7 juni 2017. Een dga laat zijn loods taxeren en verkoopt de loods kort daarna voor een hogere waarde aan zijn bv. Volgens de rechtbank is hier sprake van een uitdeling van de bv aan de dga. Gezien het verschil tussen de verkoopprijs en de taxatiewaarde moet het de dga duidelijk zijn geweest dat hij door zijn bv werd bevoordeeld.
Een dga van een bv bezit in privé een loods. De dga heeft de loods laten waarderen door een makelaar. Daarbij is (op 8 oktober 2010) de waarde bepaald op € 381.000. Kort daarna (18 maart 2011) verkoopt hij de loods aan de bv voor € 434.000. De WOZ-waarde van de loods bedroeg op waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 € 313.000. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant slaagt de inspecteur geslaagd in zijn bewijslast dat de waarde van de loods (hoogstens) € 381.000 was. Gelet op de omvang van het verschil van € 53.000 tussen de verkoopprijs van de loods en de door de makelaar getaxeerde waarde daarvan, moet het de dga duidelijk zijn geweest dat hij bij de verkoop van de loods door de bv werd bevoordeeld. Dit is te meer aannemelijk nu de taxatie in opdracht van de dga was opgesteld. Aangezien de dga ten tijde van de verkoop van de loods de enig bestuurder was van de bv, moet zijn kennis aan de bv worden toegerekend. Aan het voor een uitdeling vereiste dubbele bewustzijn is daarom voldaan. Tevens oordeelt de rechtbank dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De dga en de bv moeten zich bewust zijn geweest van de uitdeling en hebben daarmee dermatig lichtvaardig gehandeld dat het ten minste aan de grove schuld van de dga en de bv is te wijten dat er tot een te laag bedrag aangifte IB is gedaan en door de bv geen dividendbelasting is voldaan. De beroepen worden ongegrond verklaard. Bron: Rb Zeeland – West-Brabant 3-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-08 03:11:202017-06-08 03:11:21Verkoop loods dga aan bv: uitdeling
6 juni 2017. De detailhandel heeft in het eerste kwartaal 4,8% meer omzet geboekt dan in hetzelfde kwartaal van 2016. De verkopen (het volume) namen met 2,9% toe. Het aantal openstaande vacatures was het hoogst van de afgelopen twintig jaar, en ondernemers verwachten hun personeelsbestand verder uit te breiden.
De winkels in voedings- en genotmiddelen boekten in het eerste kwartaal 3% meer omzet dan een jaar eerder. Deze omzetstijging kwam vooral voor rekening van de supermarkten, die ruim 3% meer omzet wisten te realiseren. Bij de speciaalzaken steeg de omzet met 1,1%. De verkopen in de foodsector namen met 1,2% toe. De omzet van de fysieke winkels in non-foodartikelen was in het eerste kwartaal 4,1% hoger dan een jaar eerder, de verkopen namen toe met 3,4%. Hiermee houdt de non-foodsector de relatief hoge groei uit het vierde kwartaal 2016 vast. Net als in voorgaande kwartalen profiteren de winkels in woninggerelateerde artikelen van de herstelde woningmarkt. Zo groeide in het eerste kwartaal de omzet van winkels in doe-het-zelfartikelen en keukens met maar liefst 10,8%, de hoogste omzetgroei in elf jaar. Fysieke winkels in consumentenelektronica daarentegen wisten de negatieve trend in hun omzetontwikkeling niet te keren. Ze boekten 3,4% minder omzet. Het was het negende kwartaal op rij met omzetverlies. Winkels in consumentenelektronica ondervinden stevige concurrentie van webwinkels. In het eerste kwartaal nam de omzet van de detailhandel uit online verkopen met 14,8% toe ten opzichte van een jaar eerder. De omzet bij de multi-channelers, bedrijven die zowel een fysieke winkel hebben als online verkopen, nam met 16,4% toe. Dat was iets meer dan bij de pure webwinkels, daar groeide de omzet met 13,6%. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2017 waren 20.000 vacatures binnen de detailhandel onvervuld. Dit is het hoogste aantal sinds de start in 1997 van de vacaturewaarneming. Daarnaast verwacht per saldo ruim 11% van de detailhandelsondernemers een verdere verbetering van de werkgelegenheid in het tweede kwartaal van 2017. Bron: CBS 2-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-06 11:41:042017-06-06 11:41:05Meer omzet en werkgelegenheid in detailhandel
2 juni 2017. Financiën is voornemens de btw-herziening voor investeringsgoederen uit te breiden naar zogenoemde ‘kostbare diensten’. Onlangs is een conceptbesluit voor wijziging van de Uitvoeringsbeschikking Omzetbelasting 1968 gepubliceerd waarin de nieuwe regeling is opgenomen.
Een ondernemer die binnen de herzieningstermijn het gebruik wijzigt van een investeringsgoed moet de voorbelasting die hij in aftrek heeft gebracht herzien. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van tien jaar. Wijzigt het gebruik van het pand binnen die tien jaar van belast naar onbelast – of wordt het pand onbelast vervreemd – dan moet de btw die eerder in aftrek is gebracht worden herzien. Voor roerende zaken geldt een herzieningstermijn van vijf jaar. Op grond van de BTW Richtlijn hebben lidstaten de mogelijkheid om diensten die kenmerken hebben vergelijkbaar met kenmerken die doorgaans aan investeringsgoederen worden toegeschreven als investeringsgoederen te beschouwen. Het Europees Hof van Justitie heeft bijvoorbeeld in dat verband een verbouwingsdienst aan een onroerende zaak als een investeringsgoed aangeduid. Om onduidelijkheid in de Nederlandse regelgeving weg te nemen en om ‘btw-gestuurd gedrag’ te voorkomen wil Financiën de herzieningstermijn ook van toepassing laten zijn voor diensten die kwalificeren als investeringsgoederen. Dat wil zeggen diensten waarop de ondernemer (in de IB of Vpb) zou afschrijven. Hierbij wordt ook een onderscheid gemaakt tussen diensten voor onroerende zaken en diensten voor roerende zaken. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van tien jaar, voor roerende zaken een herzieningstermijn van vijf jaar. De wijziging is nog een concept en ligt ter consultatie voor op internetconsultatie.nl. Het voornemen is de nieuwe regeling per 1 januari 2018 te laten ingaan. Bron: Internetconsultatie.nl 18-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-03 02:51:082017-06-03 02:51:09Btw-herziening voor ‘kostbare diensten’
1 juni 2017. Volgens werknemers zijn de werkomstandigheden in Nederland in het afgelopen decennium achteruitgegaan. Zij ervaren minder autonomie en minder uitdaging in het werk. Ook zouden de promotiekansen zijn afgenomen. En ook de werkzekerheid is met de toename van het aantal flexibele contracten minder geworden.
In de gezamenlijke studie ‘Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: De focus op ongelijkheid’ brengen TNO en CBS de ongelijkheid op de arbeidsmarkt langs drie dimensies in kaart gebracht: ongelijkheden in werkzekerheid, in loon- en inkomen en in de kwaliteit van arbeidsomstandigheden. Uit het onderzoek blijkt dat de afgelopen tien jaar de werkzekerheid in Nederland is afgenomen. Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71% naar 61%. Met name laagopgeleiden en jongeren hebben minder vaak een vast dienstverband en worden vaker werkloos na baanverlies. Ouderen worden minder vaak werkloos dan jongeren, maar hebben bij werkloosheid weer een kleinere kans om weer aan het werk te komen. En als ze weer aan de slag gaan is het vaak in een flexibele baan of als zelfstandige. De werkgelegenheid in de hoogbetaalde beroepen is aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder. De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaaropgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen. Laagopgeleiden en jongeren werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Ook rapporteren zij relatief vaak dat het werk niet uitdagend is en dat ze weinig autonomie hebben. Dat geldt eveneens voor werknemers met een migratieachtergrond. Hoewel zij gemiddeld minder gunstige arbeidsomstandigheden rapporteren, worden de verschillen met werknemers met een Nederlandse achtergrond wel kleiner. Voorbeelden van beroepen waarin werkenden minder aantrekkelijke arbeidsomstandigheden rapporteren, zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers, huishoudelijk personeel en bejaarden- en kinderverzorgers. Bron: CBS 1-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-02 11:56:462017-06-02 11:56:47Vaker minder goede arbeidsomstandigheden
2 juni 2017. De opschorting van de handhaving van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) is verlengd tot in ieder geval 1 juli 2018. De Belastingdienst zal tot die datum geen boetes of naheffingen opleggen als achteraf geconstateerd wordt dat er tussen opdrachtnemer en opdrachtgever sprake is van een dienstbetrekking, tenzij er sprake is van kwaadwillenden.
Onlangs werd het rapport van een ambtelijke commissie gepubliceerd naar de Wet DBA. In dit rapport zijn tien varianten genoemd die voor enkele problemen met de Wet DBA een oplossing moeten bieden. Daar het aan het nieuwe kabinet is hoe wordt verder gegaan met de Wet DBA, schort staatssecretaris Wiebes van Financiën de handhaving nog een half jaar op. Opdrachtgevers en opdrachtnemers moeten namelijk voldoende tijd krijgen om hun werkwijze zo nodig aan te passen. Bron: MvF 1-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-02 11:56:452017-06-02 11:56:46Verder uitstel handhaving Wet DBA
EU arbitragecommissie ter voorkoming dubbele belastingheffing
30 mei 2017. De Raad van de Europese Unie heeft op 23 mei overeenstemming bereikt over een ontwerp richtlijn inzake de beslechting van geschillen over dubbele belasting binnen de EU. Volgens het voorstel kan een belastingplichtige een procedure voor onderling overleg inleiden, die de lidstaten ertoe verplicht binnen twee jaar tot een akkoord te komen. Indien de procedure mislukt, gaat een arbitrageprocedure van start om het geschil binnen een bepaalde termijn op te lossen.
De richtlijn voorziet in de instelling van een arbitragecommissie van ‘gerespecteerde onafhankelijke personen’. Die commissie bestaat uit 3 tot 5 onafhankelijke arbiters, waaronder vertegenwoordigers van de betreffende lidstaten, die over een kwestie van dubbele belasting een bindend advies uitbrengen. Overeengekomen is dat de arbiters geen werknemers van belastingadviesbedrijven mogen zijn, of op professionele basis belastingadvies mogen hebben gegeven. Tenzij anders overeengekomen, moet de voorzitter van het panel een rechter zijn. Daarnaast is het mogelijk dat de lidstaten een meer permanente commissie oprichten om geschillen te beslechten. De verwachting is dat de Raad de richtlijn zal aannemen nadat het Europees Parlement hierover advies heeft uitgebracht. Lidstaten krijgen dan tot en met 30 juni 2019 de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. De richtlijn zal van toepassing zijn op klachten over kwesties die die betrekking hebben op aanslagjaren die op 1 januari 2018 beginnen of later. Bron: Raad van de EU 23-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-05-31 02:38:102017-05-31 02:38:10EU arbitragecommissie ter voorkoming dubbele belastingheffing
30 mei 2017. Het nieuwe Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) wordt per 1 juni officieel opgericht. De oprichting van het ATR was eerder al aangekondigd, maar is nu met de publicatie van het instellingsbesluit in de Staatscourant geformaliseerd.
Wie in het ATR gaan plaatsnemen is nog niet bekend. De ministers Kamp van Economische Zaken en Plasterk van Binnenlandse Zaken schrijven in de toelichting dat het college zo zal worden samengesteld dat er een goede mix is van bestuurlijke ervaring, relevante kennis en ervaring met de regeldruk zoals die door de doelgroepen wordt ervaren. De opvolger van de huidige regeldrukwaakhond Actal gaat adviseren over de regeldrukgevolgen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, zo blijkt uit het instellingsbesluit. Daartoe ontvangt het ATR de conceptstukken. Ook kan het college op verzoek de Tweede Kamer bijstaan bij initiatiefwetgeving of amendementen. Ministers kunnen de hulp van het ATR inschakelen ‘bij het voorbereiden van wet- en regelgeving ondersteunen bij het in kaart brengen en analyseren van mogelijke regeldrukgevolgen’. Het ATR kan ook lagere overheden op verzoek adviseren over regeldruk. Dit was een van de wensen van de Tweede Kamer. Ook ‘signalen uit de samenleving’ en ‘knelpunten in beleidsregels en overige regels’ kunnen aanleiding zijn om advies uit te brengen voor de nieuwe organisatie. Bron: SCOnline 30-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-05-31 02:38:092017-05-31 02:38:10Nieuwe regeldrukwaakhond
29 mei 2017. De nieuwe directeur-generaal bij de Belastingdienst, Jaap Uijlenbroek, zou in een interne brief aan de medewerkers van de dienst hebben aangegeven dat het horizontaal toezicht zoals we dat nu kennen op de schop moet.
In de brief die in handen is van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, FD en Trouw, schrijft Uijlenbroek dat het ‘horizontaal toezicht’, waarin de Belastingdienst de aangiften van vertrouwde bedrijven nauwelijks meer controleert, moet worden gemoderniseerd. ‘Nederland moet zich aansluiten bij internationale ontwikkelingen op dit gebied’. De brief lijkt een breuk met het beleid dat tot dusver door de politieke en ambtelijke leiding van de fiscus werd gehuldigd. Wiebes noemde bijvoorbeeld horizontaal toezicht een sterkte van ons belastingstelsel. Vanuit de medewerkers van de fiscus en ook daarbuiten is er echter al langer kritiek op hoe horizontaal toezicht wordt toegepast. Volgens de inspecteurs kan de fiscus nauwelijks meer toezicht houden, wordt teveel vertrouwd op het bedrijfsleven en is het systeem ‘naïef en onverantwoord’. Volgens critici is nu vaak onduidelijk wanneer een bedrijf het vertrouwen van de Belastingdienst verliest. De criteria hiervoor zijn onduidelijk. Uijlenbroek gaat in zijn brief ook in op de cultuur binnen de Belastingdienst. Volgens de directeur-generaal is er een kloof tussen het management en de werkvloer. Hij roept medewerkers op meer met elkaar in gesprek te gaan. Ook wil hij dat er beter onderzoek komt naar de vraag of de Belastingdienst effectief met zijn geld omgaat. En hij wil beter onderzoeken of bedrijven en particulieren zich aan de wet houden. Bron: Investico 27-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-05-30 02:52:392017-05-30 02:52:39Horizontaal toezicht op de schop?
29 mei 2017. Op 7 maart 2017 stemde de Eerste Kamer in met het initiatiefwetsvoorstel Wet uiterste betaaltermijn van zestig dagen voor grote ondernemingen. De wet is onlangs gepubliceerd en zal in werking treden op 1 juli 2017.
Het wetsvoorstel is destijds ingediend door de Tweede Kamerleden Mulder (VVD) en Vos (PvdA). Het wetsvoorstel is een verdere uitwerking van de Europese richtlijn late betalingen (richtlijn 2011/7/EU) en maakt gebruik van de mogelijkheid die de Richtlijn biedt om op nationaal niveau de wet aan te scherpen. Deze mogelijkheid staat beschreven in artikel 12 lid 3 van de richtlijn. In een overeenkomst tussen een grote onderneming en een mkb-onderneming of zelfstandig ondernemer, waarbij de grote partij de rol van afnemer vervult en de kleine partij de rol van leverancier of dienstverlener, mag volgens het wetsvoorstel geen langere betaaltermijn dan 60 dagen worden overeengekomen. Overeenkomsten waarbij grote bedrijven alsnog besluiten betaaltermijnen langer dan 60 dagen af te sluiten, worden nietig verklaard, de betaaltermijn wordt in dat geval van rechtswege omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de afnemer de factuur pas na 30 dagen betalen, dan is van rechtswege wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt. Bron: Eerste Kamer
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-05-30 02:52:382017-05-30 02:52:39Betaaltermijnen aan banden
24 mei 2017. Rechtbank Noord-Holland matigt de boeten van een belastingplichtige vanwege de slechte financiële situatie ook al heeft belastingplichtige onjuist en onvolledig aangifte gedaan en is er daardoor te weinig belasting geheven.
Een verhuurder van woningen, die tevens handelaar in tweedehands auto’s is, heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 een aangifte IB ingediend. In de aangiften zijn geen inkomsten wegens verhuur van woningen en verkoop van auto’s opgenomen. Tijdens de jaren 2006 tot en met 2010 blijkt voor de verhuur van onroerend goed en voor verkoop van auto’s geen administratie te zijn bijgehouden. Daarom worden naar aanleiding van een boekenonderzoek navorderingsaanslagen IB met boetes (van in totaal zo’n € 145.000) opgelegd. Omdat de verhuurder geen administraties heeft bijgehouden en ook niet op een andere manier heeft aangetoond dat de opgelegde navorderingsaanslagen onjuist zijn, worden de navorderingsaanslagen gehandhaafd. De door de inspecteur gemaakte schattingen zijn redelijk. De door de verhuurder aangevoerde kosten voor zowel de verhuur als de verkoop van auto’s laat de rechtbank buiten beschouwing om deze niet zijn onderbouwd. De verhuurder heeft zijn ib-aangiften opzettelijk onjuist en onvolledig gedaan, waardoor de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld en er te weinig belasting is geheven. De rechtbank vindt, evenals de inspecteur, dat de boetes, gezien de financiële situatie van de verhuurder, moeten worden gematigd tot nihil. Onder gegeven omstandigheden is dit passend en geboden. Bron: Rb. Noord-Holland 4-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-05-25 02:59:282017-05-25 02:59:29Slechte financiële situatie: geen boete
Onze website gebruikt cookies. Als u verder gaat op onze website, gaat u akkoord met het gebruik hiervan. OK
Privacy & Cookies
Privacy Overview
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these cookies, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are as essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may have an effect on your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Verkoop loods dga aan bv: uitdeling
Verkoop loods dga aan bv: uitdeling
Een dga van een bv bezit in privé een loods. De dga heeft de loods laten waarderen door een makelaar. Daarbij is (op 8 oktober 2010) de waarde bepaald op € 381.000. Kort daarna (18 maart 2011) verkoopt hij de loods aan de bv voor € 434.000. De WOZ-waarde van de loods bedroeg op waardepeildata 1 januari 2010 en 1 januari 2011 € 313.000.
Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant slaagt de inspecteur geslaagd in zijn bewijslast dat de waarde van de loods (hoogstens) € 381.000 was. Gelet op de omvang van het verschil van € 53.000 tussen de verkoopprijs van de loods en de door de makelaar getaxeerde waarde daarvan, moet het de dga duidelijk zijn geweest dat hij bij de verkoop van de loods door de bv werd bevoordeeld. Dit is te meer aannemelijk nu de taxatie in opdracht van de dga was opgesteld. Aangezien de dga ten tijde van de verkoop van de loods de enig bestuurder was van de bv, moet zijn kennis aan de bv worden toegerekend. Aan het voor een uitdeling vereiste dubbele bewustzijn is daarom voldaan. Tevens oordeelt de rechtbank dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De dga en de bv moeten zich bewust zijn geweest van de uitdeling en hebben daarmee dermatig lichtvaardig gehandeld dat het ten minste aan de grove schuld van de dga en de bv is te wijten dat er tot een te laag bedrag aangifte IB is gedaan en door de bv geen dividendbelasting is voldaan. De beroepen worden ongegrond verklaard.
Bron: Rb Zeeland – West-Brabant 3-05-2017
Meer omzet en werkgelegenheid in detailhandel
Meer omzet en werkgelegenheid in detailhandel
De winkels in voedings- en genotmiddelen boekten in het eerste kwartaal 3% meer omzet dan een jaar eerder. Deze omzetstijging kwam vooral voor rekening van de supermarkten, die ruim 3% meer omzet wisten te realiseren. Bij de speciaalzaken steeg de omzet met 1,1%. De verkopen in de foodsector namen met 1,2% toe.
De omzet van de fysieke winkels in non-foodartikelen was in het eerste kwartaal 4,1% hoger dan een jaar eerder, de verkopen namen toe met 3,4%. Hiermee houdt de non-foodsector de relatief hoge groei uit het vierde kwartaal 2016 vast. Net als in voorgaande kwartalen profiteren de winkels in woninggerelateerde artikelen van de herstelde woningmarkt. Zo groeide in het eerste kwartaal de omzet van winkels in doe-het-zelfartikelen en keukens met maar liefst 10,8%, de hoogste omzetgroei in elf jaar.
Fysieke winkels in consumentenelektronica daarentegen wisten de negatieve trend in hun omzetontwikkeling niet te keren. Ze boekten 3,4% minder omzet. Het was het negende kwartaal op rij met omzetverlies. Winkels in consumentenelektronica ondervinden stevige concurrentie van webwinkels.
In het eerste kwartaal nam de omzet van de detailhandel uit online verkopen met 14,8% toe ten opzichte van een jaar eerder. De omzet bij de multi-channelers, bedrijven die zowel een fysieke winkel hebben als online verkopen, nam met 16,4% toe. Dat was iets meer dan bij de pure webwinkels, daar groeide de omzet met 13,6%.
Aan het einde van het eerste kwartaal van 2017 waren 20.000 vacatures binnen de detailhandel onvervuld. Dit is het hoogste aantal sinds de start in 1997 van de vacaturewaarneming. Daarnaast verwacht per saldo ruim 11% van de detailhandelsondernemers een verdere verbetering van de werkgelegenheid in het tweede kwartaal van 2017.
Bron: CBS 2-06-2017
Btw-herziening voor ‘kostbare diensten’
Btw-herziening voor ‘kostbare diensten’
Een ondernemer die binnen de herzieningstermijn het gebruik wijzigt van een investeringsgoed moet de voorbelasting die hij in aftrek heeft gebracht herzien. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van tien jaar. Wijzigt het gebruik van het pand binnen die tien jaar van belast naar onbelast – of wordt het pand onbelast vervreemd – dan moet de btw die eerder in aftrek is gebracht worden herzien. Voor roerende zaken geldt een herzieningstermijn van vijf jaar.
Op grond van de BTW Richtlijn hebben lidstaten de mogelijkheid om diensten die kenmerken hebben vergelijkbaar met kenmerken die doorgaans aan investeringsgoederen worden toegeschreven als investeringsgoederen te beschouwen. Het Europees Hof van Justitie heeft bijvoorbeeld in dat verband een verbouwingsdienst aan een onroerende zaak als een investeringsgoed aangeduid. Om onduidelijkheid in de Nederlandse regelgeving weg te nemen en om ‘btw-gestuurd gedrag’ te voorkomen wil Financiën de herzieningstermijn ook van toepassing laten zijn voor diensten die kwalificeren als investeringsgoederen. Dat wil zeggen diensten waarop de ondernemer (in de IB of Vpb) zou afschrijven. Hierbij wordt ook een onderscheid gemaakt tussen diensten voor onroerende zaken en diensten voor roerende zaken. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van tien jaar, voor roerende zaken een herzieningstermijn van vijf jaar.
De wijziging is nog een concept en ligt ter consultatie voor op internetconsultatie.nl. Het voornemen is de nieuwe regeling per 1 januari 2018 te laten ingaan.
Bron: Internetconsultatie.nl 18-05-2017
Vaker minder goede arbeidsomstandigheden
Vaker minder goede arbeidsomstandigheden
In de gezamenlijke studie ‘Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: De focus op ongelijkheid’ brengen TNO en CBS de ongelijkheid op de arbeidsmarkt langs drie dimensies in kaart gebracht: ongelijkheden in werkzekerheid, in loon- en inkomen en in de kwaliteit van arbeidsomstandigheden.
Uit het onderzoek blijkt dat de afgelopen tien jaar de werkzekerheid in Nederland is afgenomen. Tussen 2006 en 2016 is het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie met 10 procentpunt gedaald, van 71% naar 61%. Met name laagopgeleiden en jongeren hebben minder vaak een vast dienstverband en worden vaker werkloos na baanverlies. Ouderen worden minder vaak werkloos dan jongeren, maar hebben bij werkloosheid weer een kleinere kans om weer aan het werk te komen. En als ze weer aan de slag gaan is het vaak in een flexibele baan of als zelfstandige.
De werkgelegenheid in de hoogbetaalde beroepen is aanzienlijk toegenomen. Ook in de laagst betaalde beroepen groeide de werkgelegenheid. Banen in het middensegment verliezen aandeel. Het gaat dan om beroepen met veel routinematige taken en beroepen waarin veel handwerk voorkomt, zoals medewerker in een drukkerij, assemblagemedewerker, lasser, plaatwerker, land- en bosbouwer, en administratieve beroepen zoals secretaresse, bibliothecaris, conservator en boekhouder. De achterblijvende groei van het middensegment raakt vooral de laag- en middelbaaropgeleiden. Onder laagopgeleiden is een duidelijke verschuiving te zien van beroepen in het middensegment naar de laagst betaalde beroepen.
Laagopgeleiden en jongeren werken nu vaker dan voorheen in de laagst betaalde beroepen. Ook rapporteren zij relatief vaak dat het werk niet uitdagend is en dat ze weinig autonomie hebben. Dat geldt eveneens voor werknemers met een migratieachtergrond. Hoewel zij gemiddeld minder gunstige arbeidsomstandigheden rapporteren, worden de verschillen met werknemers met een Nederlandse achtergrond wel kleiner. Voorbeelden van beroepen waarin werkenden minder aantrekkelijke arbeidsomstandigheden rapporteren, zijn koks en kelners, postpersoneel, winkelpersoneel, schoonmakers, huishoudelijk personeel en bejaarden- en kinderverzorgers.
Bron: CBS 1-06-2017
Verder uitstel handhaving Wet DBA
Verder uitstel handhaving Wet DBA
Onlangs werd het rapport van een ambtelijke commissie gepubliceerd naar de Wet DBA. In dit rapport zijn tien varianten genoemd die voor enkele problemen met de Wet DBA een oplossing moeten bieden. Daar het aan het nieuwe kabinet is hoe wordt verder gegaan met de Wet DBA, schort staatssecretaris Wiebes van Financiën de handhaving nog een half jaar op. Opdrachtgevers en opdrachtnemers moeten namelijk voldoende tijd krijgen om hun werkwijze zo nodig aan te passen.
Bron: MvF 1-06-2017
EU arbitragecommissie ter voorkoming dubbele belastingheffing
EU arbitragecommissie ter voorkoming dubbele belastingheffing
De richtlijn voorziet in de instelling van een arbitragecommissie van ‘gerespecteerde onafhankelijke personen’. Die commissie bestaat uit 3 tot 5 onafhankelijke arbiters, waaronder vertegenwoordigers van de betreffende lidstaten, die over een kwestie van dubbele belasting een bindend advies uitbrengen. Overeengekomen is dat de arbiters geen werknemers van belastingadviesbedrijven mogen zijn, of op professionele basis belastingadvies mogen hebben gegeven. Tenzij anders overeengekomen, moet de voorzitter van het panel een rechter zijn. Daarnaast is het mogelijk dat de lidstaten een meer permanente commissie oprichten om geschillen te beslechten.
De verwachting is dat de Raad de richtlijn zal aannemen nadat het Europees Parlement hierover advies heeft uitgebracht. Lidstaten krijgen dan tot en met 30 juni 2019 de tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. De richtlijn zal van toepassing zijn op klachten over kwesties die die betrekking hebben op aanslagjaren die op 1 januari 2018 beginnen of later.
Bron: Raad van de EU 23-05-2017
Nieuwe regeldrukwaakhond
Nieuwe regeldrukwaakhond
Wie in het ATR gaan plaatsnemen is nog niet bekend. De ministers Kamp van Economische Zaken en Plasterk van Binnenlandse Zaken schrijven in de toelichting dat het college zo zal worden samengesteld dat er een goede mix is van bestuurlijke ervaring, relevante kennis en ervaring met de regeldruk zoals die door de doelgroepen wordt ervaren.
De opvolger van de huidige regeldrukwaakhond Actal gaat adviseren over de regeldrukgevolgen van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, zo blijkt uit het instellingsbesluit. Daartoe ontvangt het ATR de conceptstukken. Ook kan het college op verzoek de Tweede Kamer bijstaan bij initiatiefwetgeving of amendementen. Ministers kunnen de hulp van het ATR inschakelen ‘bij het voorbereiden van wet- en regelgeving ondersteunen bij het in kaart brengen en analyseren van mogelijke regeldrukgevolgen’.
Het ATR kan ook lagere overheden op verzoek adviseren over regeldruk. Dit was een van de wensen van de Tweede Kamer. Ook ‘signalen uit de samenleving’ en ‘knelpunten in beleidsregels en overige regels’ kunnen aanleiding zijn om advies uit te brengen voor de nieuwe organisatie.
Bron: SCOnline 30-05-2017
Horizontaal toezicht op de schop?
Horizontaal toezicht op de schop?
In de brief die in handen is van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, FD en Trouw, schrijft Uijlenbroek dat het ‘horizontaal toezicht’, waarin de Belastingdienst de aangiften van vertrouwde bedrijven nauwelijks meer controleert, moet worden gemoderniseerd. ‘Nederland moet zich aansluiten bij internationale ontwikkelingen op dit gebied’. De brief lijkt een breuk met het beleid dat tot dusver door de politieke en ambtelijke leiding van de fiscus werd gehuldigd. Wiebes noemde bijvoorbeeld horizontaal toezicht een sterkte van ons belastingstelsel.
Vanuit de medewerkers van de fiscus en ook daarbuiten is er echter al langer kritiek op hoe horizontaal toezicht wordt toegepast. Volgens de inspecteurs kan de fiscus nauwelijks meer toezicht houden, wordt teveel vertrouwd op het bedrijfsleven en is het systeem ‘naïef en onverantwoord’. Volgens critici is nu vaak onduidelijk wanneer een bedrijf het vertrouwen van de Belastingdienst verliest. De criteria hiervoor zijn onduidelijk.
Uijlenbroek gaat in zijn brief ook in op de cultuur binnen de Belastingdienst. Volgens de directeur-generaal is er een kloof tussen het management en de werkvloer. Hij roept medewerkers op meer met elkaar in gesprek te gaan. Ook wil hij dat er beter onderzoek komt naar de vraag of de Belastingdienst effectief met zijn geld omgaat. En hij wil beter onderzoeken of bedrijven en particulieren zich aan de wet houden.
Bron: Investico 27-05-2017
Betaaltermijnen aan banden
Betaaltermijnen aan banden
Het wetsvoorstel is destijds ingediend door de Tweede Kamerleden Mulder (VVD) en Vos (PvdA). Het wetsvoorstel is een verdere uitwerking van de Europese richtlijn late betalingen (richtlijn 2011/7/EU) en maakt gebruik van de mogelijkheid die de Richtlijn biedt om op nationaal niveau de wet aan te scherpen. Deze mogelijkheid staat beschreven in artikel 12 lid 3 van de richtlijn.
In een overeenkomst tussen een grote onderneming en een mkb-onderneming of zelfstandig ondernemer, waarbij de grote partij de rol van afnemer vervult en de kleine partij de rol van leverancier of dienstverlener, mag volgens het wetsvoorstel geen langere betaaltermijn dan 60 dagen worden overeengekomen. Overeenkomsten waarbij grote bedrijven alsnog besluiten betaaltermijnen langer dan 60 dagen af te sluiten, worden nietig verklaard, de betaaltermijn wordt in dat geval van rechtswege omgezet in een betaaltermijn van 30 dagen. Mocht de afnemer de factuur pas na 30 dagen betalen, dan is van rechtswege wettelijke handelsrente verschuldigd over de termijn die de 30 dagen overschrijdt.
Bron: Eerste Kamer
Slechte financiële situatie: geen boete
Slechte financiële situatie: geen boete
Een verhuurder van woningen, die tevens handelaar in tweedehands auto’s is, heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 een aangifte IB ingediend. In de aangiften zijn geen inkomsten wegens verhuur van woningen en verkoop van auto’s opgenomen. Tijdens de jaren 2006 tot en met 2010 blijkt voor de verhuur van onroerend goed en voor verkoop van auto’s geen administratie te zijn bijgehouden. Daarom worden naar aanleiding van een boekenonderzoek navorderingsaanslagen IB met boetes (van in totaal zo’n € 145.000) opgelegd.
Omdat de verhuurder geen administraties heeft bijgehouden en ook niet op een andere manier heeft aangetoond dat de opgelegde navorderingsaanslagen onjuist zijn, worden de navorderingsaanslagen gehandhaafd. De door de inspecteur gemaakte schattingen zijn redelijk. De door de verhuurder aangevoerde kosten voor zowel de verhuur als de verkoop van auto’s laat de rechtbank buiten beschouwing om deze niet zijn onderbouwd. De verhuurder heeft zijn ib-aangiften opzettelijk onjuist en onvolledig gedaan, waardoor de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld en er te weinig belasting is geheven. De rechtbank vindt, evenals de inspecteur, dat de boetes, gezien de financiële situatie van de verhuurder, moeten worden gematigd tot nihil. Onder gegeven omstandigheden is dit passend en geboden.
Bron: Rb. Noord-Holland 4-05-2017