Gemaakte vluchtkosten aftrekbaar als scholingsuitgaven

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemaakte vluchtkosten in het kader van een leertraject als scholingskosten aftrekbaar zijn. Het gaat om kosten ter behoud van vliegvaardigheden en de vluchten zijn onder het gezag van een instructeur uitgevoerd.

Een man die in 2012 met succes een opleiding tot verkeersvlieger heeft afgerond met een zogenoemde frozen ATPL, waarbij ATPL staat voor Airline Transport Pilot License, werkt vanaf 2015 in de luchtvaart. In zijn aangifte IB/PVV met betrekking tot het jaar 2013 heeft hij een bedrag van € 10 124 afgetrokken als scholingsuitgaven. Deze aftrek werd door de inspecteur niet toegestaan omdat de man volgens de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitgaven verband houden met een leertraject. In hoger beroep komt de inspecteur deels op zijn standpunt terug en is de aftrek van een bedrag van € 457 als scholingsuitgaven nog in geschil. Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt ter zake dat de man in het kader van een gemaakt vluchtprogramma driemaal een vlucht gemaakt. Een vlieginstructeur heeft in samenspraak met de man een kort lesprogramma samengesteld om de vliegvaardigheden zoals die gelden voor het ATPL te kunnen behouden. De oefeningen zijn tijdens de vlucht onder gezag van die instructeur uitgevoerd en beoordeeld. De man heeft nog aangevoerd dat hem vooraf documentatie is toegestuurd ter voorbereiding op de oefeningen die gedurende de vlucht worden gedaan en dat deze oefeningen ook kort voor de vlucht met de instructeur zijn doorgenomen. Het hof beslist dat de man daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het door hem gevolgde programma worden beschouwd als een leertraject. Alle door hem opgevoerde kosten zijn als scholingskosten aftrekbaar.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-11-2017

Gastouder is ondernemer voor de inkomstenbelasting

Volgens Rechtbank Noord-Holland kwalificeert de gastouder als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Zij voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Er is sprake van voldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar opdrachtgevers en zij loopt ondernemersrisico.

Een vrouw is sinds 2010 geregistreerd gastouder van meerdere gastkinderen. Haar omzet is vanaf de start toegenomen van € 10.231 (2010) tot € 21.960 (2013). Haar inkomsten heeft zij steeds aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Voor het jaar 2013 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij een ondernemer is voor de inkomstenbelasting. Ze heeft daarbij verzocht om toepassing van de MKB-winstvrijstelling, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. De inspecteur acht de vrouw geen ondernemer. Volgens hem heeft de vrouw onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar opdrachtgevers (de gastouderbureaus) en loopt zij onvoldoende ondernemersrisico. Rechtbank Noord-Nederland ziet dit echter anders. De rechtbank oordeelt dat de vrouw inderdaad winst uit onderneming geniet. Haar activiteiten voldoen aan de eisen van duurzaamheid, omvang, beschikbare tijd en het aantal opdrachtgevers. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat de vrouw ondernemersrisico loopt. In de eerste plaats gaat het daarbij om debiteurenrisico voor als haar opdrachtgevers de facturen niet betalen. De gastouderbureaus vervullen namelijk slechts een kassiersfunctie. De vrouw loopt verder ook inkomensrisico doordat er bij ziekte, vakanties en afwezigheid anderszins voor haar geen inkomsten zijn. De tussenkomst van gastouderbureaus is noodzakelijk, omdat de vraagouders anders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de vrouw commercieel volledig zelfstandig van de gastouderbureaus haar activiteiten verricht. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw dan ook gegrond.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 6-10-2017

Subsidie voor loopbaanadvies 45-plussers

Ruim 25.000 werkenden die 45 jaar of ouder zijn, kunnen zich aanmelden voor een Ontwikkeladvies. Met dit persoonlijke loopbaanadvies krijgen ze een beeld van hun situatie op de arbeidsmarkt. Vervolgens kunnen ze met een loopbaancoach bepalen welke stappen ze kunnen nemen om gezond en werkend de pensioenleeftijd te bereiken.

In een snel veranderende arbeidsmarkt is het voor werkenden verstandig om regelmatig na te denken over de toekomst van het beroep en hun persoonlijke ontwikkeling. Maar in de praktijk komen mensen daar niet altijd aan toe. Zeker niet als ze goed op hun plek zitten en een druk leven leiden.
Het Ontwikkeladvies helpt om hier tijdig over na te denken. Samen met een loopbaancoach kunnen 45 plussers vragen nalopen als: wat kun je, wat wil je, hoe ziet de toekomst van je vak eruit en wat is er voor nodig om in de toekomst gezond en met plezier te blijven werken in hetzelfde of in een ander beroep? Het resultaat van het Ontwikkeladvies is een persoonlijk Ontwikkelplan voor de komende jaren.
Het betreft een tijdelijke subsidieregeling die openstaat voor een beperkt aantal beroepen. De subsidie wordt aangevraagd via een erkend loopbaanadviseur.
Bron: Min SZW 7-12-2017

Een woonbestemming maakt nog geen woning

Voor het lage overdrachtsbelastingtarief van 2% voor woningen moet er op het moment van eigendomsoverdracht sprake zijn van een gebouw dat naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Een naar woondoeleinden gewijzigde bestemming verandert daar niets aan. Dit bleek uit een zaak die voor Hof Arnhem-Leeuwarden.

Een bv had in 2015 een kantoorgebouw gekocht van een stichting voor € 1.285.097. Twee maanden later verkocht de bv dit pand aan een vrouw voor € 1.350.000. Daarbij werd een aannemingsovereenkomst gesloten om het pand – exclusief benedenverdieping – te laten verbouwen tot 29 woonappartementen. De stichting droeg de juridische eigendom van het pand over aan de vrouw. Daarbij was op dat moment sprake van een wijziging naar woonbestemming en een omgevingsvergunning met woonbestemming voor de te realiseren 29 appartementen. De vrouw voldeed op aangifte 6% overdrachtsbelasting over € 1.350.000 en maakte vervolgens bezwaar tegen haar aangifte, omdat zij vond dat slechts 2% overdrachtsbelasting verschuldigd was over het aan de woonappartementen toe te rekenen gedeelte van de koopsom (de 29 nog te realiseren woonappartementen). Zij stelde dat het pand deels als woning was aan te merken, omdat bij verkrijging al vaststond dat 29 woonappartementen zouden worden gerealiseerd en dat voor de toepassing van het tarief gekeken moest worden naar de feitelijke situatie bij oplevering van de appartementen.
Het hof volgde de vrouw niet hierin. Het hof overwoog dat nu het pand ten tijde van levering naar zijn aard een kantoorgebouw was, waaraan ook nog geen aanpassingen waren verricht, geen sprake was van een woning. Een onroerende zaak die geen woning is, maar wordt verbouwd tot woning komt niet in aanmerking voor het lage tarief van 2%.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 14-11-2017

Verwachtingen voor 2018 positief

De industriële sector verwacht voor 2018 voor 16% meer investeringen in materiële vaste activa dan in 2017. Vooral de aardolie- en chemiebranche zijn positief gestemd.

Terwijl dit jaar vooral veel vervangingsinvesteringen zijn gedaan, verwachten ondernemers in de industriële sectoren volgend jaar meer nieuwe gebouwen, fabrieken, machines, vervoermiddelen en computers in gebruik te zullen nemen.
Ondernemers in de aardolie- en chemiebranche verwachten in 2018 een toename van de investeringen van 39% ten opzichte van 2017. Ook in 2017 kende die branche aanmerkelijk meer investeringen dan het jaar daarvoor. Verwacht wordt dat eind 2017 de investeringen in die branche 40% hoger liggen dan in 2016. In 2017 heeft de sector een aantal grootschalige activa in gebruik genomen en voor 2018 staan nieuwe ontwikkelprojecten op de planning.
In de totale industrie verwachten producenten aan het eind van dit jaar 19% meer geïnvesteerd te hebben dan in 2016. Begin dit jaar was de verwachting nog dat de investeringen 13% hoger zouden liggen dan in 2016 toen de industrie bijna 8 miljard euro in materiële vaste activa investeerde.
De hogere investeringsverwachtingen vallen samen met een toename van het productenvertrouwen. De hogere investeringsverwachtingen zijn in lijn met het saldo van positief en negatief gestemde producenten voor volgend jaar (10,6%).
Bron: CBS 8-12-2017

Telefonisch horen geen recht

Bestuursorganen zijn niet verplicht om belastingplichtigen op hun verzoek telefonisch te horen. Het weigeren hiervan leidt volgens Hof Amsterdam niet tot schending van de hoorplicht.

Een man maakte bezwaar tegen de WOZ-waarde van de tot zijn nalatenschap behorende woning. Hij heeft daarbij verzocht om telefonisch te worden gehoord. De heffingsambtenaar heeft dat geweigerd, en alleen een horen in persoon aangeboden. In bezwaar heeft geen hoorgesprek plaatsgevonden.
Hof Amsterdam overweegt dat uit de parlementaire geschiedenis volgt dat in de ogen van de wetgever de voor een bezwaarbehandeling noodzakelijke zorgvuldigheid niet, althans niet in alle gevallen, kan worden gewaarborgd indien het horen per telefoon geschiedt. Het uitgangspunt is daarom horen in persoon. Uit de parlementaire geschiedenis kan verder worden afgeleid dat een uitzondering op dit uitgangspunt onder omstandigheden mogelijk is. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is de toestemming van de belastingplichtige. Een belastingplichtige heeft dus recht op een horen in persoon, maar kan instemmen met een horen per telefoon. Volgens het hof heeft een belastingplichtige geen afdwingbaar recht op horen per telefoon. De heffingsambtenaar heeft in de onderhavige kwestie volgens het hof voldoende argumenten aangevoerd waarom hij geen uitzondering wenste te maken op de hoofdregel (het beleid) om in persoon te horen. De beslissing om niet telefonisch te horen is volgens het hof niet in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
Bron: Hof Amsterdam 24-08-2017

Aanpassing vergoeding werkgeverslasten bij loonkostensubsidie

De vergoeding voor werkgeverslasten bij loonkostensubsidie wordt per 1 januari 2018 verhoogd van 23 naar 23,5%. De vergoeding wordt jaarlijks herzien naar aanleiding van de vaststelling van de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient in de marktsector.

In art. 1 Regeling loonkostensubsidie Participatiewet is de hoogte vastgelegd van de vergoeding voor werkgeverslasten zoals genoemd in art. 10d lid 4 en 5 Participatiewet. Die vergoeding bedraagt een percentage van de loonkosten waarover loonkostensubsidie (art. 10d lid 1 Participatiewet) wordt verstrekt. De vergoeding bestaat uit een uniform tarief dat omwille van de eenvoud en uitvoerbaarheid voor alle sectoren geldt. Het percentage is gebaseerd op de wettelijk verplichte werkgeverspremies voor een werknemer die het wettelijk minimumloon verdient in de marktsector, zoals vastgelegd in de Wet financiering sociale verzekeringen, de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (werkgeversbijdrage kinderopvang), de Zorgverzekeringswet (inkomensafhankelijke bijdrage) en de gemiddelde pensioenpremie zoals berekend door het Centraal Planbureau voor de Macro Economische Verkenningen.
Bron: Min SZW, 22 november 2017

Schijnconstructie bij PostNL?

Volgens vakbond FNV heeft PostNL door middel van een schijnconstructie pakketsorteerders in de depots Waddinxveen, Amersfoort en Goes jarenlang onderbetaald. De postsorteerders eisen een nabetaling van € 5 miljoen.

Volgens de vakbond worden de werknemers niet betaald volgens de PostNL-cao. Ze zijn de tewerkgesteld via een constructie met een uitzend-bv als onderaannemer die weer personeel inhuurt van een ander uitzendbureau. Op deze wijze zou PostNL de uitzend-cao ontwijken en de werknemers slechts het wettelijk minimumloon betalen. Volgens de FNV zou ook de Inspectie SZW de constructie als onwettig hebben bestempeld.
Op 5 december is door Poolse sorteerders bij PostNL op het hoofdkantoor in Den Haag een zogenoemde WAS-brief overhandigd. WAS verwijst hier naar de Wet aanpak schijnconstructies. Op grond van die wet kan een opdrachtgever aansprakelijk worden gesteld voor onderbetaling.
Bron: FNV, 4 december 2017

Werknemer ervaart stress bij beoordelingsgesprek

Uit onderzoek blijkt dat veel werknemers (34%) het beoordelings- of functioneringsgesprek een stressvolle aangelegenheid vinden. In 28% van de gevallen nemen zwaktes en verbeterpunten namelijk de overhand. Slechts een klein deel van de werknemers (16%) zegt dat de focus op talenten en kwaliteiten ligt. Een groot deel van de werknemers (35%) ziet graag meer aandacht voor de ontwikkelmogelijkheden.

De frequentie waarmee werknemers beoordeeld worden is laag. Bijna een kwart van de Nederlandse werknemers (22%) krijgt zelfs helemaal geen functioneringsgesprek met hun manager, 47% krijgt maar eens per jaar een evaluatie. De kwaliteit van dit gesprek laat echter vaak te wensen over. Slechts een klein deel van de organisaties (8%) heeft het functioneren ingericht als continu proces, terwijl werknemers dit juist wel willen. Bijna een derde (30%) wil dat de beoordeling een continu proces wordt.
Wanneer het functioneringsgesprek maar eens per jaar plaatsvindt, blijkt het lastig om de prestaties van het gehele jaar te evalueren. Bijna één op de vijf werknemers (19%) zegt dat voornamelijk de prestaties van het laatste half jaar centraal staan in het gesprek. Volgens 16% ligt het zwaartepunt zelfs alleen op het laatste kwartaal. De prestaties van het begin van het jaar krijgen volgens hen dus weinig aandacht. In 64% van de gevallen lukt het wel om het hele jaar in ogenschouw te nemen.
Het onderzoek is onder ca. duizend werknemers uitgevoerd door Protime.
Bron: Protime 29-11-2017

Loonheffing wel ingehouden, niet afgedragen

Volgens de Hoge Raad komt de vraag of een dga te kwader trouw is niet meer aan de orde als de bv wel loonheffing heeft ingehouden met het oogmerk deze af te dragen. De Hoge Raad volgt hiermee de conclusie van advocaat-generaal Niessen.

Een werknemer van een bv was van augustus 2009 tot begin september 2010 dga. Tot eind april 2012 was hij directeur en vanaf mei 2012 was hij als medewerker werkzaam voor de bv. Hij ontvangt tot juni 2012 loon van de bv. De bv raakt in 2010 in liquiditeitsproblemen en besluit om de ingehouden en afgezonderde bedragen aan loonbelasting niet af te dragen. De bv doet tot en met oktober 2012 maandelijks aangifte. Begin december 2012 is de bv failliet verklaard. De inspecteur verrekent geen loonheffing als voorheffing met de IB/PVV over 2011 en 2012 van de werknemer. In geschil voor het hof is of de inspecteur de verrekening terecht achterwege heeft gelaten.
Het hof oordeelt dat partijen terecht hebben geconcludeerd dat de bv de loonheffing heeft ingehouden, omdat de bv de bedoeling had om tot afdracht over te gaan van de daartoe afgezonderde bedragen, zodra de liquiditeitspositie dit zou toelaten. Omdat loonheffing is ingehouden, wordt deze volgens het hof verrekend met de aanslagen IB/PVV van de werknemer. Aan de vraag of de werknemer te goeder trouw was, wordt niet toegekomen.
Tegen deze uitspraak was de staatssecretaris in cassatie gegaan. De Hoge Raad verklaart dit cassatie beroep onder verwijzing naar de conclusie van de advocaat-generaal echter ongegrond.
Bron: HR 1-12-2017