Een ex-partner die kosten maakt om partneralimentatie te krijgen, kan deze kosten in aftrek brengen in de aangifte. Dat geldt zelfs als de rechter uiteindelijk de vordering afwijst. Wel moet bij het instellen van de procedure redelijkerwijs te verwachten zijn dat de rechter het recht op partneralimentatie zal toewijzen.
Een man voert een aantal procedures tegen zijn ex-echtgenote. Daarbij bepaalt de rechter uiteindelijk dat de man en zijn ex-echtgenote over en weer partneralimentatie zijn verschuldigd. De man heeft echter minder alimentatie verkregen dan waar zijn advocaat om had gevraagd. De kosten voor de advocaat wil de man in aftrek brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting. De inspecteur gaat hier niet mee akkoord. Hij vindt dat de kosten van een mislukte poging tot verkrijging van partneralimentatie niet aftrekbaar zijn. Rechtbank Zeeland-West-Brabant vindt dat de kosten voor een mislukte procedure aftrekbaar zijn. Wel moet bij het instellen van de procedure voor de man redelijkerwijs te verwachten zijn dat hij succesvol zal zijn in de procedure. De rechter is van oordeel dat de man met de overgelegde draagkrachtberekening heeft aangetoond een goede kans te maken bij de civiele rechter meer partneralimentatie te krijgen.
De ex-echtgenote heeft tegen de man een vordering ingesteld om (meer) partneralimentatie van de man te krijgen. De advocaatkosten om die vordering te bestrijden zijn niet aftrekbaar. De rechtbank bepaalt in goede justitie dat de helft van de gemaakte advocaatkosten door de man zien op het verkrijgen van partneralimentatie en dat deze kosten aftrekbaar zijn.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-12-2019 (gepubl. 30-12-2019)

De MKB Export Award ondersteunt ondernemers die de potentie hebben om succesvol de grens over te gaan of bestaande internationale activiteiten uit te breiden. De Award biedt ondernemers met internationale ambities een stevige steun in de rug.
Ondernemers die aan kunnen geven met welk product zij welke (nieuwe) markt(en) willen betreden en hun internationale ambities kunnen motiveren, kunnen zich tot 17 januari 2020, 12.00 uur inschrijven voor de MKB Export Award 2019 op www.mkbexportaward.nl.
Op grond van het profiel, de internationale plannen en de motivatie van de deelnemers selecteert een deskundige jury in februari 2020 de winnaar, die in maart bekend gemaakt wordt tijdens een internationaal starters evenement.
De winnaar krijgt een exportcheque (tegoed voor transportkosten) t.w.v. € 15.000 van TNT, een jaar lidmaatschap van MKB-Nederland, een zakenpartnerscan van RVO.nl en een persoonlijke taaltraining in een taal naar keuze bij Language Institute Regina Coeli.
De prijs is een initiatief van MKB-Nederland, TNT, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Language Regina Coeli.
Bron: mkbexportaward.nl

Een verblijfsvergunning voor het volgen van een studie en voor het zoeken van een baan zijn onvoldoende om van een duurzame band met Nederland te kunnen spreken. Op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst is er geen sprake van een duurzame band van persoonlijke aard tussen de studente en Nederland. De 30%-regeling moet dan ook worden toegepast.
Een Jordaanse studente is op 18 april 2014 naar Nederland gekomen om een studie te volgen. Hiervoor heeft zij een verblijfsvergunning gekregen, die op 30 september 2015 afliep. Na afronding van haar studie heeft zij een verblijfsvergunning gekregen van 1 oktober 2015 tot 18 september 2016 in verband met de regeling zoekjaar afgestudeerden om in Nederland een baan te vinden. Op 26 april 2016 is zij voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een werkgever. Hiervoor heeft zij een verblijfsvergunning als kennismigrant gekregen, geldig tot 21 mei 2021. De studente staat sinds 2014 ingeschreven in de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie. Zij heeft een Nederlandse ziektekostenverzekering en bankrekening. Zij heeft geen familie in Nederland en geen geregistreerd partner. In Jordanië heeft zij een woonruimte bij haar ouders met eigen opgang en een bankrekening.
Voor Hof Amsterdam is het de vraag of de inspecteur terecht toekenning van de 30%-regeling heeft geweigerd, omdat zij niet kwalificeerde als ingekomen werknemer. Volgens het hof moet de vraag waar iemand woont naar omstandigheden worden beoordeeld. Het komt erop aan of er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en het desbetreffende land. De verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd belemmeren in zekere zin het ontstaan van zo’n band, maar verhinderen die niet. Een verblijfsvergunning voor het volgen van een studie en voor het zoeken van een baan zijn onvoldoende om van een duurzame band te kunnen spreken. Het maakt daarbij niet uit of de studente over een woonruimte in Nederland beschikte. De ziektekostenverzekering was verplicht en de inschrijving in de gemeentelijk basisadministratie was bedoeld om de ziektekostenverzekering af te sluiten en aangifte IB/PVV te doen. Naar de omstandigheden beoordeeld concludeert het hof dan ook dat er op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst geen sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen de studente en Nederland. De 30%-regeling moet daarom worden toegekend.
Bron: Hof Amsterdam 29-10-2019 (gepubl. 01-01-2020)

Een ondernemer die een vooruitbetaling per automatische incasso ontvangt, moet verplicht btw af te dragen op het moment dat die vooruitbetaling is ontvangen.
Een bv exploiteert een fitnesscentrum. Zij ontvangt in december 2010 abonnementsgelden voor het jaar 2011. Deze bv vindt dat hier geen sprake is van een vooruitbetaling, omdat de abonnementsgelden via automatische incasso van de rekening van de abonnementhouders zijn geïncasseerd. Daarnaast zijn de abonnementen op ieder moment op te zeggen. In dat geval is het betaalde abonnementsgeld terug te vorderen. Volgens de bv hoeft de afdracht van de btw over de abonnementsgelden vanwege deze omstandigheden pas plaats te vinden in 2011. Maar Hof Arnhem-Leeuwarden ziet geen reden om de btw-afdracht uit te stellen. Volgens de BTW Richtlijn is de btw in het geval van vooruitbetalingen verschuldigd op moment van ontvangst van het bedrag. Ook de wet stelt dat de btw uiterlijk is verschuldigd op het moment waarop de btw-ondernemer de vergoeding voor zijn prestatie ontvangt. Of de afnemer van de prestatie toestemming geeft voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaakt, is irrelevant. De opzegbaarheid van het abonnement is in dit verband evenmin van belang. De bv had de btw over de vooruitbetalingen al in 2010 moeten afdragen. Daarom mag de Belastingdienst naheffen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 24-12-2019 (gepubl. 03-01-2020)

Het opbouwen van een oudedagsvoorziening door een stakingswinstlijfrente verschilt in een aantal opzichten van het opbouwen van een pensioen of de toevoeging aan een oudedagsreserve. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is geen sprake van gelijke gevallen.
In 2016 staakt een ondernemer zijn onderneming. Bij de staking bedingt de ondernemer een lijfrente en stort in 2018 een koopsom van € 60.000 voor de stakingswinstlijfrente. De ondernemer is het niet eens met de aanslag bijdrage-inkomen Zvw over de volledige stakingswinst. In beroep bij de rechtbank stelt hij dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Voor de ondernemer die zijn oudedagsreserve omzet in een lijfrente past de Belastingdienst wel een vermindering toe op het bijdrage-inkomen Zvw. Dat zou ook moeten gelden bij omzetting van een stakingswinst in een lijfrente volgens de ondernemer.
De rechtbank is van oordeel er geen verband is tussen de opbouw van de oudedagsvoorziening, het inkomen en de arbeidsduur bij storting van een koopsom voor een stakingswinstlijfrente. Dat verband is er wel bij de opbouw van de oudedagsvoorziening bij een werknemer (pensioen) of ondernemer (pensioen of dotatie oudedagsreserve). Daarnaast is een verschil dat storting van een koopsom voor de stakingswinstlijfrente eenmalig is en buiten de bron ‘winst uit onderneming’ of ‘loon uit dienstbetrekking’ plaatsvindt. De betaling van pensioenpremies of dotaties aan de oudedagsreserve zijn fiscaal gefaciliteerd en vinden jaarlijks plaats binnen de genoemde bronnen. Door de hiervoor genoemde verschillen is het onderscheid dat de wetgever heeft gemaakt terecht. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de stakingswinst tot het bijdrage-inkomen Zvw heeft mogen rekenen en daarbij geen rekening hoefde te houden met de koopsom voor de stakingswinstlijfrente.
Bron: Rb. Noord-Nederland 20-12-2019

De werkgeverslasten voor een personeelslid in vaste dienst gaan omlaag terwijl tijdelijke contracten voor werkgevers duurder worden. Dat komt door de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) en de nieuwe WW-premie, meldt HR- en salarisdienstverlener ADP.
In 2019 betaalde een werkgever voor een werknemer met een tijdelijk contract en een modaal inkomen maandelijks € 538 aan werkgeverslasten. Dat wordt in 2020 € 99 per maand meer. Als dezelfde werknemer in vaste dienst is, betaalt de werkgever € 42 minder per maand.
Volgens ADP wordt het grote verschil bijna volledig veroorzaakt door de nieuwe WW-premie. Vanaf 2020 is er één WW-premie, met een hoog en een laag tarief van respectievelijk 7,94% en 2,94%. Werkgevers moeten het hoge tarief betalen bij tijdelijke en flexibele contracten, en het lage tarief voor werknemers met een vast contract. Zo probeert het kabinet werkgevers te stimuleren om meer vaste contracten af te sluiten.
Alleen overheidswerkgevers vallen buiten de nieuwe tarieven: zij betalen nog de oude premie.
Bron: nu.nl, 02-01-2020

Mogen werknemers een auto van de zaak mee naar huis nemen, houd dan als werkgever goed bij welke werknemer over welke auto beschikt. Dit is van belang om te kunnen bewijzen dat er geen sprake is van privégebruik.
Een aannemingsbedrijf dat was gespecialiseerd in het aanleggen van kabel- en leidingsystemen was kentekenhouder van een aantal bestelauto’s. Het bedrijf had alle btw op de aanschafprijs en kosten van deze auto’s afgetrokken. Het aannemingsbedrijf stelde de bestelauto’s ter beschikking aan zijn werknemers. De werkgever hield echter niet bij welke auto hij ter beschikking stelde aan welke werknemer. Het bedrijf paste de bijtelling niet toe en corrigeerde evenmin de omzetbelasting voor enig privégebruik. De Belastingdienst meent dat dit wel had moeten plaatsvinden. Daarom legt de inspecteur het aannemingsbedrijf naheffingsaanslagen loonheffingen en omzetbelasting op.
De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat de werknemers na de werkdagen de auto van de zaak mee naar huis konden nemen. Onder deze omstandigheden is privégebruik mogelijk. De werkgever stelt dat de bestelauto’s worden gebruikt voor werkzaamheden met vervuilde grond. Dit is volgens Rechtbank Den Haag nog geen bewijs dat de auto’s uitsluitend zijn te gebruiken voor goederenvervoer. Nu de werkgever evenmin het werkelijk gebruik heeft bijgehouden, moet zowel de bijtelling als een forfaitaire btw-correctie plaatsvinden.
Bron: Rb. Den Haag 30-09-2019 (publ. 17-12-2019)

Per 1 januari 2020 treedt de LNG/bio-LNG stimuleringsregeling in werking. De nieuwe regeling komt in de plaats van de accijnsteruggaveregeling op LNG, die per 1 januari 2019 was stopgezet.
Eind 2018 besloot het Ministerie van Financiën de accijnsteruggaveregeling op LNG niet te verlengen. Hierdoor ontstond een stagnatie in de opmars van LNG in de transportsector. De sector zou mogelijk gaan krimpen waardoor de transitie van LNG naar Bio-LNG niet van de grond kwam. Om de positieve bijdrage van LNG/Bio-LNG te stimuleren, besloot het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met een opvolger van de LNG-teruggaveregeling te komen. De nieuwe LNG-subsidieregeling werd aangekondigd in het Klimaatakkoord. LNG/Bio-LNG moet een significante bijdrage leveren in het behalen van de gestelde klimaatdoelen.
LNG-motoren zijn stiller dan dieselmotoren. Daarnaast biedt het rijden op LNG volgens recente tests van TNO een CO2-reductie van 10 tot 20%, afhankelijk van de motortechnologie. Door bio-LNG te tanken, kan de CO2-reductie net als bij het gebruik van de dieselvervanger HVO (hydrotreated vegetable oils) 80% of meer bedragen.
De nieuwe regeling betreft een compensatie van 18,7 eurocent per kilogram LNG voor de jaren 2020 en 2021. Dit maakt het rijden op LNG aantrekkelijker en hierdoor wordt de transitie naar bio-LNG gestimuleerd. De subsidieregeling gaat in op 1 januari 2020 en sluit op 31 december 2021. Daarna houdt de regeling op te bestaan. De totale beschikbare subsidiepot is € 8 miljoen. Het teruggavebedrag van 18,7 eurocent wordt per 1 januari 2020 direct in de pompprijs verrekend door alle tankstation-eigenaren/-exploitanten.
Bron: Nationaal LNG Platform 11-12-2019

De Belastingdienst beoordeelt voor fiscale doeleinden of iemand zijn feitelijke woonplaats in Nederland heeft op basis van diverse factoren. Daarbij is voor de Belastingdienst ook van belang of die persoon niet tevens een woonplaats buiten Nederland heeft.
Een verkoper van tapijten, klokken, huishoudelijke artikelen, textiel en bestek met Nederlandse nationaliteit staat tot 28 november 2001 ingeschreven op het adres van zijn ouders in Nederland. Daarna heeft hij zich laten inschrijven in Duitsland, waarna hij op 8 februari 2012 zich heeft laten uitschrijven en zich heeft laten inschrijven in Spanje. Op 5 december 2013 heeft de verkoper zich weer in Nederland laten inschrijven. Door verkregen informatie uit een strafrechtelijk onderzoek heeft de inspecteur navorderingsaanslagen en boeten opgelegd.
De man verweert zich met de stelling dat hij niet in Nederland woonachtig was en hier niet belastingplichtig was. Rechtbank Zeeland-West-Brabant weet hij hiervoor echter niet te overtuigen. De rechtbank oordeelt dat de man zijn fiscale woonplaats in Nederland heeft gehad en niet ook in het buitenland. De rechtbank geeft daarvoor verschillende redenen aan waaronder het feit dat de man de Nederlandse nationaliteit heeft en eigenaar is van een perceel grond met daarop een woonwagen. Deze woonwagen heeft hem voor duurzame bewoning ter beschikking gestaan. Verder heeft hij een Nederlandse bankrekening waarop hij bedragen contant heeft gestort. Via die rekening heeft hij ook voor elektriciteit en water betaald. Ook is hij verzekerd in Nederland en heeft hij in Nederland zorgverleners bezocht. Tot slot heeft de man auto’s gehuurd in Nederland en tijdens verkeerscontroles Nederlandse boetes ontvangen. De man heeft wel aangegeven in andere landen gewoond te hebben, maar de rechtbank vindt toch dat hij in Nederland woonde, omdat de band met Nederland sterker was.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 12-07-2019 (publ. 9-12-2019)

De Tweede Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel voor invoering van een UBO-register. Ondernemingen en rechtspersonen zijn in 2020 verplicht om hun (in)directe eigenaren te registreren.
Een UBO (ultimate beneficial owner)is een natuurlijk persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een juridische entiteit. Invoering van het UBO-register is een uitvoering van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Doel van deze richtlijn is het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Er zijn twee amendementen aangenomen. Een amendement dat regelt dat er extra waarborgen in de toegang tot het UBO-register worden ingebouwd en de veiligheid en privacy van uiteindelijk belanghebbenden wordt vergroot. Verder is een amendement aangenomen dat de uitzondering voor kerkgenootschappen schrapt.
Bij de aangenomen moties is een verzoek aan de regering, om na één jaar en na vier jaar na de vulling van het UBO-register een evaluatie van de impact op de privacy van de uiteindelijk belanghebbenden uit te voeren.
Bron: Tweede Kamer 10-12-2019