Het kabinet wil de Energie-investeringsaftrek (EIA) als fiscale stimuleringsregeling voortzetten. Dit laat minister Wiebes van EZK weten in een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het evaluatierapport van de EIA.
Gegeven de uitdagingen die samenhangen met de gestelde energie- en klimaatdoelen van het kabinet en de op zichzelf gunstige overall waardering van de EIA als fiscale stimuleringsregeling is het kabinet van mening dat deze fiscale regeling moet worden voortgezet. Wat de aanbevelingen in het rapport betreft zal het kabinet het huidige aftrekpercentage van 54,5% in het pakket Belastingplan 2019 verlagen naar 45%. Het netto belastingvoordeel wordt daardoor weliswaar iets verlaagd, maar blijft naar de mening van het kabinet op een voldoende niveau om ondernemers te prikkelen tot het treffen van energie-investeringen. Het kabinet hecht belang aan de vermindering van de administratieve lasten en verbetering van de zichtbaarheid van de regelingen voor ondernemers. Het kabinet neemt dan ook de aanbeveling over om te bekijken of het loket voor EIA en MIAVamil-aanvragen verder kan worden geïntegreerd. Ook de aanbeveling om de eindverantwoordelijkheid voor de Uitvoeringsregeling EIA en de daarin opgenomen Energielijst aan de minister van EZK toe te delen, wordt door het kabinet overgenomen bij het vaststellen van de Uitvoeringsregeling EIA voor 2019.
Bron: Min EZ 14-07-2018

Er komt een nieuwe subsidieregeling voor huishoudens en bedrijven die zelf duurzame elektriciteit opwekken. Dat schrijft minister Wiebes van Economische Zaken in een Kamerbrief.
Nu zijn er vanuit het Rijk drie subsidieregelingen om de opwekking van lokale hernieuwbare energie te stimuleren. Een van die regelingen is de salderingsregeling. Hierbij wordt de zelfopgewekte elektriciteit van huishoudens en bedrijven in mindering gebracht met de van het net afgenomen elektriciteit. Hierdoor hoeven zij geen leveringskosten, energiebelasting, opslag duurzame energie (ODE) en btw te betalen over dat in mindering gebrachte deel.
In het regeerakkoord is afgesproken dat de salderingsregeling in 2020 wordt omgevormd naar een nieuwe regeling, omdat de regeling ‘een relatief kostbaar instrument is om duurzame energie te bevorderen’. De nieuwe regeling zal een terugleversubsidie worden. Deze subsidie is een vergoeding voor het opwekken van de stroom die aan het elektriciteitsnet wordt teruggeleverd. Voor gebruikers van de salderingsregeling wordt een overgangsperiode geregeld.
De nieuwe regeling gaat niet alleen voor zonne-energie gelden, maar ook voor andere hernieuwbare energiebronnen zoals windenergie. Huishoudens en bedrijven die hun opgewekte stroom zelf verbruiken, zullen daar net als nu geen energiebelasting en geen ODE voor hoeven betalen. De nieuwe regeling gaat er verder vanuit dat eigenaren van zonnepanelen hun investering in ongeveer zeven jaar moeten kunnen terugverdienen. Tot slot stelt Wiebes een subsidieplafond in, zodat ‘het budget beheersbaar blijft’.
Bron: Min EZ 15-06-2018

De belangenorganisaties van belastingplichtigen en ondernemers zijn van mening dat de vermogensrendementsheffing in de huidige vorm strijdig is met het recht op eigendom, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Zij roepen de staatssecretaris van Financiën op voor het einde van het jaar het box 3-stelsel aan te passen. De ondertekenaars constateren dat een herziening van box 3 past in de agenda van het regeerakkoord. Voor het realiseren van deze ambitie dient een fiscale verschuiving op de belasting op kapitaal plaats te vinden ten gunste van Nederlandse belastingplichtigen, waaronder vooral mkb’ers en zzp’ers. ‘Het is deze groep Nederlanders die direct bijdraagt aan de groei van de Nederlandse economie, die vermogen opbouwt en daarmee kapitaal ter beschikking stelt om te investeren in nieuwe bedrijven, innovatieve projecten en familieondernemingen.’ ‘Het is tijd dat de staatssecretaris met een rechtvaardige vermogensrendementsheffing komt. Dat is belangrijker dan het optimaliseren van het fiscale vestigingsklimaat voor buitenlandse ondernemingen, aldus Paul Koster, directeur van de Vereniging Effectenbezitters, VEB.
Gelet op uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst snappen de meeste belastingplichtigen dat het waarmaken van de kabinetsambitie, om box 3 te herzien, niet moet leiden tot een onwerkbare situatie. In dit kader pleiten de ondertekenaars ook voor een eenvoudig en rechtvaardig stelsel met een forfaitaire component. Met dien verstande dat belast wordt op basis van het daadwerkelijke rendement voor zover mogelijk.
Bron: ONL, RB, Novak, Bond voor belastingbetalers, VEB 19-06-2018

De gemiddelde pensioenleeftijd is vorig jaar weer gestegen. Werknemers gingen in 2017 gemiddeld bij een leeftijd van 64 jaar en 10 maanden met pensioen. Dit is vijf maanden hoger dan in 2016.
Begin deze eeuw lag de gemiddelde pensioenleeftijd nog onder 61 jaar. Van 2007 begint die leeftijd echter te stijgen onder invloed van regelgeving en wetswijzigingen die als doel hadden werknemers te stimuleren om langer door te werken. Ook de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd sinds 2013 is van invloed op de pensioenleeftijd. Vorig jaar lag de AOW-leeftijd op 65 jaar en 9 maanden. De komende jaren gaat die leeftijd verder omhoog tot 67 jaar en 3 maanden in 2022. Vanaf 2022 is de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.
Het aandeel werknemers dat voor hun 65e verjaardag met pensioen ging, daalde de afgelopen twaalf jaar van 88% in 2006 naar 38% in 2017. In 2006 was ruim een kwart 59 jaar of jonger, in 2017 was dat afgenomen tot 4,4%. Het aantal werknemers dat 65 jaar of ouder was op het moment van pensionering is drastisch toegenomen: van ruim 12% in 2006 tot bijna 62% in 2017. Wel zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen en naar opleidingsniveau. Vrouwelijke werknemers gaan op jongere leeftijd met pensioen dan mannen. In 2017 was het verschil bijna 9 maanden. Hoogopgeleide werknemers gingen in 2017 gemiddeld met 64 jaar en 5 maanden met pensioen en waren daarmee bijna 10 maanden jonger dan laagopgeleide werknemers.
Het aantal personen van 55 jaar en ouden met loon als voornaamste inkomensbron is tussen 2005 en 2016 met bijna 80% gegroeid. Belangrijke oorzaken hiervan zijn de vergrijzende beroepsbevolking en de verhoging van de AOW-leeftijd. In 2016 waren er bijna vier keer zo veel werknemers van 60 tot 65 jaar als in 2005. Het aantal werknemers van 65 jaar of ouder nam nog harder toe en verzesvoudigde in dezelfde periode, tot 44.500 in 2016.
Bron: CBS 20-06-2018

Volgens de Hoge Raad is het verlaagde btw-tarief (6%) niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van ligplaatsen in een jachthaven. De exploitant meende dat er sprake was van het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie in de zin van de Btw-richtlijn. Volgens de Hoge Raad kan echter het ter beschikking stellen van ligplaatsen met gebruik van de diverse voorzieningen niet worden aangemerkt als recht gebruik te maken van een sportaccommodatie.
Een exploitant van een jachthaven stelt ligplaatsen voor zeil- en motorboten ter beschikking. De jachthaven heeft diverse voorzieningen (zoals toiletten, douches, afvaldepots, voorzieningen voor onderhoud en reparatie en laad/tappunten voor elektra en water aan boord) waarvan de huurders van de ligplaatsen gebruik mogen maken. In geschil is of het verlaagde btw-tarief (6%) van toepassing is op de liggelden op grond van post b.3 van Tabel 1, Wet OB 1968. De exploitant is namelijk van mening dat de terbeschikkingstelling van ligplaatsen kwalificeert als het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie (post 14, Bijlage III, Btw-richtlijn).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de prestatie waarop de liggelden ziet de verhuur van parkeerruimte behelst waarop het algemene btw-tarief (21%) van toepassing is. Volgens het hof volgt uit een uitspraak van het EU Hof van Justitie van 25 februari 2016 niet dat de verhuur van parkeerruimte voor boten kan worden beschouwd als het recht om gebruik te maken van een sportaccommodatie. Deze prestatie vormt ook niet het gelegenheid geven tot sportbeoefening aangezien het sporten niet plaatsvindt in de jachthaven, maar in open water. De Hoge Raad overweegt dat het geven van gelegenheid tot sportbeoefening als bedoeld in de wet OB 1968 uitgelegd moet worden in overeenstemming met de Btw-richtlijn. De Hoge Raad sluit zich bij het oordeel van het hof aan dat de ligplaatsen op zichzelf bezien niet bestemd zijn voor sportbeoefening en dat de voorzieningen van de jachthaven niet bestemd en nodig zijn voor de daadwerkelijke sportbeoefening met boten. Het ter beschikking stellen van ligplaatsen met gebruik van de diverse voorzieningen kan niet worden aangemerkt als recht gebruik te maken van een sportaccommodatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.
Bron: HR 15-06-2018

Vakbond FNV stapt naar de rechter in het conflict met maaltijdbezorger Deliveroo. Volgens de vakbond werkt Deliveroo met schijnzelfstandigen om te voorkomen dat het bedrijf zich aan een cao moet houden.
Sinds dit jaar neemt het bedrijf geen bezorgers meer in loondienst, maar werkt het nog enkel met bezorgers die als zzp’er voor het bedrijf werken. Volgens de vakbond is deze constructie onwettig. De bezorgers zijn volgens de FNV geen ondernemers, maar zijn min of meer gedwongen om als schijnzelfstandige te werken. Een aantal Deliveroo-bezorgers heeft zich verenigd in de ‘Riders Union’ en maakt zich samen met de FNV sterk voor een cao.
Op 15 juni overhandigden enkele bezorgers van Deliveroo een dagvaarding aan de directie van het bedrijf.
Bron: div. media

Het overleg met vertegenwoordigers van zzp’ers, opdrachtgevers en andere veldpartijen over een opvolger van de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) dat voor het verzenden van een hoofdlijnenbrief aan de Kamer zou worden gehouden is uitgesteld. Eerst vindt nu het overleg met de Kamer plaats en pas daarna kunnen de belangenorganisatie feedback geven.
Eerder dit jaar kondigde de minister aan dat voor het zomerreces naar de Tweede Kamer een hoofdlijnen brief over een opvolger voor de Wet DBA zou worden gestuurd. Voorafgaand aan het sturen van de brief zouden veldpartijen gelegenheid krijgen feedback te geven. Half juni heeft noch dit overleg plaats gevonden, noch is de hoofdlijnenbrief al verstuurd. Het overleg met de vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de opvolger van de Wet DBA staat gepland voor 27 juni.
Inmiddels is duidelijk geworden dat dit overleg met vertegenwoordigers van onder meer opdrachtgevers en opdrachtnemers en bemiddelaars voor het verzenden van de hoofdlijnenbrief en het overleg met de Kamer niet meer haalbaar is. Zipconomy meldde dat dit overleg wordt uitgesteld tot na de zomervakantie, zodat de partijen beter voorbereid aan het overleg kunnen deelnemen. Een woordvoerder van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevestigt dit bericht. Wanneer het veldoverleg wel zal plaatsvinden, kon zij niet zeggen. De uitnodigingen worden na de zomervakantie verstuurd. Ook wanneer de hoofdlijnenbrief naar de Kamer wordt gestuurd is nog niet bekend. De Kamer had gevraagd dat de brief er voorafgaand aan het overleg met de Kamercommissie er ligt.

Bij de Tweede Kamer is op 14 juni het wetsvoorstel Wet Invoering Extra Geboorteverlof (WIEG) ingediend. Het wetsvoorstel regelt extra verlof voor de partner na de geboorte van een kind.
Thans heeft een partner recht op twee dagen verlof na de geboorte van een kind op grond van de Wet arbeid en zorg. Dit verlof wordt betaald door de werkgever. De werknemer kan die dagen – binnen 4 weken nadat het kind thuis is – naar eigen inzicht opnemen. Het nu ingediende wetsvoorstel verruimt dit verlof naar eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling en aanvullend vijf maal de wekelijkse arbeidsduur verlof, op te nemen binnen zes maanden na de geboorte van het kind. Voor het aanvullend verlof bestaat dan recht op een uitkering van het UWV. Deze uitkering bedraagt 70% van het dagloon (tot 70% van het maximum dagloon). Bovenwettelijke aanvulling tot 100% is mogelijk. Dit extra geboorteverlof kan een werknemer pas opnemen nadat eerst het geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling is opgenomen. De werknemer is vrij in het opnemen van het gewone geboorteverlof van eenmaal de wekelijkse arbeidsduur met loondoorbetaling. Voor het aanvullende geboorteverlof geldt dat de werkgever wegens zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang het verlof na overleg met de werknemer anders kan inroosteren.
Met de inwerkingtreding van de WIEG zal het onvoorwaardelijk recht op drie dagen ouderschapsverlof dat was ingevoerd met de Wet modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden komen te vervallen
De uitkering voor het extra geboorteverlof kan een werknemer aanvragen via de werkgever. Met deze manier van aanvragen wordt aangesloten bij de systematiek die geldt voor de aanvraag van uitkeringen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof en voor de aanvraag voor uitkeringen voor adoptie- en pleegzorgverlof. De lasten van de uitkering via het UWV wordt gedragen door alle werkgevers, daar deze gefinancierd wordt via de Aof-premie. Deze wijze van financiering heeft tot gevolg dat werknemers waarvoor geen Aof-premie wordt betaald, wel recht hebben op het aanvullend geboorteverlof maar niet op de uitkering van 70% van het dagloon.
Bron: Min SZW 14-06-2018

De Wet terugvordering staatssteun treedt 1 juli 2018 in werking. De wet voorziet in een nationaalrechtelijke grondslag voor de terugvordering van staatssteun door bestuursorganen indien de Europese Commissie besluit dat steun is verleend die moet worden teruggevorderd.
Het verbod op staatssteun is vastgelegd in artikel 107, lid 1 EU-Werkingsverdrag. De controle door de Europese Commissie op staatssteun aan ondernemingen is een belangrijk deel van het mededingingsbeleid binnen de Europese Unie. Het doel van de Europese regelgeving is het scheppen van gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de interne markt. De inzet van staatsmiddelen om voor bepaalde ondernemingen concurrentievervalsende voordelen te scheppen, is in beginsel dan ook niet toegestaan. In dat kader kan de Commissie een lidstaat opdragen staatssteun terug te vorderen die in strijd met de regels is verstrekt. De lidstaat dient die steun dan zonder vertraging en op basis van het nationale recht terug te vorderen.
De terugvorderingsmogelijkheden op basis van het Nederlandse recht waren niet in alle gevallen voorhanden of adequaat toegesneden op situaties waarin staatssteun wegens strijd met de Europese staatssteunregels dient te worden teruggevorderd.Het doel van de Wet terugvordering staatssteun is om de lacunes, door middel van een sluitende set nationaalrechtelijke grondslagen, te dichten en te verzekeren dat staatssteun daadwerkelijk wordt teruggevorderd.De wet creëert geen nieuwe situaties waarin moet worden teruggevorderd, maar biedt uitsluitend een regeling ter uitvoering van de verplichting tot terugvordering in situaties waarin al teruggevorderd moet worden. Alleen voor fiscale steun geldt een afwijkend regime, waarbij de navordering en naheffing voor zover mogelijk plaats zal vinden overeenkomstig de Algemene wet inzake rijksbelastingen of de Invorderingswet 1990.
Bron: ECER 12-06-2018

Adfiz, OvFD en het Verbond van Verzekeraars willen dat de kosten van financieel advies fiscaal aftrekbaar worden. Hierover hebben ze een brief geschreven aan staatssecretaris Snel.
De evaluatie van het provisieverbod toont volgens de drie brancheorganisaties aan dat het bevorderen van de toegankelijkheid van advies wenselijk is. Ze verwijzen naar een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid waarin wordt aangegeven dat mensen maar moeilijk tot actie komen en financieel advies en begeleiding nodig hebben. Driekwart kent de eigen pensioenuitkering niet en een op de drie kan een pensioentekort tegemoet zien. Meer informatie alleen is niet genoeg, aldus de drie.
De introductie van het provisieverbod heeft de toegang tot advies volgens hen niet verbeterd. De drie brancheorganisaties wijzen op hun eigen initiatieven om de toegang tot financieel advies te verbeteren, zoals de website Mijnverzekeringenopeenrij.nl.
Adfiz, OvFD en het Verbond van verzekeraars vinden dat het tijd wordt om met staatssecretaris Snel te gaan praten over de fiscale behandeling van advieskosten.
Bron: OvFD, Adfiz en Verbond van verzekeraars, 11-06-2018