Behoud lage btw op cultuur, media en sport

De voorgenomen verhoging van het lage btw-tarief (9% → 21%) gaat niet door voor cultuur, media en sport. Het kabinet en de Tweede Kamer vinden het belangrijk dat bijvoorbeeld boeken, concerten, tijdschriften en sportactiviteiten betaalbaar blijven.

Dekking via inkomsten- en loonbelasting

Om toch te bezuinigen, wordt de inflatiecorrectie van de inkomsten- en loonbelasting voor 2026 beperkt. Normaal zou de inflatiecorrectie 2,9% bedragen (factor 1,029), maar nu wordt slechts 57% toegepast (factor 1,01653). Daardoor stijgen tariefschijven, heffingskortingen en enkele andere bedragen minder sterk. De beperking raakt onder meer de heffingskortingen, tariefschijven, grenzen voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek en enkele vrijstellingen (zoals groen beleggen). Voor de loonbelasting gelden dezelfde aanpassingen, zodat deze aansluit bij de inkomstenbelasting. Samen met een andere inflatiebeperking uit het Belastingplan 2026 komt de totale inflatiecorrectie voor 2026 uit op 52,8% (factor 1,015312).

Accijnskorting ongelode benzine, diesel en LPG verlengd

De accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG blijven per 1 januari 2026 gelijk aan het niveau van 1 juli 2023. Door niet te indexeren wordt de tijdelijke accijnskorting in 2026 ruimer dan in voorgaande jaren. Het doel is om de kosten van autorijden te verlagen, zonder de minimumbelastingniveaus van de EU-richtlijn energiebelastingen te schenden.

Strengere zuiveluitzondering alcoholvrije dranken

De zuiveluitzondering in de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken wordt aangescherpt. Alleen magere, halfvolle en volle melk, karnemelk en bepaalde sojadranken blijven vrijgesteld. Dranken met toegevoegde smaakstoffen, suiker of aromatisering, zoals chocolade- en frambozenmelk, worden belast. Sojadranken blijven alleen uitgezonderd als het suikergehalte 5% of minder is en het gehalte verzadigd vet 1,1% of minder is. Medicinale dranken en zuigelingenvoeding blijven uitgesloten.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Meer belasting voor beleggers, lager heffingsvrij vermogen

De invoering van een nieuw box 3-stelsel (werkelijk rendement) schuift door naar 2028. Om het gat te dichten dat is ontstaan door het uitstel van de hervorming, sleutelt het kabinet tijdelijk aan het huidige systeem. De maatregelen zijn tijdelijk (2026-2027). Twee aanpassingen springen eruit:

  1. Hoger forfait voor overige bezittingen
    Per 2026 gaat het forfait voor aandelen, obligaties en vastgoed omhoog van 6% naar 7,78%. De reden is dat de oude formule vooral naar huizenprijzen keek en rendementen onderschatte, omdat huuropbrengsten en het voordeel van eigen gebruik ontbraken. Die worden nu toegevoegd. Gevolg is dat beleggers in 'overige bezittingen' nu meer belasting betalen, tenzij zij met de tegenbewijsregeling aantonen dat hun werkelijke rendement lager is.
  2. Lager heffingsvrij vermogen
    Het heffingsvrije vermogen daalt van € 57.684 naar € 51.396 per persoon. Daardoor stijgt het aantal box 3-betalers.

Lek met obligaties gedicht

Door obligaties met aangegroeide rente vlak voor het einde van het jaar te kopen, kon kunstmatig een verlies worden geboekt. Het kabinet grijpt daarom in met een wetswijziging die terugwerkt tot 25 augustus 2025, 16.00 uur. Het totaalrendement blijft hetzelfde, maar het kunstmatig schuiven tussen werkelijke en forfaitaire rendementen levert geen voordeel meer op. Het kabinet past de tegenbewijsregeling in box 3 aan op twee punten:

  1. Obligaties en vergelijkbare effecten worden niet meer gewaardeerd tegen de beurskoers zonder rente, maar op de economische waarde inclusief rente.
  2. De vrijstelling voor kortlopende termijnen (zoals aangegroeide rente) geldt niet langer in de tegenbewijsregeling, behalve voor banktegoeden (zoals deposito’s), omdat die niet overdraagbaar zijn.

Groen beleggen: uitstel afschaffing, maar per 2027 bijna geen voordeel meer

Groen beleggen krijgt in box 3 nu nog een vrijstelling en heffingskorting. In 2025 bedraagt de vrijstelling € 26.312 (partners € 52.624) en de heffingskorting 0,1% daarvan. Een eerder aangenomen amendement regelde dat deze voordelen per 2027 volledig zouden verdwijnen. De Belastingdienst gaf echter aan dat dit technisch niet uitvoerbaar is. Daarom verschuift de formele afschaffing naar 1 januari 2028. Om te voorkomen dat 2027 nog een volwaardig groenvoordeel oplevert, verlaagt het kabinet de vrijstelling in 2027 tot € 200 (partners € 400). De heffingskorting blijft bestaan, maar is door de lage vrijstelling verwaarloosbaar.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Het pakket Belastingplan 2026 bestaat uit acht wetsvoorstellen met een breed palet aan fiscale maatregelen. De tarieven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting zien er als volgt uit.

  2026 2025
 Tarief schijf 1  35,7%  35,82%
 Tarief schijf 2  37,56%  37,48%
 Tarief schijf 3  49,5%  49,5%
 Grens schijf 1  € 38.883  € 38.441
 Grens schijf 2  € 79.137  € 76.817
 Algemene heffingskorting, maximaal  € 3.115  € 3.068
 Arbeidskorting, maximaal  € 5.712  € 5.599
 IACK, maximaal  € 3.032  € 2.986
 Jonggehandicaptenkorting  € 923  € 909
 Zelfstandigenaftrek  € 1.200  € 2.470
 Mkb-winstvrijstelling  12,7%  12,7%

Inflatiecorrectie beperkt

De btw-verhoging op culturele activiteiten is geschrapt. Dit wordt gedekt door de inflatiecorrectie van de inkomsten- en loonbelasting voor 2026 te beperken. Normaal zou de inflatiecorrectie 2,9% bedragen (factor 1,029), maar nu wordt slechts 57% toegepast (factor 1,01653). Daardoor stijgen tariefschijven, heffingskortingen en enkele andere bedragen minder sterk.

Nieuwe samentelbepaling EIA

De energie-investeringsaftrek (EIA) biedt een aftrek van 40% op energiebesparende investeringen, met een wettelijk maximumbedrag van € 151 miljoen per belastingplichtige per jaar. Bij ondernemers die zowel zelfstandig investeren als via een samenwerkingsverband, bestond de kans dat de EIA over meer dan € 151 miljoen werd toegepast. De nieuwe samentelbepaling voorkomt dit door alle energie-investeringen per belastingplichtige samen te tellen.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Fossiele leaseauto’s worden duurder voor werkgevers

Vanaf 1 januari 2027 geldt een pseudo-eindheffing van 12% over de waarde van fossiele personenauto’s die een werkgever voor privégebruik aan werknemers ter beschikking stelt. Dit stimuleert werkgevers om elektrische auto’s aan te bieden. Fossiele auto’s die uitsluitend zakelijk worden gebruikt, vallen hier niet onder. De heffing geldt voor M1-voertuigen (max. 9 zitplaatsen), inclusief bijzondere voertuigen zoals kampeerauto’s, maar niet voor militair of speciaal materieel. Privégebruik omvat ook woon-werkverkeer. De belasting ligt volledig bij de werkgever; verhalen op de werknemer is niet toegestaan. Voor auto’s die vóór 1 januari 2027 beschikbaar zijn gesteld, geldt overgangsrecht tot 17 september 2030. De pseudo-eindheffing wordt berekend per kalendermaand en op basis van de cataloguswaarde (auto ouder dan 25 jaar: marktwaarde).

Verduidelijking fietsregeling

De fietsregeling uit 2020 (7% bijtelling bij privégebruik) zorgde voor onduidelijkheid, vooral bij deel- en hubfietsen. Volgens de wet gold de bijtelling zodra een fiets ook voor woon-werkverkeer beschikbaar was, zelfs als werknemers de fiets alleen voor het laatste stukje vanaf een station gebruikten. Het kabinet stelt nu voor om dit te repareren, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020. Als een fiets niet of hooguit incidenteel (minder dan 10%) bij de woning van de werknemer of ib-ondernemer wordt gestald, bedraagt de bijtelling voortaan nihil. Met andere woorden: geen belasting verschuldigd, ook niet bij gebruik voor (een deel van) woon-werkverkeer.

Versoberen ETK-regeling

Voor werkgevers bestaat de mogelijkheid om werknemers de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking onbelast te vergoeden. Voor de onbelaste vergoeding van deze extraterritoriale kosten (ETK) zijn er twee regelingen: een forfaitaire regeling (de expatregeling) en een regeling op basis van de werkelijke extraterritoriale kosten (ETK-regeling). Het kabinet stelt voor om de ETK-regeling te versoberen. Vanaf 1 januari 2026 kunnen de volgende kosten niet langer onbelast worden vergoed:

  • extra kosten van levensonderhoud (gas, water, licht, nutsvoorzieningen);
  • extra gesprekskosten met het land van herkomst.

De expatregeling blijft grotendeels onaangetast, behalve de eerder aangekondigde verlaging van het forfaitaire percentage van 30 naar 27 per 1 januari 2027.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Vliegbelasting

Het tarief van de vliegbelasting wordt vanaf 2026 gebaseerd op de eindbestemming van de passagier, niet op de eerste overstapluchthaven. De belasting kent drie afstandscategorieën:

  • € 29,40 voor korte vluchten (EU, Caribisch NL en dichtbijgelegen landen);
  • € 47,24 voor middellange vluchten (2.000-5.500 km);
  • € 70,86 voor lange vluchten (> 5.500 km).

Deze progressieve opbouw sluit aan bij het principe 'de vervuiler betaalt'. Langere vluchten veroorzaken meer uitstoot en worden zwaarder belast. In plaats van per vlucht kilometers te berekenen, werkt de wet met vaste landenlijsten. Dit maakt uitvoering en controle eenvoudiger en geeft passagiers meer duidelijkheid. Bijzonder is dat het Caribisch deel van het Koninkrijk onder het lage tarief valt, ondanks de afstand. Dit is om de economische en maatschappelijke verbondenheid te beschermen.

Geen belasting voor transferpassagiers of veelvliegers

Overstappers in Nederland blijven vrijgesteld, om concurrentienadelen voor Schiphol te voorkomen. Ook komt er geen aparte veelvliegersbelasting. Dit is te complex en te privacygevoelig om uit te voeren.

Heffingskorting energiebelasting minder omlaag

De energiebelasting kent een belastingvermindering. Dit is een vast bedrag per jaar dat ongeacht de verbruikte hoeveelheid elektriciteit en aardgas in mindering wordt gebracht op de energierekening. In 2025 is het bedrag € 524,95 (excl. btw). In de praktijk wordt de belastingvermindering ook wel aangeduid als heffingskorting. Voorgesteld wordt om met ingang van 1 januari 2026 de belastingvermindering structureel te verhogen ten opzichte van het basispad. De verhoging in 2026 bedraagt € 9,30. Het verschil ten opzichte van 2025 is per saldo -€ 5,15 in plaats van de verlaging van € 14,45 die in het basispad zat.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Erfbelasting krijgt ruimere aangiftetermijn

De aangiftetermijn voor erfbelasting wordt verlengd van acht naar twintig maanden na overlijden. Dit komt doordat erfgenamen vaak te weinig gegevens hebben binnen de huidige termijn om een juiste en volledige aangifte te doen. De langere termijn geeft ook meer tijd om bijvoorbeeld een woning uit de nalatenschap te verkopen en de erfbelasting te betalen. Het startmoment voor de belastingrente wordt eveneens verschoven van acht naar twintig maanden.

Geen schenking binnen 180 dagen voor overlijden

Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden worden nu door de wet fictief als erfenis behandeld. Dit heeft tot gevolg dat zowel aangifteplicht voor de schenkbelasting als aangifteplicht voor de erfbelasting bestaat. De schenkbelasting wordt vervolgens verrekend met de erfbelasting. De voorgestelde maatregel houdt in dat de schenking binnen 180 dagen vóór overlijden niet als schenking wordt aangemerkt, waardoor de verplichting tot het doen van aangifte schenkbelasting vervalt.

Gelijkstelling van biologische kinderen

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Successiewet op een discriminerende wijze onderscheid maakt tussen biologische kinderen zonder juridische familierechtelijke betrekking en juridisch erkende kinderen. Dit onderscheid, dat tot uiting komt in de tariefstelling en vrijstellingen voor erfbelasting, is in strijd met het EVRM. Als biologisch ouderschap (met een test) wordt aangetoond, gelden alle tarieven, vrijstellingen en antimisbruikbepalingen alsof het om een erkend kind gaat.

Ongelijke breukdelen bij een huwelijksgoederengemeenschap

Het voorstel bepaalt dat een ongelijke verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap of een verrekenbeding leidt tot schenk- of erfbelasting. Dit geldt als de verdeling afwijkt van een gelijke 50/50-verdeling. Het deel dat een echtgenoot méér krijgt dan bij een gelijke verdeling, wordt belast. Dit geldt bij ontbinding van de gemeenschap door echtscheiding, beëindiging van het partnerschap of overlijden. Voor huwelijkse voorwaarden die vóór 16 september om 16:00 uur zijn gesloten, geldt eerbiedigende werking, tenzij de verdeling later wordt aangepast.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Tariefkorting voor emissievrije personenauto's

Door het zware accupakket betalen emissievrije personenauto’s zonder korting meer motorrijtuigenbelasting (mrb) dan vergelijkbare benzineauto’s. Om deze auto’s gelijker te belasten in de mrb, heeft het kabinet besloten om de tariefkorting te verhogen van 25% naar 30% in de periode 2026-2028. In 2029 blijft de tariefkorting 25%.

Kwarttarieven mrb

De mrb kent met ingang van 1 januari 2026 nog twee kwarttarieven voor bijzondere categorieën voertuigen, namelijk voor motorrijtuigen die zijn ingericht als werktuig of als werkplaats en motorrijtuigen die worden gehouden door kermis- of circusexploitanten en worden gebruikt voor het vervoer van kermis- of circusbenodigdheden. Voorgesteld wordt om deze kwarttarieven met ingang van 1 januari 2028 te beëindigen.

Vaste voet emissievrije bijzondere personenauto’s en emissievrije motorrijwielen

Vanaf 2025 ontstond een scheve belastingdruk. Emissievrije kampeerauto’s en rolstoelvoertuigen betaalden bpm alsof ze fossiel waren, terwijl reguliere emissievrije auto’s slechts een vaste voet van € 667 kennen en bestelauto’s nihil. Om dit verschil te herstellen, geldt tot 2030 voor emissievrije bijzondere personenauto’s dezelfde vaste voet (€ 667) en voor emissievrije motorrijwielen € 200.

Jaarlijkse bijstelling bpm

Door autonome vergroening van nieuwe conventionele auto’s daalt jaarlijks de CO₂-uitstoot. Om de gemiddelde bpm-inkomsten stabiel te houden, worden schijfgrenzen en tarieven van 2026-2028 jaarlijks aangepast. De schijfgrenzen worden iets verlaagd en de tarieven iets verhoogd. Zo blijft de opbrengst per voertuig min of meer gelijk.

Stoppen mrb-teruggaaf vrachtauto’s 

De complexe teruggaafregeling voor vrachtauto’s wordt vanaf 1 juli 2026 afgeschaft. De Wet vrachtwagenheffing verlaagt het mrb-tarief voor vrachtwagens tot nihil of het minimumniveau volgens de Eurovignetrichtlijn. Hierdoor vervalt de noodzaak voor een aparte teruggaafregeling. 

Herstel Eurovignet-tarieven 

Door een juridische vergissing klopten vijf Eurovignet-tarieven in de Wet belasting zware motorrijtuigen niet. Nederland past de tarieven met terugwerkende kracht aan, zoals afgesproken in het Eurovignetverdrag. Voor de meeste vrachtwagens gaat het om enkele euro’s verschil. 

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 15-09-2025

Een man doet aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2021. Hij geeft in zijn aangifte een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) op van € 35.616. Dit bedrag is gebaseerd op verschillende vermogensbestanddelen, waaronder vorderingen op zijn kinderen en een verhuurde woning. De Belastingdienst stelt op basis van deze aangifte de aanslag vast. De man maakt bezwaar tegen deze aanslag. Hij stelt dat het werkelijk rendement op bepaalde vermogensbestanddelen, zoals de vorderingen, lager is dan het forfaitaire rendement dat de inspecteur heeft toegepast. Volgens hem is het gebruik van dit forfaitaire rendement niet in lijn met het verbod op discriminatie en het recht op eigendom uit het EVRM. De inspecteur wijst het bezwaar af.

De man gaat vervolgens in beroep bij de rechtbank. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst de aanslag inkomstenbelasting over 2021 terecht op het forfaitaire rendement heeft vastgesteld. Dit is immers niet hoger dan het werkelijk rendement uit het vermogen van de man. De rechtbank benadrukt dat het werkelijk rendement voor de gehele rendementsgrondslag in box 3 moet worden berekend en niet alleen op afzonderlijke vermogensbestanddelen, zoals de door de man aangevoerde vorderingen. De rechtbank beoordeelt alle vermogensbestanddelen, waaronder de verhuurde woning en de daarmee samenhangende waardestijging, huurinkomsten en de rente die de man ontving op zijn vorderingen. Bij deze berekening houdt de rechtbank rekening met de waarden en geldstromen die de man heeft opgegeven en concludeert dat het totaal opgetelde werkelijk rendement (€ 52.610) hoger is dan het forfaitaire rendement (€ 35.616).

Bron:Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2025:3648 | 03-09-2025

Een man ontvangt in 2020 een nabetaling van € 37.439 van het UWV na een gewonnen rechtszaak. Deze nabetaling zorgt ervoor dat drie overheidsinstanties tegelijk geld terugvorderen: de Belastingdienst (€ 10.000), het UWV (€ 20.107) en de Dienst Toeslagen (€ 716). Het gezin met drie kinderen leeft rond de beslagvrije voet en kan de terugvorderingen nauwelijks dragen. 

Terugvordering 

De man stelt dat de terugvordering volledig gematigd moet worden tot nihil vanwege de bijzondere omstandigheden. Hij wijst erop dat hem niets te verwijten valt, omdat het UWV jarenlang ten onrechte geen uitkering heeft verstrekt. Bovendien zorgt de nabetaling ervoor dat drie verschillende overheidsinstanties tegelijkertijd bedragen terugvorderen. Daarnaast vraagt hij om schadevergoeding, omdat de procedure te lang heeft geduurd.

Algemeen belang

De Dienst Toeslagen stelt dat het kindgebonden budget (kgb) al met 50% is gematigd van € 1.432 naar € 716, maar dat verdere matiging niet nodig is. Het kgb is terecht vastgesteld en de terugvordering dient het algemeen belang dat gemeenschapsgelden juist worden besteed. Bovendien heeft de man over de jaren 2016-2019 in totaal € 911 te veel aan kgb gekregen, wat niet wordt teruggevorderd. Dit vormt volgens de dienst een voordeel dat de terugvordering rechtvaardigt.

Matiging tot nihil
De rechtbank oordeelt dat de terugvordering volledig gematigd moet worden tot nihil, omdat de nadelige gevolgen zwaarder wegen dan het doel van de terugvordering.

Afweging van belangen 
Bij de belangenafweging houdt de rechtbank rekening met verschillende factoren. Ten eerste valt de man niets te verwijten, omdat het UWV hem jarenlang ten onrechte geen uitkering verstrekt. Ten tweede vorderen drie verschillende overheidsinstanties tegelijkertijd bedragen terug door de nabetaling. Daarmee is het bedrag van de nabetaling alweer grotendeels terug bij de overheid. Ten derde leeft het gezin al jaren rond de beslagvrije voet en vormt € 716 een forse aanslag op het gezinsbudget.

Maatschappelijke kosten 
De rechtbank wijst erop dat terugvordering ook maatschappelijke kosten met zich meebrengt. De man krijgt te maken met een volgende uitvoeringsorganisatie die zijn betalingscapaciteit vaststelt, een betaalschema opstelt, maandelijks brieven stuurt en de restschuld administreert. Bij personen met zeer beperkte betalingscapaciteit kunnen deze kosten hoger zijn dan het terug te vorderen bedrag.

Voordeel uit eerdere jaren 
Het argument dat de man over eerdere jaren € 911 te veel heeft ontvangen, weegt volgens de rechtbank nauwelijks mee. Het bedrag, dat omgerekend nog geen € 20 per maand bedraagt, is zeer beperkt te noemen. Bovendien vordert de Dienst Toeslagen dit bedrag niet terug.

Belangenafweging 

Terugvorderingen van toeslagen kunnen volledig gematigd worden als de nadelige gevolgen voor betrokkene zwaarder wegen dan het algemeen belang. Belangrijk daarbij is dat de persoon geen verwijt treft en dat sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals gelijktijdige terugvorderingen door meerdere instanties. Voor gezinnen met lage inkomens kunnen relatief kleine bedragen grote gevolgen hebben. De rechtbank houdt daar rekening mee bij de belangenafweging.

Bron:Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:6620 en ECLI:NL:RBNHO:2025:6621 | 21-07-2025

Een vof handelt in exclusieve horloges en schaft nieuwe horloges aan in Spanje, inclusief Spaanse btw. Bij de verkoop in Nederland past de vof de margeregeling toe, wat niet mag bij nieuwe goederen. Na een boekenonderzoek sluit zij in 2017 een vaststellingsovereenkomst (VSO) over de jaren tot en met 2015. Voor het jaar 2016 beweert de vof dat haar adviseur mondeling met de inspecteur heeft afgesproken dat geen naheffing zou volgen, maar de Belastingdienst legt toch een naheffing op. 

De vof wil de inspecteur en haar voormalige adviseur als getuigen horen om dit te bewijzen. Daarnaast beweert zij dat de VSO onder dwang is getekend en daarom vernietigd moet worden. De vof heeft namelijk geen andere keuze dan de overeenkomst te ondertekenen, omdat anders veel hogere bedragen worden nageheven. De Belastingdienst houdt vol dat de VSO geldig tot stand is gekomen zonder dwang, waarbij de vof werd bijgestaan door een professionele adviseur. In de overeenkomst staat uitdrukkelijk dat vanaf 2016 de wettelijke regels gevolgd moeten worden. Bovendien bevat de overeenkomst een clausule waarin wordt bevestigd dat geen sprake is van dwang, dwaling of bedrog. De vof gaat in (hoger) beroep. Het gerechtshof wijst alle verweren van de vof af.

Geen getuigen horen wegens late aankondiging

Het hof weigert getuigen te horen, omdat de vof daar te laat mee komt. Zij weet sinds januari 2021 van de voorgenomen naheffing en krijgt in eerste aanleg al de kans getuigen op te roepen, maar doet dat niet. Pas kort voor de inhoudelijke behandeling bij het hof probeert de vof de adressen van getuigen te achterhalen. Het hof stelt vast dat het werkadres van één getuige bekend is en het woonadres van de andere getuigen binnen enkele minuten via internet te vinden is.

VSO geldig en bindend

Het hof oordeelt dat de VSO geldig tot stand is gekomen, zonder dwang. De vof is bijgestaan door een professionele adviseur die de overeenkomst mede heeft ondertekend. Daarnaast bevat de overeenkomst uitdrukkelijk de verklaring dat geen sprake is van dwang, dwaling of bedrog. Het feit dat de Belastingdienst een hogere naheffing zou opleggen bij weigering, maakt de overeenkomst niet vernietigbaar.

Mondelinge afspraak kan VSO niet doorbreken

Cruciaal is dat in de VSO staat dat vanaf 2016 de wettelijke regels gevolgd moeten worden. Eventueel eerder gewekt vertrouwen wordt hiermee opgezegd. Het hof stelt dat het horen van getuigen over een mondelinge afspraak niet zinvol is, omdat de VSO duidelijke afspraken bevat over de periode na 2015.

Naheffing gebaseerd op eigen administratie

De naheffing (van € 23.355) komt rechtstreeks voort uit de eigen boekhouding van de vof en staat vermeld in de aangifte inkomstenbelasting 2017. Hiermee is de juistheid van de naheffing aangetoond.

Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:5180 | 18-08-2025