Een vervangingsreserve (vanaf 1 januari 2001: herinvesteringsreserve) uit 1998 dient naar vier jaar vrij te vallen als er geen vervangend bedrijfsmiddel is aangeschaft of voortgebracht of als is gestart met de uitvoering daarvan. Dat de inspecteur voor de zekerheid de belaste vrijval ook toerekent aan aanslagjaar 2010 omdat aanslagjaar 2002 nog niet definitief is, is echter opvallend.
Een bv had ondanks aanmaningen over het jaar 2010 geen aangifte Vpb ingediend. De aanslag Vpb 2002 werd in december 2013 vastgesteld op € 1.796.703. In die aanslag werd rekening gehouden met de vrijval van een vervangingsreserve uit 1998. De bv stelde zich op het standpunt dat er in 2002 sprake was van een begin van uitvoering zodat geen sprake was van vrijval. De inspecteur besloot voor de zekerheid de vrijval van de vervangingsreserve ook in de aanslag Vpb 2010, die in februari 2014 werd opgelegd, op te nemen om dat hij van mening was dat de vervangingsreserve in 2002 had moeten vrijvallen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant wees in 2015 het beroep van de bv tegen de aanslag Vpb 2002 af en nam een belaste vrijval van de vervangingsreserve van € 1.780.635 in aanmerking. De bv was het niet eens met de aanslag Vpb 2010 en diende in 2017 alsnog een aangifte Vpb 2010 waarin een verlies van € 17.131 werd aangegeven en tekende vervolgens beroep aan tegen de door de inspecteur vastgestelde aanslag. Voor Rechtbank Den Haag zijn partijen het erover eens dat de stand van de HIR per 31 december 2001 € 1.688.518 bedraagt. De bv maakt niet aannemelijk dat er in 2002 een voornemen tot herinvestering was. Omdat er in 2010 ook geen voornemen tot herinvestering was voor een in 2008 gevormde herinvesteringsreserve is, vindt er in 2010 belaste vrijval van de HIR plaats. Rekening houdende met de eerder door Rechtbank Zeeland-West-Brabant vastgestelde belaste vrijval komt het belastbare bedrag uit op € 276.750. De verzuimboete wordt verminderd vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Ook krijgt de bv een immateriële schadevergoeding van € 2.500 omdat er vier jaar en vier maanden zijn verstreken sinds het bezwaarschrift is ingediend terwijl twee jaar als redelijk wordt beschouwd.
Bron: Rb. Den Haag 05-07-2018

Het bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing in box 3 over aanslagjaar 2017 is door staatssecretaris voor de zomer als massaal bezwaar aangemerkt. Belastingplichtigen die in hun bezwaarschrift ook hebben aangegeven de vermogensrendementsheffing als een individuele en excessieve last te ervaren, krijgen een brief van de Belastingdienst waarin wordt uitgelegd dat dat deel van het bezwaar individueel wordt afgehandeld.
Staatsecretaris Snel heeft de Tweede Kamer laten weten dat er zo’n 24.000 belastingplichtigen bezwaar hebben gemaakt tegen de vermogensrendementsheffing in hun aanslag IB 2017. Veel mensen die bezwaar maakten hebben daarbij ook aangegeven de vermogensrendementsheffing als een individuele en excessieve last te ervaren. Formeel moeten al deze bezwaarschriften individueel worden afgehandeld. In het aanwijzingsbesluit voor het massaal bezwaar is immers aangegeven dat men in aanmerking komt voor die bezwaarprocedure als het bezwaar is gericht tegen de berekening van de vermogensrendementsheffing.
De staatssecretaris heeft nu besloten dat deze bezwaarschriften als het ware worden gesplitst. Het deel van het bezwaar dat aangeeft dat het is gericht tegen de berekening van de vermogensrendementsheffing loopt mee in de massaal bezwaarprocedure. Het deel van het bezwaar dat is gericht tegen de individuele en excessieve last wordt individueel afgehandeld. De mensen die beide bezwaren hebben aangegeven krijgen een brief van de Belastingdienst waarin wordt uitgelegd dat het bezwaar tegen de buitensporige last als individueel bezwaar zal worden afgehandeld. De ontvangers van de brief worden in de gelegenheid gesteld om het bezwaar nader te motiveren.
Bron: MvF 29-08-2018

Op Prinsjesdag 2018 zal de staatssecretaris van Financiën het Belastingplan 2019 en waarschijnlijk ook andere fiscale wetsvoorstellen presenteren. Over de inhoud van dit pakket belastingmaatregelen bestaan al de nodige vermoedens, die hier summier zijn weergegeven voor zover zij zien op ondernemers in de inkomstenbelasting.
Het pakket belastingmaatregelen zal vermoedelijk de volgende wijzigingen bevatten.
De invoering van een nieuwe tariefstructuur
Er zijn plannen om de huidige tarieven in de inkomstenbelasting te veranderen in een structuur met maar twee schijven (AOW-ers krijgen te maken met drie schijven). Deze aanpassing zal geleidelijk aan plaatsvinden. In 2021 zal het basistarief 36,93% zijn en het toptarief zo’n 49,5%
Een versobering van aftrekposten
Verschillende aftrekposten, waaronder de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling maar ook de aftrek van alimentatie, zullen per 1 januari 2109 worden versoberd. Deze versobering bestaat uit een verlaging van het toptarief waartegen de aftrek mogelijk is. Dit proces vindt geleidelijk aan plaats, maar uiteindelijk zullen de aftrekposten maar aftrekbaar zijn tegen het basistarief.
Verlaging van de energie-investeringsaftrek (EIA)
In eerste instantie zou de EIA samen met de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving van milieubedrijfsmiddelen komen te vervallen per 1 januari 2019. De genoemde regelingen blijven gehandhaafd, maar de EIA wordt wel verlaagd van 54,5% naar 45%.
Aanpassing van het autokostenforfait
Het autokostenforfait voor auto’s met een CO2-uitstoot is nu 4% van de cataloguswaarde van de auto, maar vanaf 1 januari 2019 zal deze 4% alleen gelden voor zover de waarde van de auto niet meer dan € 50.000 bedraagt. Over het meerdere zal een correctie gelden van in beginsel 22%.
Verschillende wijzigingen binnen de heffingskortingen
Het kabinet wil de algemene heffingskorting, en de ouderenkorting verhogen. De arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting moeten sneller oplopen. De overdraagbaarheid van de heffingskorting tussen partners wordt langzaamaan afgeschaft.

Een bij een beroepsvereniging aangesloten acupuncturist maakte door verkeerde informatie zelf geen bezwaar meer tegen de afdracht van onverschuldigde btw. Wegens een combinatie van omstandigheden was er echter sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Tot 1 januari 2013 gold voor de diensten van acupuncturisten een ruimere vrijstelling van btw. Vanaf die datum zijn acupunctuurbehandelingen alleen vrijgesteld wanneer aan een aantal voorwaarden is voldaan. De Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur (NVA) maakte in het kader van een proefprocedure over de vraag of de acupunctuurbehandelingen van btw zijn vrijgesteld afspraken met de Belastingdienst. Een acupuncturist, aangesloten bij de NVA, voldeed over het vierde kwartaal van 2013 en het eerste kwartaal van 2014 btw. De inspecteur weigerde ambtshalve teruggaaf van de afgedragen btw voor deze kwartalen te verlenen. De vraag is of dat terecht is.
De acupuncturist had aangehaakt bij de vaststellingsovereenkomst tussen de NVA en de Belastingdienst. De man meende dat hij in verband met de afspraken tussen de NVA en de Belastingdienst vanaf 1 januari 2014 niet meer zelf bezwaar hoefde te maken. De inspecteur die destijds zijn aangiften behandelde zou zich ook uitdrukkelijk in die zin hebben uitgelaten. Toen de acupuncturist van de NVA begreep dat hij wel zelf bezwaar moest maken, heeft hij dit ook weer gedaan. Gelet op deze omstandigheden mocht de acupuncturist ervan uit gaan dat hij begin 2014 niet langer per kwartaal een bezwaarschrift in hoefde te dienen. Voor het te laat indienen van de bezwaarschriften tegen de btw-afdracht in het vierde kwartaal 2013 en het eerste kwartaal 2014 is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding, aldus de rechtbank. De niet-ontvankelijkverklaring had achterwege moeten blijven en de man had recht op teruggaaf van de ten onrechte betaalde btw.
Rb. Den Haag, 07-05-2018

Volgens Transport en Logistiek Nederland is het recht op de cao voor buitenlandse chauffeurs die vanuit Nederland de grens overgaan per geval anders. TLN reageert hiermee op de berichtgeving n.a.v. een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden eind juli.
Het hof vernietigde een uitspraak van de kantonrechter in het geschil tussen FNV en een Drents transportbedrijf, waarbij de vakbond op een aantal punten in het gelijk werd gesteld. Volgens TLN heeft de rechter uitspraak gedaan voor een specifiek geval waarbij hij de toepassing van de detacheringsrichtlijn heeft gewogen. De toepassing van de detacheringsrichtlijn kan met zich meebrengen dat in bepaalde gevallen een internationale vrachtwagenchauffeur gezien kan worden als gedetacheerde werknemer en​ in voorkomende gevallen aanspraak kan maken op de arbeidsvoorwaarden van het land waarin of van waaruit gewerkt wordt. TLN wijst erop dat het al of niet aanspraak kunnen maken op geldende arbeidsvoorwaarden afhankelijk is van de situatie: hoe worden chauffeurs tewerk gesteld, hoe vaak rijden en hoe lang rijden ze in Nederland, hoe vindt de aansturing plaats? Deze aspecten zullen van geval tot geval door een rechter gewogen moeten worden. Volgen de werkgeversorganisatie kan de uitspraak daarom niet worden gegeneraliseerd en is het niet van toepassing voor de hele sector.
Bron: TLN 24-08-2018

De invoering van de aangescherpte privacywet op 25 mei jongstleden (de AVG) is volgens 89% van de salarisprofessionals veruit het belangrijkste onderwerp dit jaar binnen hun vakgebied. Meer dan de helft (56%) van hen verwacht dat dit ook in 2019 een belangrijk thema blijft. De invoering van deze wet maakt het werk complexer: bijna 6 op de 10 salarisprofessionals geeft aan dat de werkdruk is toegenomen door de AVG.
Dat blijkt uit het ‘Trendonderzoek Salarisprofessionals 2018’ van het Nederlands Instituut Register Payroll Accounting (NIRPA), uitgevoerd door Berenschot en uitgegeven door Performa. Aan het onderzoek deden 1.141 salarisprofessionals mee. Het onderzoek vond plaats van eind april tot eind juni.
Informatievoorziening over de aangescherpte privacywetgeving was niet bij elke organisatie vanzelfsprekend. Bijna een derde (31%) van de salarisprofessionals zegt dat hun afdeling onvoldoende geïnformeerd was over de AVG en de gevolgen hiervan voor de salarisadministratie. De invoering op 25 mei kwam voor veel professionals dan ook te vroeg – 25% van de professionals gaf aan naar verwachting niet op tijd te voldoen aan de nieuwe wetgeving; 13% wist niet of 25 mei gehaald ging worden. En hoewel het onderzoek plaatsvond rondom de invoering van de wet, gaf bijna een derde (30%) van de salarisprofessionals aan geen register van verwerkingsactiviteiten te hebben.
Procedures bij een datalek en verwerkersovereenkomsten waren er in de meeste gevallen wel: slechts 10% geeft aan dat dit niet het geval was, terwijl 16% niet wist of het zo was.
Bron: NIRPA 21-08-2018

Volgens staatssecretaris Snel kan er nooit sprake zijn van het kopen van invloed op beleidsvorming. Dit antwoordt hij op vragen van het Tweede Kamerlid Leijten over de invloed van accountantskantoren Deloitte, KPMG, EY en PwC op Europees niveau op belastingbeleid en belastingontwijking.
Volgens Snel is het fiscale werkveld dynamisch en overstappen tussen adviespraktijk, beleid, wetgeving en wetenschap gebeurt. Van belang is dat enkel het arbeidsverleden van een medewerker niets zegt over zijn integriteit, objectiviteit of onafhankelijkheid. In Nederlandse fiscale wetsvoorstellen wordt in de paragraaf ‘Advies en consultatie’ aangegeven voor welke maatregelen advies is ingewonnen of overleg heeft plaatsgevonden met externe organisaties. Waar dit het geval is, wordt dit toegelicht bij de toelichting van de desbetreffende maatregelen. Van belang is dat geen enkele externe partij een doorslaggevende stem heeft bij de vormgeving van fiscaal beleid of bij de totstandkoming van fiscale wetgeving, aldus Snel.
Op dit moment ziet de staatssecretaris geen aanleiding om actie te ondernemen in Brussel. Hij vertrouwt op de deskundigheid, onafhankelijkheid en integriteit van de Commissie en de procedures die belangenverstrengeling tegengaan en transparantie bevorderen.
Bron: Antwoord Kamervragen, 24-08-2018

Alleen bij uitzondering wordt parkeren voor btw-doeleinden als een bijkomende dienst beschouwd. Als een nationaal park zijn bezoekers de gelegenheid geeft tot het parkeren van hun auto’s, zal de parkeervergoeding in principe onder het normale tarief vallen.
In januari 2018 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden al dat parkeren bij een attractiepark geen bijkomende dienst is (ECLI:NL:GHARL:2018:165). In de zaak waar de Hoge Raad over oordeelde had de rechtbank in eerste instantie geoordeeld dat het parkeren bij een nationaal park niet als een zelfstandige dienst kan worden aangemerkt (zie ook: BZ Advies 2016, nr. 1, Btw en bijkomende diensten). De Hoge Raad is echter evenals het hof er niet van overtuigd dat het aanbieden van parkeerplaatsen buiten de hekken van het park een bijkomende dienst was. De Hoge Raad stelde vast dat voor de gemiddelde bezoeker het parkeren bij het park een hoofddienst is. Het park mag daarom niet het verlaagde btw-tarief toepassen op haar parkeervergoeding. Overigens is een deel van het park ook toegankelijk voor auto’s. De vergoeding die de bezoekers extra moeten betalen om met hun auto het park te betreden, valt wel onder het verlaagde btw-tarief voor het bezoek aan het park zelf.
Bron: HR 17-08-2018

TLN, evofenedex, Kon. BLN-Schuttevaer, ASV en CBRB roepen alle overheden op om de Handleiding Nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen per direct toe te passen.
De Handleiding Nadeelcompensatie, opgesteld op initiatief van de ministers Ollongren (Binnenlandse Zaken) en Dekker (Rechtsbescherming), is vorige maand naar de Tweede Kamer gestuurd. Op grond van die handleiding zouden aanvragen voor nadeelcompensatie met betrekking tot de afsluiting van de Merwedebrug in 2016 en de huidige afsluiting van de haven van Deventer op andere wijze worden beoordeeld, dan tot voor kort het geval zou zijn geweest.
Volgens de ondernemersorganisaties uit de transportsector is de handleiding aan de late kant voor de gedupeerden van de afsluiting van de Merwedebrug. Wel kunnen er nog nieuwe aanvragen worden ingediend en zijn er nog diverse aanvragen in beroep. De afsluiting van de haven van Deventer is op dit moment zelfs nog gaande. evofenedex, TLN, Kon. BLN-Schuttevaer, ASV en CBRB vragen de betrokken overheden de aanvragen voor nadeelcompensatie (opnieuw) te beoordelen op basis van de methode uit de Handleiding.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State mogen bij ernstige calamiteiten door bestuursorganen geen vaste omzetdrempels worden gehanteerd om voor compensatie in aanmerking te komen. Deze lijn is nog eens helder uiteengezet in de Handleiding. Dit betekent in de praktijk dat ook kleinere schadebedragen in aanmerking komen voor nadeelcompensatie. Dit is van belang voor benadeelde MKB-bedrijven voor wie de drempel in het recente verleden vaak te hoog lag.
De ondernemersorganisaties pleiten er daarom voor om de Handleiding nadeelcompensatie per direct in de praktijk toe te passen.
Bron: TLN 22-08-2018

Het gemiddelde van in juli gemaakte loonafspraken bedroeg volgens de cao-rapportage van AWVN 2,26%. Het gemiddelde van die maand is gelijk aan het gemiddelde van heel 2018.
In juli 2018 kwamen 27 nieuwe cao’s tot stand. De gemiddeld afgesproken contractloonstijging was in juli en juni iets lager dan in de maanden april en mei, toen de loonafspraken gemiddeld rond de 2,5% uitkwamen. Het is echter volgens AWVN nog te vroeg om te spreken van een stagnatie. Voor heel 2018 staat het gemiddelde van nieuwe afspraken op 2,27% per twaalf maanden.
In 2018 lopen in totaal 389 cao’s af voor 2,5 miljoen werknemers. Daarvan werden in de eerste zeven maanden van 2018 190 cao’s vernieuwd voor 1,7 miljoen werknemers. Het tempo waarin cao’s worden vernieuwd, ligt in lijn met dat van andere jaren.
Bron: AWVN 21-08-2018