Het kabinet wil dat nog dit jaar een einde komt aan de mogelijkheid die de Belastingdienst heeft om overheidsvorderingen te innen van mensen met problematische schulden. De fiscus kan nu nog maandelijks automatisch bedragen tot € 500 afschrijven, maar dit brengt veel mensen in de problemen.
De huidige wijze van het innen van overheidsvorderingen door de fiscus leidt er vaak toe dat mensen met schulden te weinig geld overhouden om van te leven. Staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gezegd dat het niet mag gebeuren dat mensen door toedoen van de overheid nog dieper in de problemen komen. Daarom wil zij – samen met de staatssecretaris Snel van Financiën en minister Dekker voor Rechtsbescherming – op korte termijn een eind maken aan de huidige werkwijze.
Verder wil het kabinet een einde maken aan het beslag op toeslagen, want ook dit is voor mensen met schulden een probleem. Op termijn moet de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet hierin voorzien. Maar omdat de bewindslieden willen dat de genoemde problemen al op korte termijn worden opgelost, zullen daarnaast tussenmaatregelen worden genomen. Eén van deze maatregelen is de verhoging van de beslagvrije voet bij jongeren. Momenteel is hun beslagvrije voet gebaseerd op de bijstandsnorm voor jongeren, maar deze is in een aantal situaties te laag om in het levensonderhoud te kunnen voorzien.
Bron: SZW, 13-2-2019

Het aantal flexibele werknemers is de afgelopen vijftien jaar toegenomen van 1,1 miljoen naar bijna 2 miljoen. Het aantal zzp’ers groeide van ruim 630.000 in 2003 naar 1,1 miljoen in 2018. De grootste groepen flexwerkers zijn nu de zzp’ers die eigen diensten of arbeid aanbieden (28%) en de oproepkrachten (18%).
Er zijn veel verschillende vormen van flexwerk. De Flexbarometer, opgezet door ABU, FNV en TNO, meet er negen. De cijfers van de Flexbarometer zijn afkomstig van Statline, de databank van CBS. CBS is sinds 2017 ook partner in de Flexbarometer.
Flexwerkers kunnen zowel werknemers als zelfstandigen zonder personeel zijn. Werknemers worden gerekend tot de flexwerkers als ze geen vast contract hebben of een contract met variabele uren. Vaste werknemers zonder vaste uren zijn daarom flexwerkers. Werknemers met een tijdelijk contract die uitzicht hebben op een vast contract vallen ook onder de flexwerkers. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen werknemers met een kortlopend contract (tot een jaar) of een verbintenis van langere duur. Verder worden oproepkrachten en uitzendkrachten tot de flexibele werknemers gerekend. Ten slotte zijn er nog werknemers die een tijdelijk contract hebben zonder vaste uren.
Bij zzp’ers wordt onderscheid gemaakt tussen degenen die eigen arbeid of diensten aanbieden en degenen die producten verkopen.
In 2018 waren er ruim 3 miljoen flexwerkers (15 tot 75 jaar) in Nederland, van wie bijna 2 miljoen flexibele werknemers en bijna 1,1 miljoen zzp’ers. De meest voorkomende flexvorm is de zzp-eigen arbeid (864.000), gevolgd door de oproepkracht (539.000). De flexvormen die ten opzichte van vijftien jaar geleden naar verhouding het meest zijn toegenomen, zijn de werknemers met een vast contract zonder vaste uren, de tijdelijke werknemers zonder vaste uren en de oproepkrachten. Het aantal oproepkrachten is ruim verdubbeld. Het afgelopen jaar groeide het aantal tijdelijke werknemers met uitzicht op een vast contract het meest (12%).
Er zijn verschillende beroepsgroepen waar hoofdzakelijk flexkrachten werken. In de top vijf van beroepsgroepen met de meeste oproepkrachten staan vooral beroepen waarvoor weinig opleiding is vereist, zoals keukenhulp, kassamedewerker of vakkenvuller. Ruim 70% van de keukenhulpen is flexwerker. Dit zijn vooral oproepkrachten, ruim 40% van de keukenhulpen heeft een oproepcontract. Ook achter de bar en de kassa wordt veel gebruikgemaakt van flexwerkers (respectievelijk 68% en 63%), en dan vooral van oproepkrachten. Een derde van het barpersoneel is oproepkracht, bij kassamedewerkers is dat iets minder, 3 op de 10.
De zzp’er-eigen arbeid is oververtegenwoordigd in de creatieve beroepen als auteur en taalkundige en uitvoerend kunstenaar. Van de auteurs en taalkundigen is 66% zzp’er-eigen arbeid.
Oproepkrachten zijn de jongste flexwerkers. De gemiddelde leeftijd is 27 jaar. Bij uitzendkrachten en tijdelijke werknemers met uitzicht op vast ligt de gemiddelde leeftijd met 37 jaar en 34 jaar een stuk hoger. Zzp’ers behoren juist vaker tot de oudere leeftijdsgroepen, 59% is 45 jaar of ouder. De zzp’er-eigen arbeid is gemiddeld 46 jaar.
Bron: CBS 14-02-2019

MKB-Nederland pleit ervoor dat de wet zo wordt aangepast dat kleinzakelijke gebruikers van bijvoorbeeld energie of andere diensten dezelfde bescherming krijgen als consumenten. De ondernemersorganisatie reageert hiermee op de vele klachten van ondernemers die door misleidende (telefonische) verkooptechnieken overstappen van leverancier en vervolgens vastzitten aan dure contracten en hoge opzegboetes. De ondernemersorganisatie wil dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) ook bij klachten van zzp’ers en kleine ondernemers kan gaan optreden.
Voor consumenten is het een en ander geregeld om hen te beschermen tegen agressieve verkooptechnieken. Consumenten kunnen aanspraak maken op een bedenktijd van 14 dagen, het contract moet schriftelijk worden afgesloten en er geldt een lage boete bij vroegtijdig overstappen van leverancier. Voor ondernemers, waaronder zzp’ers, is die bescherming er niet. Een simpel ‘ja’ in een (gemanipuleerd) telefoongesprek volstaat.
Volgens MKB-Nederland hebben kleine ondernemer tot zo’n tien man personeel en zzp’ers bij de inkoop van energie, telecom of andere generieke diensten doorgaans net zoveel kennis van de gehanteerde bewuste misleiding als een gemiddelde consument. Dit in combinatie met het gebrek aan bescherming leidt makkelijk tot misbruik. Voor de telecomsector zijn vorig jaar al maatregelen genomen, maar volgens de ondernemersorganisatie verschuift hierdoor de problematiek naar andere diensten zoals energie.
Bron: MKB-Nederland 12-02-2019

Wie gebruik wil maken van de inkeerregeling moet dit wel goed doen. Een anonieme melding van de intentie om in te keren, volstaat echt niet.
Een echtpaar met verzwegen buitenlandse bankrekeningen besluiten om de bankrekeningen wel op te geven in hun aangifte over 2013. De inspecteur vraagt hen in het kader van het project ‘vermogen in het buitenland (stille inkeer)’ om nadere informatie over deze rekeningen. Nadat hij deze informatie heeft verkregen, legt hij aan het echtpaar navorderingsaanslagen over de jaren 2004 – 2012 op inclusief boetes.
Het echtpaar gaat in beroep. Zij stellen dat zij hebben ingekeerd, want hun gemachtigde heeft eind 2011 in een brief aan de Belastingdienst op anonieme basis melding gedaan van hun intentie tot vrijwillige verbetering. De rechtbank ziet deze brief echter niet als start van de inkeerprocedure, daar hun namen onbekend waren gebleven. Ook vermelde de brief geen andere informatie die is te vergelijken met een juiste aangifte of juiste informatie. Het echtpaar komt nog met een aangetekende brief van 27 februari 2012 op de proppen, maar ze kunnen niet aannemelijk maken dat de fiscus deze brief heeft ontvangen. Het verzendbewijs bevat geen datum en stempel van het postbedrijf. Volgens de rechtbank kan het echtpaar dus geen beroep doen op de inkeerregeling.
Bron: Rb. Gelderland 30-01-2019

Nieuwe loonafspraken bedroegen in januari gemiddeld 2,71%, het hoogste maandgemiddelde sinds de financiële crisis van ruim tien jaar geleden. Het januari-cijfer is ook aanzienlijk hoger dan het maandgemiddelde van december (2,5%) en een voortzetting van de opwaartse trend in loonafspraken die al anderhalf jaar gaande is.
Terwijl de loonafspraken verder oplopen, vlakt volgens het Centraal Planbureau de economische groei inmiddels af. Volgens de werkgeversvereniging is dat een normaal verschijnsel: cao-afspraken reageren vertraagd op de economie. Als de economie begint te groeien, duurt het enige tijd voordat de cao-afspraken oplopen, als de economie stagneert, stijgen de cao-afspraken nog enige tijd door.
Op dit ogenblik worden de hoogste loonafspraken gemaakt in de zorg, terwijl groothandel en financiële dienstverlening hekkensluiter zijn.
In 2019 lopen in totaal 410 cao’s af voor 3 miljoen werknemers. Daarvan zijn er in januari nog maar acht vernieuwd. Omdat in 2018 74 afgelopen cao’s nog niet zijn vernieuwd, kan het aantal nieuwe cao’s in 2019 hoger uitkomen dan 410.
Bron: AWVN 15-02-2019

Als een 92-jarige samen met één of meer kinderen een maatschapsovereenkomst sluit met als voornaamste doel om in de toekomst gebruik te kunnen maken van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting, is de hoge leeftijd van de bejaarde onvoldoende reden om aan te nemen dat er sprake is van schijnhandelingen. Tot dit oordeel kwam Rechtbank Noord-Nederland.
Een hoogbejaarde vrouw, geboren in 1918, verpachtte van 1976 tot 1 mei 2010 ruim 57 hectare landbouwgronden aan haar zoon, die in de vorm van een eenmanszaak een akkerbouwbedrijf exploiteerde. Op 1 mei 2010 gingen de vrouw, haar zoon en twee andere kinderen van de vrouw echter een maatschap aan. De zoon bracht zijn onderneming in, zijn moeder het gebruik en genot van de landerijen die zij in eigendom had. Vanaf 2011 verpachtte de vrouw haar landbouwgronden aan de maatschap. Op grond van het maatschapscontract kreeg de zoon 40% van de winst; zijn moeder en haar twee andere kinderen kregen ieder 20% van de winst.
Volgens de inspecteur was het aangaan van de maatschap een schijnhandeling, gelet op de hoge leeftijd van de vrouw en gezien het feit dat zij 34 jaar lang uitsluitend aan vermogensbeheer had gedaan. De rechtbank was het echter niet met de inspecteur eens. De maatschap was in civielrechtelijke zin tot stand gekomen en de uitgevoerde rechtshandelingen waren in overeenstemming met de maatschapsovereenkomst. Dat de moeder en haar kinderen in de toekomst wellicht de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de schenk- en erfbelasting zullen toepassen, deed hier volgens de rechtbank niets aan af. Ook de hoge leeftijd van de vrouw was niet relevant.
Bron: Rb. Noord-Nederland 24-1-2019

Er komt nog dit jaar een einde aan het toepassen van overheidsvorderingen door de Belastingdienst bij mensen met problematische schulden. Dit schrijft staatssecretaris Van Ark in een brief aan de Tweede Kamer. Met enkele tussenmaatregelen wil het kabinet de periode tot de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet overbruggen.
Momenteel mag de Belastingdienst in geval van overheidsvorderingen automatisch bedragen tot € 500 afschrijven van de rekening van een belastingschuldige. Voor mensen met schulden is dat een groot probleem. Zij kunnen hierdoor te weinig geld overhouden om van te leven. Daarom wil het kabinet nog dit jaar maatregelen doorvoeren om deze ongewenste situatie te voorkomen.
Een ander probleem voor mensen met schulden is het beslag op toeslagen. Daarom gaat de Belastingdienst kijken naar het buiten werking stellen van deze vorm van beslag.
Naast deze genoemde maatregelen zal de Belastingdienst ook kijken naar het met terugwerkende kracht versoepelen van haar incassobeleid. Een andere belangrijke tussenmaatregel is de ophoging van de beslagvrije voet bij jongeren. Voor hen geldt op dit moment een beslagvrije voet die is gebaseerd op de bijstandsnorm voor jongeren. In de wet vereenvoudiging beslagvrije voet is geconstateerd dat de op die manier vastgestelde beslagvrije voet in een aantal situaties onvoldoende is om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarom wordt voor jongeren deze wijziging versneld ingevoerd.
Aan gemeenten wordt, vooruitlopend op de nieuwe wet, gevraagd om voortaan bij de verrekening van schulden met een bijstandsuitkering een beslagvrije voet te hanteren ter hoogte van 95% van de bijstandsnorm. Nu hanteren gemeenten soms nog een lager percentage.
Bron: Min SZW 13-02-2019

Wie van de werkgever een onbelaste vergoeding ontvangt voor scholingskosten, mag deze kosten bij de aangifte IB niet nog eens in aftrek brengen. De inspecteur komt hier achteraf achter en legt een navorderingsaanslag op. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden was hier sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
Een werknemer van het UWV ontvangt bij zijn ontslag in 2013 een beëindigingsvergoeding van € 41.033 bruto, waarvan € 9.400 onbelast. In zijn aangifte inkomstenbelasting over dit jaar brengt de ex-werknemer € 8.900 als scholingsuitgaven in aftrek. Bij controle van de aangifte over 2015 komt de inspecteur hierachter. Hij vraagt om nadere informatie en dan blijkt dat de opleiding was bekostigd uit het onbelaste ontvangen gedeelte van de ontbindingsovereenkomst.
In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of sprake is van een nieuw feit of een ambtelijk verzuim. Het hof is van mening dat de aftrek van scholingsuitgaven uit een onbelaste vergoeding niet mogelijk is, omdat de kosten niet op de man hebben gedrukt. Volgens het hof is het zeer wel mogelijk dat de ex-werknemer een opleiding heeft gevolgd die hij zelf heeft bekostigd, of dat de scholingskosten door hem waren betaald anders dan uit de onbelaste vergoeding. Daarom heeft de inspecteur geen ambtelijk verzuim begaan en is sprake van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 29-01-2019,

Als een pensioengerechtigde geen enkele actie onderneemt met betrekking tot zijn aanspraak op pensioen dat vorderbaar en inbaar is, wil dit niet meteen zeggen dat hij zijn pensioenaanspraak prijsgeeft. Dit blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
In deze zaak had een dga op grond van de pensioenregeling met zijn bv vanaf 1 mei 2013 recht op een jaarlijkse pensioenuitkering van € 57.327. De bv betaalde in 2013 echter geen pensioen uit en de dga vermeldde in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2013 niets over pensioen van zijn bv. Vervolgens nam de inspecteur met betrekking tot 2013 een tijdsevenredig deel van het pensioen in aanmerking bij de dga. Hof Den Haag vond dit terecht, want volgens het hof had de dga zijn pensioenaanspraak in 2013 door niets te doen prijsgegeven, waardoor de gehele aanspraak in 2013 was belast.
Maar de Hoge Raad oordeelde anders. Volgens de Hoge Raad is het feit dat de dga geen actie heeft ondernomen met betrekking tot zijn pensioen onvoldoende reden om te concluderen dat hij zijn pensioenaanspraak heeft prijsgegeven. Dit nam echter niet weg dat de inspecteur juist had gehandeld, want het tijdsevenredige deel van het jaarlijkse pensioen was in 2013 vorderbaar en inbaar en werd daarom geacht te zijn genoten.
Bron: HR 8-2-2019

Een supermarkt die in de winkel een zelfpersmachine voor sinaasappelsap heeft staan waarmee jaarlijks meer dan 12.000 liter sap wordt geperst, is belastingplichtig voor de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken. Volgens een exploitant wordt die verbruiksbelasting ten onrechte bij de supermarkt geheven – de klant zou belastingplichtig zijn – maar daar gaat Hof Arnhem Leeuwarden niet in mee.
In een supermarkt kunnen klanten zelf sinaasappelsap persen. De supermarktexploitant heeft hiervoor eind 2014 aangifte verbruiksbelasting alcoholvrije dranken gedaan, de verschuldigde belasting afgedragen en is vervolgens in bezwaar gegaan. Hij vindt dat niet hij maar de klant belastingplichtig is voor de verbruiksbelasting. De supermarkt stelt alleen aan de klanten een persmachine ter beschikking, maar de klanten vervaardigen het sinaasappelsap.
Voor deze redenatie vindt hij geen steun bij Hof Arnhem-Leeuwarden. Het hof stelt vast dat de persmachine eigendom is van de supermarkt en wordt onderhouden en schoongemaakt door haar werknemers. Ook de sinaasappels en de flesjes zijn vóór het persen eigendom van de supermarkt. Vervolgens stelt de supermarkt dit alles aan haar klanten ter beschikking en het enige dat de klanten doen is op een knop drukken om de flesjes met sinaasappelsap te laten vullen. Vervolgens rekenen zij dit af bij de kassa. Omdat het handelen van de supermarkt zodanig bepalend is voor het doen ontstaan van het sinaasappelsap kan dit worden aangemerkt als vervaardigen. Kortom, de supermarkt is belastingplichtig voor de verbruiksbelasting.
Het hof leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de wetgever er voor heeft gekozen om de zogenoemde zelfpersers niet in de heffing van verbruiksbelasting te betrekken als deze niet meer dan 12.000 liter vruchtensap per kalenderjaar vervaardigen. In dit geval was er sprake van aanzienlijk meer liter. De extra administratieve lasten waarmee de supermarkt mee werd geconfronteerd waren volgens het hof, gezien het betrekkelijk geringe bedrag aan verbruiksbelasting, niet als buitensporig aan te merken.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-01-2019
Wet: art. 1, 2, 3, 14, 15, 15a, 16, 39 Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken