2013 heeft hij zijn PGB-ontvangsten niet opgegeven. De inspecteur wijkt af van de aangifte en heeft deze PGB-ontvangsten bij de man vervolgens belast als resultaat uit overige werkzaamheden (ROW). De man is het hier niet mee eens, omdat nu al vaststaat dat deze PGB-ontvangsten zullen moeten worden terugbetaald aan het zorgkantoor. Verder voert hij aan dat hij vanwege gezondheidsproblemen niet in staat was werkzaamheden te verrichten. De ontvangen PGB-gelden kunnen volgens hem niet als ROW worden belast, omdat hij in 2013 geen werkzaamheden als zorgverlener heeft verricht.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat reeds het onder valse voorwendselen aanvragen van PGB is aan te merken als het verrichten van werkzaamheden in het economische verkeer. Aangezien er in 2013 nog geen terugbetalingsverplichting bestaat, kan deze in negatieve zin nog niet worden verrekend. De man stelt vervolgens dat de inspecteur niet kan terugkomen op een minnelijke schuldregeling die de man op 22 februari 2016 met de Belastingdienst heeft gesloten. De rechtbank gaat hieraan voorbij. Deze regeling is namelijk met de ontvanger gesloten en niet met de inspecteur. Bovendien geldt die regeling alleen voor belastingschulden tot en met 4 december 2015 en niet van voor die van daarna. Ook de omstandigheid dat hij in slechte financiële omstandigheden verkeert kan volgens de rechtbank niet tot vernietiging van de aanslagen leiden. De rechtbank verklaar de beroepen van de man ongegrond.
Bron: Rb. Noord-Nederland 19-09-2017

Ondernemers willen database fraudeurs

Volgens MKB-Nederland en VNO-NCW moet het mogelijk worden dat ondernemers informatie over fraudeurs kunnen uitwisselen met elkaar en met de overheid. Een landelijke database is nu nog niet mogelijk.

Sectoraal bestaat er wel zwarte lijsten van fraudeurs. De Autoriteit Persoonsgegevens moet vooraf toestemming geven voor het aanleggen en gebruiken van zo’n lijst. Een database die verder reikt dan één sector stuit volgens de toezichthouder op bezwaren. MKB-Nederland en VNO-NCW vinden daarom dat de Nederlandse wetgeving moet worden verruimd. De strenge Europese wetgeving biedt daar ook de ruimte voor. De bescherming van de privacy van fraudeurs mag niet zwaarder wegen dan de bescherming van slachtoffers van fraude, zeggen zij.
De ondernemersorganisaties wijzen erop dat de samenleving jaarlijks naar schatting voor 4 miljard euro aan schade lijdt als gevolg van fraude. Het gaat hierbij onder meer om fraude met creditcards en aquisitiefraude. Een landelijke database schrikt mogelijk fraudeurs af en kan voorkomen dat zij steeds opnieuw toeslaan in andere bedrijfssectoren.
Bron: MKB Nederland 9-10-2017

Hersteltermijn voor per e-mail ingediend bezwaar

Volgens de Hoge Raad is een bezwaar per e-mail ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard omdat geen hersteltermijn was gegeven.

In de onderhavige zaak had een man binnen de bezwaartermijn per e-mail bij de gemeente Rotterdam bezwaar aangetekend tegen een opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemeente liet daarop per brief weten dat bezwaar per e-mail niet mogelijk was en dat de man het bezwaar schriftelijk moest indienen. De man deed dit alsnog, maar de bezwaartermijn was toen inmiddels verstreken. De gemeente verklaarde in verband hiermee het bezwaar van de man niet-ontvankelijk, maar vernietigde de naheffingsaanslag wel ambtshalve. De man was het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en ging hiertegen in beroep. De zaak kwam tot aan de Hoge Raad. Die besliste dat de gemeente niet het bezwaar niet-ontvankelijk had mogen verklaren zonder de man eerst een termijn te geven waarbinnen hij het verzuim van het niet langs de juiste weg indienen van het bezwaarschrift had kunnen herstellen. Aangezien de gemeente de naheffingsaanslag ambtshalve had vernietigd, was het belang van de man bij het verkrijgen van een uitspraak op het beroep beperkt tot vergoeding van de gemaakte kosten van de bezwaarfase. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het verzet van de man gegrond.
Bron: HR 06-10-2017

Na korte actie akkoord cao Taxi

Na een korte staking zijn de partijen bij de cao Taxibedrijf toch nog tot een akkoord gekomen.

Op 11 oktober is er korte tijd actie gevoerd. Een werkgeversoverleg in Heteren kreeg bezoek van stakende taxichauffeurs. Later die dag zijn de bonden en werkgevers alsnog om de tafel gegaan en kwamen ze tot een akkoord voor een nieuwe cao. De nieuwe cao heeft een looptijd van 1 juli 2017 tot en met 31 december 2018. Belangrijkste afspraak is de door de bonden gewenste loonsverhoging van 3%. Deze wordt doorgevoerd per 1 januari 2018.
Bron: CNV Vakmensen 11-10-2017

Verlaging hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait, uitfasering wet ter bevordering van het financieren van de eigen woning met eigen middelen.
Aanpassing vermogensrendementsheffing
Stapsgewijze verlaging Vpb-tarief, box 2-tarief gaat stapsgewijs omhoog
Afschaffing dividendbelasting

Wet DBA op de schop
De Wet DBA wordt vervangen. De nieuwe wet moet enerzijds (de inhuurder van) echte zelfstandigen zekerheid bieden dat er geen sprake is van een dienstbetrekking en anderzijds schijnzelfstandigheid (vooral aan de onderkant) voorkomen.
Vernieuwing pensioenstelsel
Voor alle contracten wordt een leeftijdsonafhankelijke premie verplicht en krijgen de deelnemers een opbouw die past bij de ingelegde premie. Hierbij wordt bezien of het fiscaal kader alleen nog op de pensioenpremie kan worden begrensd. Daarnaast komt er een collectieve buffer die wordt gevuld uit overrendement en zorgt voor bescherming tegen onvoorziene veranderingen in de levensverwachting en schokken op de financiële markten.
Arbeidsrecht

Introductie van een cumulatiegrond in het ontslagrecht
Aanpassing transitievergoeding: niet pas na twee jaar dienstverband recht op transitievergoeding, ook bij dienstverband langer dan tien jaar opbouw van 1/3 per jaar (nu 1/2 per jaar), mogelijkheid om scholingskosten in mindering te brengen op de transitievergoeding wordt verruimd.
Aanpassing ketenregeling: van twee naar drie jaar, meer mogelijkheden om sectoraal af te wijken.
Verruiming proeftijd bij vast contract of meerjarencontract.

Sociale zekerheid

Differentiatie van de WW-premie naar type contract waarbij contracten voor onbepaalde duur een lager premiepercentage toegerekend krijgen dan contracten voor bepaalde tijd.
Voor het MKB (tot 25 werknemers) wordt de loondoorbetaling bij ziekte verkort naar één jaar.

Bron: Regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst, 10-10-2017