Een lening aan een gelieerde schuldeiser is niet zakelijk als de schuldeiser weliswaar een zekerheid heeft gesteld, maar een andere financier dezelfde zekerheid ook al heeft bedongen en diens zekerheidstelling voorrang heeft.
In deze zaak had een man via zijn holding geld doorgeleend aan een bv die was opgericht om twee overnames uit te voeren. De overnames werden niet alleen gefinancierd met leningen van haar aandeelhouders, maar ook met een rekening-courantkrediet van de bank. De man had zekerheden bedongen: zolang de schuld niet was afgelost, mocht de holding haar bedrijfsmiddelen niet verkopen zonder toestemming van de man, en de holding zou een bezitloos pandrecht vestigen op deze bedrijfsmiddelen. De bank had de verpanding van de bedrijfsmiddelen echter ook al bedongen. Dit pandrecht had voorrang op de rechten van de man. Toen de man een waardedaling van de vordering wilde opgeven als negatief resultaat uit overige werkzaamheden, stak de inspecteur hier een stokje voor. Hij vond namelijk dat de lening van de man aan de holding onzakelijk was.
Het hof was het met de inspecteur eens. Hierbij woog het zwaar mee dat de activa van de holding voor het grootste deel bestonden uit leningen aan de overname-bv, waardoor de man indirect het ondernemingsrisico van de overname-bv liep. En dit risico was hoog, aangezien de overname-bv verliezen leed. Bovendien had de bedongen zekerheidstelling geen effect, aangezien de bank voorrang had en er dus feitelijk sprake was van een tweederangs zekerheid. Het hof concludeerde dan ook dat een derde onder deze voorwaarden nooit bereid zou zijn om tegen een winstonafhankelijke vergoeding een lening te verstrekken. De lening was zodoende onzakelijk en de man mocht de afwaardering van de vordering niet als negatief resultaat uit overige werkzaamheden opgeven.
Bron: Hof Den Bosch, 15-6-2018

Ondernemers die zakendoen met de overheid doen er goed aan om zich alvast voor te bereiden op het elektronisch verzenden van facturen. De overheid kan deze ondernemers namelijk verzoeken om alle facturen vanaf 18 april 2019 elektronisch in te dienen.
Op de genoemde datum treedt de gewijzigde Aanbestedingswet in werking. De Europese richtlijn ‘e-factureren bij overheidsopdrachten’ is in deze wet doorgevoerd. Op grond van de wetswijziging moeten alle ongeveer 1.800 aanbestedende diensten in Nederland, waaronder alle overheden, elektronische facturen kunnen ontvangen en verwerken. Hierbij gaat het om de financiële afwikkeling van opdrachten die volgens de Europese wetgeving zijn aanbesteed.
Concreet betekent dit alles dat alle bedrijven vanaf 18 april 2019 het recht hebben om hun facturen als e-facturen in te dienen. Dit heeft als voornaamste voordeel dat facturen dan ook sneller worden betaald. Daarnaast verloopt het facturatieproces nog efficiënter.
Bron: RVO, 27-9-2018

Als een bovenwoning op enigerlei wijze dienstbaar is aan de onderneming die in de ruimte onder de woning wordt gedreven, is geen sprake van verplicht privévermogen maar van keuzevermogen, zo blijkt uit een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
Een man exploiteerde met zijn echtgenote en dochter een dansstudio. Bij de start van de onderneming kochten zij een bedrijfspand met daarboven een woning die zij vervolgens ook gingen bewonen. De firmanten rekenden de gehele onroerende zaak tot het ondernemingsvermogen. In 2012 verkochten de firmanten de onroerende zaak. Hiermee werd winst behaald. De gemachtigde van de firmanten stelde vervolgens dat de woning destijds onjuist was geëtiketteerd. Volgens hem was er geen sprake van keuzevermogen, maar van verplicht privévermogen, wat zou betekenen dat de verkoopwinst over de woning onbelast zou blijven.
Het hof stelde dat uitsluitend sprake kon zijn van verplicht privévermogen als de woning niet op enigerlei wijze dienstbaar was aan de onderneming. Hiervoor moesten de firmanten aannemelijk maken dat de woning bij aanschaf uitsluitend voorzag in hun woonbehoeften, maar het hof vond dat zij hierin niet waren geslaagd. Het hof concludeerde dan ook dat de bovenwoning wél op enigerlei dienstbaar was aan de onderneming. Hierbij woog onder andere mee dat de firmanten een tussendoor gebruiken om vanuit de bovenwoning in de hal van hun dansstudio te komen, dat zij de was van hun dansstudio deden in de wasmachine die in de bovenwoning stond en dat zij de administratie van de dansstudio in de bovenwoning deden. Bovendien stond op de gevel van de bovenwoning een reclame-uiting van de dansschool. Daarom vond het hof dat de bovenwoning niet tot het verplichte privévermogen behoorde en dat de winst bij verkoop belast was.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 25-9-2018

Het kabinet, de werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en uitvoeringsorganisaties werken aan een gezamenlijk actieplan om mensen meer invloed te laten krijgen op hun eigen loopbaan. Eén van de voornaamste aspecten van dit actieplan is dat het vanzelfsprekend wordt dat iedereen zich tijdens zijn of haar loopbaan blijft ontwikkelen.
Om meer invloed te krijgen op de eigen loopbaan moet het inzichtelijker worden welke scholingsmogelijkheden er zijn. Daarom komt er meer ondersteuning in de vorm van voorlichting, loopbaanadvies en coaching. Ook wordt het aanbod van onderwijs flexibeler en worden kleine bedrijven aangemoedigd om aan bijscholing en omscholing te doen. Verder gaat het kabinet helpen bij de realisatie van een individueel leer- en ontwikkelbudget voor iedereen. Het gaat om een nieuw instrument waarmee ook in het buitenland nog weinig ervaring bestaat. Als eerste stap wil het kabinet een digitaal overzicht ontwikkelen van individuele scholingsmogelijkheden en – op termijn – ook bijpassende financiële tegemoetkomingen.
In sommige bedrijven en sectoren zijn er al zogeheten individuele leer- en ontwikkelrekeningen, in de vorm van leerrekeningen, vouchers of trekkingsrechten. Deze zijn allemaal bedoeld om de werknemer meer regie te geven over zijn of haar ontwikkeling. Het kabinet wil de uitbreiding van dergelijke instrumenten stimuleren door verbetering van de randvoorwaarden en belastingaftrek.
Bron: Min. van SZW, 27-9-2018

Als een directeur met zijn auto van de zaak een golfclub bezoekt voor ontmoetingen met potentiële zakenrelaties kan volgens Hof Den Bosch wel degelijk sprake zijn van een privérit. En dat kan ertoe leiden dat de grens van 500 kilometer privégebruik wordt overschreden.
In deze zaak had een directeur de beschikking over een personenauto die door zijn werkgever ter beschikking was gesteld. Hij had hiervoor een Verklaring geen privégebruik auto. Ook hield hij een sluitende rittenadministratie bij. Uit onderzoek bleek dat de directeur in 2011 79 ritten naar de golfclub had gemaakt. Hij had deze ritten als zakelijk aangemerkt, aangezien hij tijdens deze bezoeken uitsluitend zakelijke relaties ontmoette. In geschil was of deze ritten als zakelijk konden worden aangemerkt. De inspecteur vond van niet en legde een naheffingsaanslag loonheffing op, aangezien hij stelde dat de directeur in 2011 meer dan 500 kilometer privé had gereden.
Het hof stelde vast dat uit de Golfbranche Monitor Jaarrapportage 2010, die door de gemachtigde van de directeur was overlegd, bleek dat een golfer in 2010 gemiddeld bijna 17 rondes golfde. Het hof beschouwde dit aantal als representatief en vond daarom dat de kilometers die samenhingen met 17 bezoeken als privékilometers moesten worden aangemerkt. De kilometers met betrekking tot de overige bezoeken aan de golfclub waren wel zakelijk. Vanwege de 17 ‘privébezoeken’ kwam het totale aantal privékilometers boven de 500 kilometer per jaar, waardoor de bijtelling voor privégebruik van de auto ten onrechte niet was toegepast. De naheffingsaanslag bleef dan ook in stand.
Bron: Hof Den Bosch, 21-6-2018

In een tijd waarin het steeds moeilijk wordt om vacatures te vervullen, kiest één op de drie werkgevers ervoor om mogelijke kandidaten actief te benaderen. Dit blijkt uit onderzoek van UWV onder 6.700 werkgevers over hun zoektocht naar personeel.
Nog altijd werven werkgevers vooral personeel door zelf vacatureteksten te verspreiden (81%). Maar daarnaast zetten zij ook andere wervingsmethoden in, zoals het actief benaderen van kandidaten (34%) of het inschakelen van een externe organisatie (28%). Het benaderen van mogelijke kandidaten gebeurt meestal via eigen personeel (68%), via het eigen netwerk (66%) of sociale media (56%). Werkgevers verwachten dat sociale media in de toekomst een steeds grotere rol zullen gaan spelen bij het actief benaderen van kandidaten.
Het zelf verspreiden van vacatureteksten gebeurt vooral via de eigen website (81%), sociale media (71%) en op vacaturesites (48%). Als vacatureteksten via sociale media worden verspreid, is Facebook het meest geliefd (82%), gevolgd door LinkedIn (60%). Twitter (19%) en Instagram (12%) worden minder toegepast. De gebruikte sociale media verschillen naar gevraagd opleidingsniveau. Op Facebook wordt vaker een vacature voor een functie op lager en middelbaar niveau geplaatst, terwijl op LinkedIn eerder vacatures met een hoger opleidingsniveau verschijnen.
Verder blijkt uit het onderzoek dat één op de vijf bedrijven personeel aanneemt zonder hiervoor extern te werven. Zo stromen mensen door na een stage of wordt een kandidaat via een medewerker voorgedragen. Er zijn wel verschillen tussen sectoren. In de horeca en de vervoerssector wordt het vaakst personeel aangenomen zonder werving.
Bron: UWV, 27-9-2018

Als de verkoper van een perceel met gebouwen niet verplicht is om de bebouwing te slopen, kwalificeert de levering niet als een levering van een bouwterrein, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
In deze zaak kocht een bv een perceel waarop een woonhuis en een verouderd pluimveebedrijf stonden. De bv wilde de gebouwen slopen en stelde dat er sprake was van een btw-belaste levering van een bouwterrein. Dit zou namelijk betekenen dat de bv dankzij de samenloopvrijstelling geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen. De rechtbank was het hier echter niet mee eens. Er was geen sprake van een bouwterrein zoals bedoeld in de BTW-Richtlijn, omdat de sloopverplichting van de gebouwen op het perceel dan bij de verkoper zou moeten liggen. Dat was hier niet het geval, want in de koopovereenkomst was sprake van een sloopverplichting voor de verkoper. De samenloopvrijstelling was dan ook niet van toepassing, zodat de bv gewoon overdrachtsbelasting moest betalen.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 7-06-2018 (gepubliceerd 26-09-2018)

Er is alleen sprake van een dienstbetrekking als de opdrachtgever de verplichting heeft om loon uit te betalen aan een opdrachtnemer. Daarom is een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalt aan een opdrachtnemer niet de werkgever van de betreffende medewerker, zo oordeelde Hof Amsterdam.
In deze zaak werkte een vrouw via haar eenmanszaak als ziekenverzorgende. De inspecteur vond echter dat er in minimaal twee gevallen sprake was van een dienstbetrekking. Het hof oordeelde dat slechts één van deze twee opdrachtgevers als werkgever kon worden aangemerkt. De andere opdrachtgever was een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalde aan de vrouw. Het bureau bemiddelde tussen de vrouw en een zorgvrager en verstuurde ook de facturen, maar doordat de zorgvrager wel rechtstreeks aan de vrouw betaalde, was er met betrekking tot het bemiddelingsbureau geen sprake van een loondoorbetalingsverplichting. En dus was de vrouw niet in dienst bij het bemiddelingsbureau. Het inkomen moest worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Bron: Hof Amsterdam, 18-9-2018

Volgens Rechtbank Den Haag kan de inspecteur geen informatiebeschikking opleggen als de Belastingdienst de administratie van een onderneming nog niet heeft gecontroleerd.
In deze zaak was de Belastingdienst in januari 2013 een boekenonderzoek gestart bij een bv die een horecaonderneming exploiteerde. Dit onderzoek zou in eerste instantie beperkt zijn tot de btw en loonheffingen over het tijdvak december 2012. Later werd het boekenonderzoek uitgebreid met de aangiften vennootschapsbelasting over 2011 en 2012 en met eerdere tijdvakken van de btw en loonheffingen. Nog voordat dit onderzoek was afgerond, gaf de inspecteur informatiebeschikkingen loonheffingen, vennootschapsbelasting en btw af, aangezien de loonadministratie gebreken vertoonde. De bv vond dit echter voorbarig.
De rechtbank was het grotendeels met de bv eens. Met betrekking tot het jaar 2011 gold dat de informatiebeschikkingen waren afgegeven op het moment dat de administratie voor het jaar 2011 nog niet was gecontroleerd. Bovendien waren de geconstateerde gebreken onvoldoende om al de conclusie te kunnen trekken dat de bv niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. En een informatiebeschikking mag uitsluitend worden afgegeven op basis van feitelijke constateringen en niet op grond van vermoedens.
Met betrekking tot het jaar 2012 was de informatiebeschikking loonheffingen eveneens onterecht opgelegd. De rechtbank vond namelijk dat de inspecteur onvoldoende had gemotiveerd dat de bv in dat jaar niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. De informatiebeschikkingen btw en vennootschapsbelasting waren wél terecht afgegeven, aangezien de administratie van 2012 al aan een controle was onderworpen. Daarom oordeelde de rechtbank dat de inspecteur tijdens het boekenonderzoek een informatiebeschikking voor dat jaar kon afgegeven op basis van de bevindingen tot dan toe.
Bron: Rb. Den Haag, 19-9-2018

Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) te wijzigen. Dit wetsvoorstel hangt samen met de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Inmiddels is de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in werking getreden en deze wet heeft ook gevolgen voor ‘gewone’ ondernemers.
Allereerst in de onderzoeks- en meldplicht voor kopers en verkopers van goederen verruimd. Zij moeten altijd onderzoek doen naar hun cliënten als deze € 10.000 of meer contant betalen. Tot voor kort lag deze drempel bij € 15.000. Ook moeten zij transacties melden als zij € 10.000 of meer contant ontvangen en er een reden is om te vermoeden dat een transactie verband houdt met witwassen of financiering van terrorisme. Bij de koop of verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden waarbij minimaal € 20.000 contant wordt ontvangen, moet deze transactie altijd worden gemeld. Voor de wetswijziging lag deze drempel bij € 25.000.
Ook voor bemiddelaars geldt een verruimde meldplicht. Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken moeten alle transacties van minimaal € 10.000 melden. Deze drempel lag eerst bij € 15.000. Voor bemiddelaars bij de koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden geldt dat zij transacties altijd moeten melden als zij minimaal € 20.000 contant ontvangen. Pandhuizen moeten elke transactie melden waarbij zij minimaal € 20.000 betalen voor goederen die aan hen worden verpand. Voor beide categorieën lag deze grens voorheen bij € 25.000.
Bron: Belastingdienst, 19-9-2018