De nabestaanden van een vrouw die omkwam bij de ramp met de MH17 in 2014 moeten loonbelasting betalen over een ontvangen verzekeringsuitkering. Rechtbank Gelderland oordeelde dat uit de systematiek van de omkeerregeling volgt dat de polisuitkeringen zijn belast bij de erfgenamen.
De overledene was tijdens de MH17-ramp op zakenreis. De Amerikaanse moedermaatschappij van haar werkgever had voor haar werknemers een gecombineerde wereldwijde reis- en ongevallenverzekering afgesloten. Omdat de reisverzekering inclusief overlijdensrisicoverzekering onderdeel uitmaakte van de arbeidsvoorwaarden, was voor de nabestaanden sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking, omdat zij loon ‘genoten’ uit een vroegere dienstbetrekking van een ander. En omdat de premies voor de reisverzekering niet door de inhoudingsplichtige werkgever tot het loon waren gerekend, waren de polisuitkeringen op grond van omkeerregeling belast, omdat zij voortvloeiden uit de dienstbetrekking.
De rechtbank toonde begrip voor de gevoelens bij de nabestaanden en het verband dat zij zagen tussen het overlijden, de verzekeringsuitkering en de belastingheffing, maar merkte ook op dat bij het opstellen en toepassen van een belastingwet geen rekening wordt gehouden met de omstandigheden die tot een bepaald belastbaar feit leiden, en dat de achtergrond van deze zeer tragische gebeurtenis voor de rechter (of voor de Belastingdienst) geen reden kan zijn om de belastingwet niet toe te passen. Alleen de minister van Financiën kan eventueel op grond van de hardheidsclausule een dergelijke tegemoetkoming doen.
Bron: Rb. Gelderland, 9-10-2018
UWV en uitzendorganisatie Randstad gaan samenwerken om werkzoekenden op te leiden c.q. om te scholen naar kansrijke functies in sectoren waar personeelstekorten zijn. Tijdens dit traject behouden de werkzoekenden hun uitkering en na afloop krijgen ze een baangarantie van één tot twee jaar.
De achterliggende gedachte van het project is dat er nog altijd honderdduizenden werklozen zijn terwijl werkgevers in een aantal sectoren zitten te springen op personeel. Vooral metselaars, leerkrachten, verpleegkundigen en ICT’ers zijn schaars. Voor veel vacatures in de betreffende sectoren geldt dat specifieke functie-eisen worden gevraagd, zoals een vakdiploma/certificaat, relevante werkervaring en specifieke vakkennis. Dit maakt het voor werkzoekenden die niet aan deze eisen voldoen, moeilijk – zo niet onmogelijk – om voor deze functies in aanmerking te komen. Door werkzoekenden om te scholen, hopen UWV en Randstad hen aan de juiste kwalificaties te helpen om wel aan het werk te komen.
In de komende twee jaar worden werkzoekenden vooral opgeleid voor kansrijke functies binnen de bouw, zorg, transport en logistiek, onderwijs, horeca, zakelijke dienstverlening en ICT. Randstad leidt de mensen op, terwijl UWV ervoor zorgt dat de deelnemers met behoud van hun uitkering kunnen deelnemen. De deelname aan het traject staat open voor mensen met een WW-, Wajong- of WIA-uitkering. Nadat de werkzoekenden hun opleiding succesvol hebben afgerond, biedt Randstad hen een baangarantie van één tot twee jaar aan.
Bron: UWV, 8-10-2018
Het kabinet heeft definitief besloten om de dividendbelasting niet af te schaffen. Dit besluit levert vanaf 2020 jaarlijks € 1,9 miljard op. Het kabinet wil dit geld besteden aan het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door de vennootschapsbelastingtarieven verder te verlagen.
Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten vanaf € 200.000 wordt in de aangepaste kabinetsplannen verlaagd van 22,25% naar 20,5% per 2021. Het tarief in 2019 blijft 25%, pas vanaf 2020 gaat het hoge Vpb-tarief omlaag. Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten tot € 200.000 wordt ook verder verlaagd, van 16% naar 15% in 2021. Momenteel bedraagt dit tarief 20%.
Een andere wijziging in de vennootschapsbelasting is dat er overgangsrecht komt voor de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik. Als een gebouw vóór 1 januari 2019 in gebruik is genomen en er op dit gebouw nog geen drie jaar is afgeschreven, mag alsnog gedurende deze drie jaar volgens het oude regime worden afgeschreven, ook als de boekwaarde hierdoor onder 100% van de WOZ-waarde komt.
Verder heeft het kabinet de terugwerkende kracht voor de spoedoperatiemaatregelen fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting beperkt tot en met 1 januari 2018, in plaats van tot en met 25 oktober 2017, 11.00 uur. Met deze aanpassing wordt voor veel belastingplichtigen voorkomen dat zij een aangifte vennootschapsbelasting 2017 moeten indienen met inachtneming van de spoedreparatiemaatregelen, die momenteel nog geen wet zijn.
Andere nieuwe c.q. aangepaste maatregelen zijn de introductie van overgangsrecht voor de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling en de verhoging van de tweede schijf van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. Ook is de veelbesproken rekening-courantmaatregel voor dga’s aangepast. Het plan dat schulden van de dga aan zijn bv boven € 500.000 worden belast, blijft weliswaar overeind, maar wel worden alle eigenwoningschulden van de dga uitgezonderd. Daarbovenop komt nog een aanvullende drempel van € 500.000 voor de dga en zijn partner gezamenlijk.
Bron: MvF, 15-10-2018
Als een belastingplichtige een slechte financiële positie heeft, kan dit een reden zijn om een verzuim- of vergrijpboete te matigen. Hierbij moet de inspecteur ook rekening houden met de belastingschulden van de belastingplichtige, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
In deze zaak had een bv vanwege liquiditeitsproblemen haar facturen bewust later geboekt, dit om de btw later te kunnen betalen. De inspecteur legde vergrijpboetes op vanwege het opzettelijk niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Normaliter bedraagt de vergrijpboete in zo’n geval 50% van de te laat betaalde belasting. De inspecteur matigde de boete tot 30%, omdat de bv op jaarbasis wel de juiste bedragen had afgedragen, wat een strafverminderende omstandigheid is. Maar de Hoge Raad vond de boete toch nog te hoog, want de inspecteur had ook rekening moeten houden met een andere strafverminderende omstandigheid, namelijk het feit dat de bv openstaande belastingschulden had van meer dan € 100.000, waardoor de financiële positie van de bv zwak was. Dat het hierbij om belastingschulden ging, is volgens de Hoge Raad geen reden om geen rekening te houden met de draagkracht van een belastingplichtige. Hof Arnhem-Leeuwarden moet de zaak nu verder afhandelen.
Bron: Hoge Raad, 12-10-2018
Een werknemer die kort voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt ontslagen, heeft toch recht op een volledige transitievergoeding, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
De arbeidsovereenkomst van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer is na toestemming van het UWV opgezegd. De werknemer ontving een IVA-uitkering en zou binnen twee jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Daarom vond zijn werkgever het niet redelijk en niet billijk dat de werknemer een volledige transitievergoeding zou krijgen. Dat vond de rechtbank in Eindhoven ook en daarom matigde de rechtbank de vergoeding tot € 25.000. Hof Den Bosch kwam echter tot een ander oordeel en kende de werknemer een volledige transitievergoeding tot van € 73.514,42.
De Hoge Raad sloot zich aan bij het oordeel van het hof. In het verleden, namelijk voordat de transitievergoeding op grond van de Werk wet en zekerheid van kracht werd, werd de ontbindingsvergoeding door de kantonrechter wél afgetopt als de werknemer binnen afzienbare tijd recht kreeg op een AOW-uitkering. Maar de Hoge Raad stelt vast dat de wetgever er niet voor heeft gekozen om voor de transitievergoeding een soortgelijke wettelijke regeling te treffen. De werknemer heeft daarom recht op een volledige transitievergoeding.
Bron: Hoge Raad, 5-10-2018
Zelfstandigen zonder personeel vinden vaker dan werknemers dat zij gevarieerd werk hebben. Dit blijkt uit nieuwe analyses van TNO en het CBS op basis van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Ook blijkt dat mensen die gevarieerd werk doen, tevredener zijn over hun werk.
Ruim 80% van de zelfstandigen zonder personeel zegt dat zijn werk ‘altijd’ of ‘vaak’ gevarieerd is. Onder werknemers met een vaste arbeidsrelatie ligt dit percentage op 70% en onder de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie iets boven de 50%. Het was al langer bekend dat zzp’ers tevredener zijn over hun werk dan werknemers, onder meer door verschillen en leeftijd en beroepsgroep. De hogere tevredenheid wordt echter ook veroorzaakt door een hogere variatie in het werk.
Variatie in het werk is één van de aspecten die de kwaliteit van werk beïnvloeden. Andere relevante factoren zijn werkdruk, autonomie, lichamelijke belasting, inkomen en werkzekerheid. Uit onderzoek van TNO en het CBS blijkt dat zzp’ers over het algemeen positiever zijn over de variatie, autonomie en werkdruk, terwijl werknemers een hoger primair inkomen hebben en tevredener zijn over hun werkzekerheid.
Bron: CBS, 9-10-2018
Als een geldlening tussen een dga en zijn vennootschap mondeling wordt aangegaan en pas veel later schriftelijk wordt bekrachtigd, wil dit niet zeggen dat er sprake is van een schijnlening, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
Een echtpaar heeft een Limited (Ltd.) opgericht. Zij zijn beiden directeur en houden ieder de helft van de aandelen. In de jaren 2008 tot en met 2011 verstrekt het echtpaar gelden aan de Ltd. De leningen worden mondeling aangegaan en worden pas later op schrift gesteld. Toen de vrouw en haar echtgenoot hun vordering op de Ltd. na een aantal jaren wilden afwaarderen wegens tegenvallende resultaten, weigerde de inspecteur de aftrek. Volgens hem was er sprake van een schijnlening doordat de lening pas meerdere jaren na de eerste geldverstrekking schriftelijk was bekrachtigd.
De rechtbank was het niet met de inspecteur eens. Een geldlening kan ook mondeling worden aangegaan, dus is een mondeling afgesproken lening niet ‘automatisch’ een schijnlening. Bovendien kan de inspecteur niet aannemelijk maken dat een reële terugbetalingsverplichting ontbreekt. Ook stelt het echtpaar dat de Ltd. rente had betaald over de lening. De rechtbank oordeelde dan ook dat er geen sprake was van een schijnlening.
Bron: Rb. Noord-Holland, 1-10-2018
Staatssecretaris Mona Keijzer heeft de Consumentenagenda met drie belangrijke thema’s naar de Tweede Kamer gestuurd. Eén van de thema’s is dat bedrijven of organisaties consumenten straks alleen nog mogen benaderen via de telefoon als een consument daar expliciet toestemming voor heeft gegeven. Ook wil de staatssecretaris dat consumenten een sterkere positie krijgen inde digitale economie en dat wordt gestart een bewustwordingscampagne voor consumenten: Recht hebben, Recht halen.
Met de voorgenomen wettelijke maatregel wordt de consumentenbescherming offline en online zoveel mogelijk gelijk getrokken. Voor telefonische verkoop geldt nu in plaats van opt-in nog opt-out waarbij consumenten gebeld mogen worden voor direct marketing doeleinden, tenzij zij door inschrijving in het Bel-Me-Niet Register anders hebben aangegeven.
Daarnaast wil de staatssecretaris met Nederlandse online marktplaatsen tot eenduidige afspraken komen over hoe hun klanten van de juiste informatie worden voorzien en bij wie ze terecht kunnen in geval van problemen. De afgelopen jaren zijn er stappen gezet in het versterken van de Europese digitale interne markt door moderne regels voor het aanbieden van pakketreizen en hulp bij grensoverschrijdende geschillen.
Een ander belangrijk uitgangspunt is het versterken van de positie van de digitale consument rondom het zogenoemde Internet of Things (IoT). In 2020 zijn naar verwachting 20,4 miljard apparaten (een verdubbeling ten opzichte van 2017) verbonden met het internet. De snelle groei van deze markt voor biedt consumenten voordelen, maar vaak is nog onduidelijk wat zij in de praktijk mogen verwachten van een slim apparaat en waar zij terecht kunnen wanneer het apparaat niet meer goed functioneert. Deze onduidelijkheid moet worden weggenomen.
Het ministerie van EZK start samen met organisaties die actief zijn op het terrein van consumentenbeleid de bewustwordingscampagne: Recht hebben, Recht halen. Op papier zijn consumenten goed beschermd, maar de praktijk is weerbarstig en complex. Consumenten en ondernemers moeten weten welke rechten ze hebben en hoe ze hun recht kunnen halen. Op die manier worden consumenten en ondernemers beter geïnformeerd over bijvoorbeeld rechten bij aankopen via platforms en garanties.
Bron: Min. EZK, 08-10-2018
Als in de media berichten verschijnen over concrete acties van de Belastingdienst ten opzichte van verzwegen bankrekeningen in het buitenland en een belastingplichtige vervolgens een beroep doet op de inkeerregeling, is hij te laat.
In deze zaak hield een man een bankrekening aan bij de Zwitserse UBS-bank. In zijn aangiften inkomstenbelasting had hij echter geen melding gemaakt van deze bankrekening. In juli 2015 verzocht de Belastingdienst de Zwitserse fiscus om informatie over Nederlandse rekeninghouders bij de UBS-bank. Op 16 september 2015 informeerde de bank de rekeninghouders hierover en op 27 september 2015 verschenen in de Nederlandse media berichten over het door de Nederlandse fiscus ingediende informatieverzoek. Op 16 oktober 2015 deed de man een beroep op de inkeerregeling, waarna hij de Belastingdienst informeerde over zijn bankrekening bij de UBS-bank. De fiscus legde hem echter navorderingsaanslagen met boetes op.
Volgens de rechtbank had de inspecteur juist gehandeld. Er was namelijk geen sprake meer van vrijwillige inkeer, aangezien de inkeer dan moet plaatsvinden voordat de belastingplichtige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst bekend is – of bekend zal worden – met de onjuistheid of onvolledigheid van de aangifte. Het genoemde vermoeden moet een geobjectiveerd vermoeden zijn, wat volgens de rechtbank in elk geval aan de orde was zodra de Nederlandse media berichtten over het informatieverzoek aan de UBS-bank. Dat was op 27 september 2015 en na deze datum was er dus geen vrijwillige inkeer meer mogelijk.
Bron: Rb. Gelderland, 14-9-2018
Als een schenker geen aangifte doet van een schenking, gaat de navorderingstermijn voor een aanslag schenkbelasting lopen nadat de schenker of de ontvanger is overleden.
In deze zaak ontving een vrouw in 1998 een schenking van haar vader. De schenking bestond uit een banktegoed op een Zwitserse bankrekening. Destijds werd van de schenking geen aangifte recht van schenking (schenkbelasting) gedaan. In 2005 overleed de vader. In 2015 legde de inspecteur een navorderingsaanslag recht van schenking op aan de vrouw.
Volgens de rechtbank was de navorderingsaanslag terecht opgelegd. De rechtbank was het niet met de vrouw eens dat de verlengde navorderingstermijn in strijd is met Europees verdragsrechtelijke rechtsbeginselen. Bij het aanhouden van banktegoeden in een andere lidstaat is een verlengde navorderingstermijn volgens de jurisprudentie niet ‘unlawful’. Ook oordeelde de rechtbank dat de wetgever bij de totstandkoming van de desbetreffende bepaling een belangenafweging heeft gemaakt en hierin heeft betrokken dat de verjaringstermijn tientallen jaren kan zijn. Alles afwegend oordeelde de rechtbank dat de wetgever binnen de hem toekomende ruime beoordelingsmarge is gebleven en dat zijn oordeel niet evident van redelijke grond is ontbloot. Ook vond de rechtbank dat de inbreuk op het ongestoorde genot van eigendom in overeenstemming was met het nationale recht, en dat was voldaan aan de vereisten van precisie en voorzienbaarheid. Verder vond de rechtbank ook dat er op het niveau van de regeling een redelijke en proportionele verhouding was tussen enerzijds het legitieme doel in het algemeen en anderzijds de bescherming van individuele rechten. De navorderingsaanslag bleef dan ook in stand.
Bron: Rb. Gelderland, 19-9-2018
Diensten
Ons kantoor
Online producten
Contact
3771 AJ Barneveld
Tel: (0342) 46 25 25
info@burgersaccountants.nl