Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) te wijzigen. Dit wetsvoorstel hangt samen met de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Inmiddels is de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in werking getreden en deze wet heeft ook gevolgen voor ‘gewone’ ondernemers.
Allereerst in de onderzoeks- en meldplicht voor kopers en verkopers van goederen verruimd. Zij moeten altijd onderzoek doen naar hun cliënten als deze € 10.000 of meer contant betalen. Tot voor kort lag deze drempel bij € 15.000. Ook moeten zij transacties melden als zij € 10.000 of meer contant ontvangen en er een reden is om te vermoeden dat een transactie verband houdt met witwassen of financiering van terrorisme. Bij de koop of verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden waarbij minimaal € 20.000 contant wordt ontvangen, moet deze transactie altijd worden gemeld. Voor de wetswijziging lag deze drempel bij € 25.000.
Ook voor bemiddelaars geldt een verruimde meldplicht. Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken moeten alle transacties van minimaal € 10.000 melden. Deze drempel lag eerst bij € 15.000. Voor bemiddelaars bij de koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden geldt dat zij transacties altijd moeten melden als zij minimaal € 20.000 contant ontvangen. Pandhuizen moeten elke transactie melden waarbij zij minimaal € 20.000 betalen voor goederen die aan hen worden verpand. Voor beide categorieën lag deze grens voorheen bij € 25.000.
Bron: Belastingdienst, 19-9-2018
Actieplan voor meer invloed op eigen loopbaan
Het kabinet, de werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en uitvoeringsorganisaties werken aan een gezamenlijk actieplan om mensen meer invloed te laten krijgen op hun eigen loopbaan. Eén van de voornaamste aspecten van dit actieplan is dat het vanzelfsprekend wordt dat iedereen zich tijdens zijn of haar loopbaan blijft ontwikkelen.
Om meer invloed te krijgen op de eigen loopbaan moet het inzichtelijker worden welke scholingsmogelijkheden er zijn. Daarom komt er meer ondersteuning in de vorm van voorlichting, loopbaanadvies en coaching. Ook wordt het aanbod van onderwijs flexibeler en worden kleine bedrijven aangemoedigd om aan bijscholing en omscholing te doen. Verder gaat het kabinet helpen bij de realisatie van een individueel leer- en ontwikkelbudget voor iedereen. Het gaat om een nieuw instrument waarmee ook in het buitenland nog weinig ervaring bestaat. Als eerste stap wil het kabinet een digitaal overzicht ontwikkelen van individuele scholingsmogelijkheden en – op termijn – ook bijpassende financiële tegemoetkomingen.
In sommige bedrijven en sectoren zijn er al zogeheten individuele leer- en ontwikkelrekeningen, in de vorm van leerrekeningen, vouchers of trekkingsrechten. Deze zijn allemaal bedoeld om de werknemer meer regie te geven over zijn of haar ontwikkeling. Het kabinet wil de uitbreiding van dergelijke instrumenten stimuleren door verbetering van de randvoorwaarden en belastingaftrek.
Bron: Min. van SZW, 27-9-2018
Ontmoetingen op de golfclub met zakenrelaties waren deels privé
Als een directeur met zijn auto van de zaak een golfclub bezoekt voor ontmoetingen met potentiële zakenrelaties kan volgens Hof Den Bosch wel degelijk sprake zijn van een privérit. En dat kan ertoe leiden dat de grens van 500 kilometer privégebruik wordt overschreden.
In deze zaak had een directeur de beschikking over een personenauto die door zijn werkgever ter beschikking was gesteld. Hij had hiervoor een Verklaring geen privégebruik auto. Ook hield hij een sluitende rittenadministratie bij. Uit onderzoek bleek dat de directeur in 2011 79 ritten naar de golfclub had gemaakt. Hij had deze ritten als zakelijk aangemerkt, aangezien hij tijdens deze bezoeken uitsluitend zakelijke relaties ontmoette. In geschil was of deze ritten als zakelijk konden worden aangemerkt. De inspecteur vond van niet en legde een naheffingsaanslag loonheffing op, aangezien hij stelde dat de directeur in 2011 meer dan 500 kilometer privé had gereden.
Het hof stelde vast dat uit de Golfbranche Monitor Jaarrapportage 2010, die door de gemachtigde van de directeur was overlegd, bleek dat een golfer in 2010 gemiddeld bijna 17 rondes golfde. Het hof beschouwde dit aantal als representatief en vond daarom dat de kilometers die samenhingen met 17 bezoeken als privékilometers moesten worden aangemerkt. De kilometers met betrekking tot de overige bezoeken aan de golfclub waren wel zakelijk. Vanwege de 17 ‘privébezoeken’ kwam het totale aantal privékilometers boven de 500 kilometer per jaar, waardoor de bijtelling voor privégebruik van de auto ten onrechte niet was toegepast. De naheffingsaanslag bleef dan ook in stand.
Bron: Hof Den Bosch, 21-6-2018
Eén op de drie werkgevers kiest voor actieve benadering kandidaten
In een tijd waarin het steeds moeilijk wordt om vacatures te vervullen, kiest één op de drie werkgevers ervoor om mogelijke kandidaten actief te benaderen. Dit blijkt uit onderzoek van UWV onder 6.700 werkgevers over hun zoektocht naar personeel.
Nog altijd werven werkgevers vooral personeel door zelf vacatureteksten te verspreiden (81%). Maar daarnaast zetten zij ook andere wervingsmethoden in, zoals het actief benaderen van kandidaten (34%) of het inschakelen van een externe organisatie (28%). Het benaderen van mogelijke kandidaten gebeurt meestal via eigen personeel (68%), via het eigen netwerk (66%) of sociale media (56%). Werkgevers verwachten dat sociale media in de toekomst een steeds grotere rol zullen gaan spelen bij het actief benaderen van kandidaten.
Het zelf verspreiden van vacatureteksten gebeurt vooral via de eigen website (81%), sociale media (71%) en op vacaturesites (48%). Als vacatureteksten via sociale media worden verspreid, is Facebook het meest geliefd (82%), gevolgd door LinkedIn (60%). Twitter (19%) en Instagram (12%) worden minder toegepast. De gebruikte sociale media verschillen naar gevraagd opleidingsniveau. Op Facebook wordt vaker een vacature voor een functie op lager en middelbaar niveau geplaatst, terwijl op LinkedIn eerder vacatures met een hoger opleidingsniveau verschijnen.
Verder blijkt uit het onderzoek dat één op de vijf bedrijven personeel aanneemt zonder hiervoor extern te werven. Zo stromen mensen door na een stage of wordt een kandidaat via een medewerker voorgedragen. Er zijn wel verschillen tussen sectoren. In de horeca en de vervoerssector wordt het vaakst personeel aangenomen zonder werving.
Bron: UWV, 27-9-2018
Geen bouwterrein als verkoper niet hoeft te slopen
Als de verkoper van een perceel met gebouwen niet verplicht is om de bebouwing te slopen, kwalificeert de levering niet als een levering van een bouwterrein, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant.
In deze zaak kocht een bv een perceel waarop een woonhuis en een verouderd pluimveebedrijf stonden. De bv wilde de gebouwen slopen en stelde dat er sprake was van een btw-belaste levering van een bouwterrein. Dit zou namelijk betekenen dat de bv dankzij de samenloopvrijstelling geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen. De rechtbank was het hier echter niet mee eens. Er was geen sprake van een bouwterrein zoals bedoeld in de BTW-Richtlijn, omdat de sloopverplichting van de gebouwen op het perceel dan bij de verkoper zou moeten liggen. Dat was hier niet het geval, want in de koopovereenkomst was sprake van een sloopverplichting voor de verkoper. De samenloopvrijstelling was dan ook niet van toepassing, zodat de bv gewoon overdrachtsbelasting moest betalen.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant, 7-06-2018 (gepubliceerd 26-09-2018)
Zonder loonbetalingsverplichting geen dienstbetrekking
Er is alleen sprake van een dienstbetrekking als de opdrachtgever de verplichting heeft om loon uit te betalen aan een opdrachtnemer. Daarom is een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalt aan een opdrachtnemer niet de werkgever van de betreffende medewerker, zo oordeelde Hof Amsterdam.
In deze zaak werkte een vrouw via haar eenmanszaak als ziekenverzorgende. De inspecteur vond echter dat er in minimaal twee gevallen sprake was van een dienstbetrekking. Het hof oordeelde dat slechts één van deze twee opdrachtgevers als werkgever kon worden aangemerkt. De andere opdrachtgever was een bemiddelingsbureau dat zelf geen loon uitbetaalde aan de vrouw. Het bureau bemiddelde tussen de vrouw en een zorgvrager en verstuurde ook de facturen, maar doordat de zorgvrager wel rechtstreeks aan de vrouw betaalde, was er met betrekking tot het bemiddelingsbureau geen sprake van een loondoorbetalingsverplichting. En dus was de vrouw niet in dienst bij het bemiddelingsbureau. Het inkomen moest worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden.
Bron: Hof Amsterdam, 18-9-2018
Informatiebeschikking kan pas na boekenonderzoek
Volgens Rechtbank Den Haag kan de inspecteur geen informatiebeschikking opleggen als de Belastingdienst de administratie van een onderneming nog niet heeft gecontroleerd.
In deze zaak was de Belastingdienst in januari 2013 een boekenonderzoek gestart bij een bv die een horecaonderneming exploiteerde. Dit onderzoek zou in eerste instantie beperkt zijn tot de btw en loonheffingen over het tijdvak december 2012. Later werd het boekenonderzoek uitgebreid met de aangiften vennootschapsbelasting over 2011 en 2012 en met eerdere tijdvakken van de btw en loonheffingen. Nog voordat dit onderzoek was afgerond, gaf de inspecteur informatiebeschikkingen loonheffingen, vennootschapsbelasting en btw af, aangezien de loonadministratie gebreken vertoonde. De bv vond dit echter voorbarig.
De rechtbank was het grotendeels met de bv eens. Met betrekking tot het jaar 2011 gold dat de informatiebeschikkingen waren afgegeven op het moment dat de administratie voor het jaar 2011 nog niet was gecontroleerd. Bovendien waren de geconstateerde gebreken onvoldoende om al de conclusie te kunnen trekken dat de bv niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. En een informatiebeschikking mag uitsluitend worden afgegeven op basis van feitelijke constateringen en niet op grond van vermoedens.
Met betrekking tot het jaar 2012 was de informatiebeschikking loonheffingen eveneens onterecht opgelegd. De rechtbank vond namelijk dat de inspecteur onvoldoende had gemotiveerd dat de bv in dat jaar niet had voldaan aan haar administratie- en bewaarplicht. De informatiebeschikkingen btw en vennootschapsbelasting waren wél terecht afgegeven, aangezien de administratie van 2012 al aan een controle was onderworpen. Daarom oordeelde de rechtbank dat de inspecteur tijdens het boekenonderzoek een informatiebeschikking voor dat jaar kon afgegeven op basis van de bevindingen tot dan toe.
Bron: Rb. Den Haag, 19-9-2018
Wwft heeft ook gevolgen voor ‘gewone’ ondernemers
Op 10 juli 2018 heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wetsvoorstel om de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (Wwft) te wijzigen. Dit wetsvoorstel hangt samen met de vierde Europese anti-witwasrichtlijn. Inmiddels is de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn in werking getreden en deze wet heeft ook gevolgen voor ‘gewone’ ondernemers.
Allereerst in de onderzoeks- en meldplicht voor kopers en verkopers van goederen verruimd. Zij moeten altijd onderzoek doen naar hun cliënten als deze € 10.000 of meer contant betalen. Tot voor kort lag deze drempel bij € 15.000. Ook moeten zij transacties melden als zij € 10.000 of meer contant ontvangen en er een reden is om te vermoeden dat een transactie verband houdt met witwassen of financiering van terrorisme. Bij de koop of verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden waarbij minimaal € 20.000 contant wordt ontvangen, moet deze transactie altijd worden gemeld. Voor de wetswijziging lag deze drempel bij € 25.000.
Ook voor bemiddelaars geldt een verruimde meldplicht. Makelaars en bemiddelaars in onroerende zaken moeten alle transacties van minimaal € 10.000 melden. Deze drempel lag eerst bij € 15.000. Voor bemiddelaars bij de koop en verkoop van voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edele metalen, edelstenen, juwelen of sieraden geldt dat zij transacties altijd moeten melden als zij minimaal € 20.000 contant ontvangen. Pandhuizen moeten elke transactie melden waarbij zij minimaal € 20.000 betalen voor goederen die aan hen worden verpand. Voor beide categorieën lag deze grens voorheen bij € 25.000.
Bron: Belastingdienst, 19-9-2018
Kabinet wil belasting heffen bij te hoge rekening-courant met bv
Het kabinet heeft op Prinsjesdag een maatregel aangekondigd die te hoge leningen van bv’s aan hun aanmerkelijkbelanghouders (ab-houders) tegen moet gaan. Leent een ab-houder meer dan € 500.000 van zijn bv, dan wil het kabinet dat het bovenmatige deel als inkomen uit aanmerkelijk belang wordt belast in box 2 van de inkomstenbelasting.
Uit onderzoek blijkt dat veel ab-houders omvangrijke bedragen lenen van hun eigen bv. In 2015 leenden ab-houders in totaal ruim € 51 miljard van hun bv. In ongeveer 23.000 gevallen ging het hierbij om een lening van meer dan € 500.000. Omdat ab-houders op deze manier belastingheffing in box 2 langdurig kunnen uitstellen en soms zelfs kunnen afstellen, wil het kabinet excessieve rekening-courantverhoudingen tussen ab-houders en hun bv ontmoedigen om meer dan € 500.000 te lenen van hun bv. Deze maatregel is op Prinsjesdag tegelijkertijd met het pakket Belastingplan 2019 gepresenteerd. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel in het voorjaar van 2019 naar de Tweede Kamer te sturen.
Concreet houdt de maatregel in dat als een ab-houder meer dan € 500.000 leent van zijn eigen bv, al dan niet via een rekening-courantverhouding, het meerdere wordt belast als inkomen uit aanmerkelijk belang. Het kabinet wil deze maatregel per 1 januari 2022 invoeren en een overgangsmaatregel treffen voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen bv. De ingangsdatum van 1 januari 2022 is gekozen om ab-houders ruim drie jaar de tijd te geven om hun excessieve schulden aan hun bv terug te brengen tot maximaal € 500.000. Bovendien kunnen zij in 2019 nog gebruikmaken van de mogelijkheid om de bv een dividenduitkering te laten doen die tegen het huidige box 2-tarief van 25% wordt belast, waarna zij de uitkering kunnen gebruiken om de schuld aan de bv deels af te lossen. In 2020 en 2021 kan dit ook nog, maar dan geldt vermoedelijk een hoger box 2-tarief, aangezien het kabinet dit in twee stappen wil verhogen naar 26,9%.
Bron: MvF, 18-09-2018
Zeer trage implementatie van wijzigingen Arbowet
Een groot deel van de Nederlandse bedrijven heeft tot het laatste moment gewacht met de implementatie van de wijzigingen die per 1 juli 2017 zijn doorgevoerd in de Arbowet. Een maand voor het eindigen van de overgangstermijn voor bestaande contracten op 1 juli 2018 hadden drie op de vijf bedrijven in het MKB de wijzigingen nog niet allemaal geïmplementeerd.
Op 1 juli 2017 is de Arbowet op een aantal punten gewijzigd. Deze wijzigingen zijn onder meer bedoeld om preventie beter te regelen. De belangrijkste wijziging is de invoering van een wettelijk contract voor arbozorg, waardoor werkgevers in een nieuw contract met de arbodienst of de bedrijfsarts verplicht een aantal zaken moeten opnemen. De nieuwe regels voor het basiscontract gelden voor contracten die op of na 1 juli 2017 zijn gesloten of aangepast. Voor contracten die vóór deze datum zijn gesloten, had de werkgever op grond van overgangsrecht tot 1 juli 2018 de tijd om het contract aan te passen aan de nieuwe vereisten.
Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder 774 ‘arbo-beïnvloeders’ is echter gebleken dat veel werkgevers op 1 juni nog niet klaar waren met de implementatie van de wijzigingen van de Arbowet. Vooral het MKB bleef achter: ongeveer 60% van de arbo-beïnvloeders in het MKB was inhoudelijk niet volledig bekend met de wijzigingen in de Arbowet en had zodoende nog niet alle bepalingen doorgevoerd in de organisatie. In grote bedrijven was dit aanmerkelijk beter geregeld, want de overgrote meerderheid van deze werkgevers was wel al klaar met de implementatie van de gewijzigde Arbowet.
Wel gaven vrijwel alle arbo-beïnvloeders van werkgevers die nog het nodige werk hadden te verrichten aan dat zij verwachtten dat de meeste wijzigingen voor 1 juli 2018 zouden zijn doorgevoerd. Voor zover men verwachtte dat dit niet zou lukken, werden gebrek aan prioriteit, tijd, kennis en capaciteit in de organisatie als belangrijkste redenen genoemd.
Bron: AWVN, 21-09-2018
Geen BOR bij ‘normaal’ beheer onroerend goed
Als een onderneming zich bezighoudt met de exploitatie van onroerende zaken kan de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet alleen worden toegepast als er sprake is van meer dan alleen normaal vermogensbeheer.
Tot de nalatenschap van een dga behoren onder andere certificaten van aandelen in een beleggingsmaatschappij. De vennootschap verhuurt woningen, bedrijfsruimtes en garages. Ook voert zij de administratie en onderhoudt zij contacten met aannemers en gemeenten. Voor andere werkzaamheden, zoals het ontwikkelen en realiseren van nieuwe projecten, de aankoop van grond of gebouwen en het uitvoeren van reparaties maakt de vennootschap gebruik van derden. De erfgenamen van de dga willen de BOR toepassen, maar de inspecteur vindt dat de erfgenamen niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer en dat zij daarom geen recht hebben op toepassing van de BOR.
Hof Amsterdam is het met de inspecteur eens dat niet is gebleken dat de aard en omvang van de te verrichten arbeid erop was gericht meer winst te behalen dan met normaal vermogensbeheer mogelijk was. De vennootschap heeft weliswaar grond aangekocht om daarop een bedrijfsgebouw te stichten, maar de vennootschap heeft geen bijzondere activiteiten hoeven te verrichten om hiervoor toestemming te krijgen. Ook past het bouwwerk in het bestaande bestemmingsplan en is er geen structurele arbeid nodig om het bouwwerk te ontwikkelen. De BOR kan daarom niet worden toegepast.
Overigens stelt het hof ook nog vast dat een beroep op de BOR in deze zaak zinloos was, aangezien het ondernemingsvermogen nihil bedraagt. De erfgenamen hebben bij de bepaling van de voortzettingswaarde ten onrechte geen rekening gehouden met de schulden van de vennootschap.
Bron: Hof Amsterdam, 03-07-2018 (gepubliceerd 19-09-2018)