TVL
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bevat een vergoeding voor de vaste lasten van een bedrijf. Deze vergoeding bedraagt een percentage van de per sector forfaitair bepaalde vaste lasten. De vergoeding is verhoogd van 50-70% naar 85% bij een omzetverlies vanaf 30%. De maximale vergoeding per kwartaal is verhoogd van € 90.000 naar € 330.000. De grens van maximaal 250 medewerkers geldt met ingang van het eerste kwartaal van 2021 niet langer. De maximale vergoeding voor grote bedrijven bedraagt € 400.000 per kwartaal.
Kleine bedrijven
Het minimumbedrag voor kleine bedrijven is verhoogd van € 750 naar € 1.500. De drempel voor de TVL van minimaal € 3.000 aan vaste lasten in een kwartaal wordt mogelijk verlaagd.
Opslag voorraad gesloten detailhandel
De voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel geldt ook in het eerste kwartaal van 2021. De subsidie bestaat uit een opslag van 21% op de TVL. In het vierde kwartaal van 2020 was de opslag 5,6%. De voorraadsubsidie is afhankelijk van het omzetverlies. Voor de voorraadsubsidie hoeven ondernemers geen aparte aanvraag in te dienen. De opslag kent een maximum van € 200.000.
Starters
Voor ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 30 juni 2020, komt een op de TVL gebaseerde regeling. Als referentieperiode voor deze bedrijven geldt het derde kwartaal van 2020. De regeling zal gelden voor het eerste halfjaar van 2021. Ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 15 maart komen ook voor de reguliere TVL in aanmerking. Om overlap te beperken is het kabinet van plan ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 15 maart 2020, in het tweede kwartaal enkel voor de nieuwe startersregeling in aanmerking te laten komen. Het kabinet hoopt het loket voor de startersregeling in april of mei 2021 te kunnen openen.
Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw
Middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw kunnen geen gebruik maken van de verhoging van de subsidiegrens voor de tegemoetkoming vaste lasten. Dit komt door de bepalingen van het Europees steunkader waaronder de TVL is aangevraagd. Er komt een regeling onder een ander staatssteunkader, die vergelijkbaar zal zijn met de verruimde TVL. Het kabinet streeft ernaar het loket voor deze regeling in april of mei van dit jaar te openen, met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.
Regeling specifieke kosten land- en tuinbouw
In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren. Voor de landbouwsectoren met SBI-code 1.1 tot en met 1.5 geldt in verband met deze kosten een opslag van 21%-punt op de TVL.
Bron: Ministerie van Financiën | besluit | CE-AEP / 21019675 | 20-01-2021
Coronamaatregelen particulieren
Betaalpauze hypotheek
De goedkeuring betreffende het behoud van het recht op hypotheekrenteaftrek voor huizenbezitters die van hun hypotheekverstrekker een betaalpauze hebben gekregen, is verlengd tot en met 30 juni 2021.
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
De Tijdelijke Ondersteuning voor Noodzakelijke Kosten (TONK) is bedoeld voor huishoudens die door de huidige omstandigheden te maken hebben met een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval in hun inkomen, en die daardoor noodzakelijke kosten niet meer kunnen voldoen en waarvoor andere regelingen niet of onvoldoende soelaas bieden. TONK gaat met terugwerkende kracht gelden van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. De regeling kent de volgende contouren:
Gemeenten kunnen vanwege hun eigen beleidsruimte afwijken van deze contouren.
Overige maatregelen coronacrisis
Evenementensector
Voor de evenementensector wordt een garantieregeling uitgewerkt, zodat evenementen naar verwachting vanaf 1 juli 2021 georganiseerd kunnen worden. Voor deze regeling is voor 2021 minimaal € 300 miljoen gereserveerd. De regeling wordt op korte termijn verder uitgewerkt.
Herkapitalisatiefonds
Vanwege de coronacrisis is de kans groter dat (middel)grote bedrijven met solvabiliteitsproblemen worden geconfronteerd. VNO-NCW heeft het initiatief genomen om een investeringsfonds op te richten dat Nederlandse (middel)grote bedrijven kan herkapitaliseren. Het kabinet staat positief tegenover deelname van de Staat in het fondskapitaal. Er is nog geen uitgewerkt voorstel voor dit fonds.
Sport
De bestaande steunmaatregelen voor de sportsector worden verlengd tot en met 30 juni 2021. Het gaat om de Tegemoetkoming Amateursportorganisaties, de Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties en de Specifieke Uitkering voor ijsbanen en zwembaden. Voor dit pakket aan maatregelen is in totaal € 240 miljoen beschikbaar.
Onderwijs
De regeling, waarmee studenten in het mbo, hbo en wo een tegemoetkoming krijgen voor de studievertraging, wordt tot het einde van het studiejaar 2020/2021 verlengd. Studenten, die tussen februari 2021 en eind augustus 2021 hun diploma halen, krijgen ook een tegemoetkoming.
Steunmaatregelen mobiliteitscluster – maakindustrie
Er komt een subsidieregeling om R&D-investeringen voor bedrijven in de sectoren automotive, luchtvaart en maritiem te stimuleren. De subsidie is bedoeld voor projecten die op korte termijn kunnen starten met een looptijd van drie tot vier jaar.
Urencriterium 2021
Ondernemers hebben recht op verschillende ondernemersfaciliteiten als zij voldoen aan het urencriterium. Dit betekent dat een ondernemer ten minste 1.225 uren en de helft van zijn arbeidstijd per kalenderjaar moet besteden aan zijn onderneming. Voor het jaar 2020 gold een versoepeling van het urencriterium. Deze versoepeling geldt ook voor het eerste halfjaar van 2021. Ondernemers worden in deze periode geacht ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed. In het geval van ondernemers, die de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid claimen, gaat het om ten minste 16 uren per week.
Voor ondernemers, die seizoengebonden werkzaamheden verrichten, geldt dat zij in het eerste halfjaar geacht worden het aantal uren te hebben besteed dat zij in andere jaren besteedden aan hun onderneming. Aan de hand van de urenadministratie van 2019 kan een ondernemer beoordelen of hij in het eerste halfjaar van 2021 aan het urencriterium voldoet.
Coronamaatregelen loonheffingen
Gebruikelijk loon dga
Aanmerkelijkbelanghouders (dga’s), die arbeid verrichten voor hun bv, dienen ten minste belasting te betalen over het gebruikelijk loon. Voor het jaar 2020 is een afwijking van deze regeling toegestaan als de bv door de coronacrisis te maken heeft gekregen met een omzetdaling. Gezien de aanhoudende crisis is ook voor 2021 toegestaan dat dga’s van een lager gebruikelijk loon uitgaan. Ten opzichte van de maatregel voor 2020 is de maatregel voor 2021 op twee punten aangepast:
Reiskostenvergoeding, werkkostenregeling en thuiswerken
De goedkeuring op grond waarvan bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast vergoed kunnen worden, ook al worden de reiskosten door thuiswerken niet (volledig) gemaakt, is verlengd tot 1 april. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend.
De vrije ruimte in de werkkostenregeling wordt voor de eerste € 400.000 van de loonsom ook in 2021 verhoogd van 1,7 naar 3%. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor aanvullende regelingen voor de onbelaste vergoeding van thuiswerkkosten.
Administratieve verplichtingen
Het uitstel van bepaalde administratieve verplichtingen rondom de loonheffingen is verlengd tot en met 30 juni 2021.
Grensarbeiders
De afspraken Duitsland en België over de belastingheffing van grenswerkers en de vrijstelling van belasting voor een aantal Duitse netto-uitkeringen zijn verlengd tot en met 30 juni 2021.
Kredietfaciliteiten Coronacrisis
TOA Krediet
Voor ondernemers, die met gebruikmaking van de Wet homologatie onderhands akkoord hun bedrijf willen doorstarten, komt een nieuwe kredietfaciliteit, het TOA-krediet. Het betreft achtergesteld vermogen dat bijdraagt aan het buffervermogen voor het mkb. Qredits verzorgt de uitvoering van de regeling. Gemiddeld gaat het om bedragen tussen € 75.000 tot € 100.000. De looptijd van het krediet is middellang, de rente is lager dan marktconform.
Groeifaciliteit
De Groeifaciliteit ondersteunt bedrijven in de groeifase, in de overnamefase en ondernemingen die behoefte hebben aan balansversterking en versterking van het buffervermogen. Deze regeling wordt verlengd tot 1 juli 2023.
Starters
Ondernemers, die zijn gestart na 1 januari 2020, komen in aanmerking voor een nieuw Coronaoverbruggingskrediet via Qredits. Het gaat om leningen tot € 35.000 tegen 1,75% rente en met een looptijd van vier tot maximaal zes jaar. Ondernemers, die gestart zijn vóór 1 januari 2020, kunnen gebruik maken van de huidige Coronaoverbruggingskredieten met een maximumbedrag van € 25.000 en een looptijd van maximaal vijf jaar tegen 2% rente in het eerste jaar en daarna 5,75% rente. Dit krediet is vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar.
Nieuwe coronamaatregelen: aanpassing Tozo
De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is een ondersteuningsmaatregel voor zelfstandigen. De regeling bestaat uit inkomensondersteuning en de mogelijkheid van een lening voor bedrijfskapitaal. Sinds 1 december 2020 is de periode, waarover met terugwerkende kracht inkomensondersteuning kan worden aangevraagd, beperkt tot het begin van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Vanaf 1 februari 2021 geldt dat de Tozo-uitkering kan worden aangevraagd met terugwerkende kracht tot het begin van de voorafgaande maand. Ook in Tozo 4, die op 1 april 2021 ingaat, wordt deze mogelijkheid van verruimde terugwerkende kracht opgenomen.
Aanpassing NOW
De Noodmaatregeling Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) is een tegemoetkoming in de loonkosten van door de coronacrisis getroffen bedrijven. De vergoeding in de NOW is verhoogd van 80% naar 85% van de loonsom. Vanaf 15 februari kan de NOW worden aangevraagd voor het eerste kwartaal van 2021. Zoals gebruikelijk betaalt het UWV de NOW uit in voorschotten, waarna te zijner tijd de definitieve vaststelling en afrekening volgt.
Nieuwe coronamaatregelen – TVL
TVL
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bevat een vergoeding voor de vaste lasten van een bedrijf. Deze vergoeding bedraagt een percentage van de per sector forfaitair bepaalde vaste lasten. De vergoeding is verhoogd van 50-70% naar 85% bij een omzetverlies vanaf 30%. De maximale vergoeding per kwartaal is verhoogd van € 90.000 naar € 330.000. De grens van maximaal 250 medewerkers geldt met ingang van het eerste kwartaal van 2021 niet langer. De maximale vergoeding voor grote bedrijven bedraagt € 400.000 per kwartaal.
Kleine bedrijven
Het minimumbedrag voor kleine bedrijven is verhoogd van € 750 naar € 1.500. De drempel voor de TVL van minimaal € 3.000 aan vaste lasten in een kwartaal wordt mogelijk verlaagd.
Opslag voorraad gesloten detailhandel
De voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel geldt ook in het eerste kwartaal van 2021. De subsidie bestaat uit een opslag van 21% op de TVL. In het vierde kwartaal van 2020 was de opslag 5,6%. De voorraadsubsidie is afhankelijk van het omzetverlies. Voor de voorraadsubsidie hoeven ondernemers geen aparte aanvraag in te dienen. De opslag kent een maximum van € 200.000.
Starters
Voor ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 30 juni 2020, komt een op de TVL gebaseerde regeling. Als referentieperiode voor deze bedrijven geldt het derde kwartaal van 2020. De regeling zal gelden voor het eerste halfjaar van 2021. Ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 15 maart komen ook voor de reguliere TVL in aanmerking. Om overlap te beperken is het kabinet van plan ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari en 15 maart 2020, in het tweede kwartaal enkel voor de nieuwe startersregeling in aanmerking te laten komen. Het kabinet hoopt het loket voor de startersregeling in april of mei 2021 te kunnen openen.
Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw
Middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw kunnen geen gebruik maken van de verhoging van de subsidiegrens voor de tegemoetkoming vaste lasten. Dit komt door de bepalingen van het Europees steunkader waaronder de TVL is aangevraagd. Er komt een regeling onder een ander staatssteunkader, die vergelijkbaar zal zijn met de verruimde TVL. Het kabinet streeft ernaar het loket voor deze regeling in april of mei van dit jaar te openen, met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.
Regeling specifieke kosten land- en tuinbouw
In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren. Voor de landbouwsectoren met SBI-code 1.1 tot en met 1.5 geldt in verband met deze kosten een opslag van 21%-punt op de TVL.
Auto als verplicht privévermogen
Ondernemers hebben in beginsel de keuze om zaken die zij voor hun onderneming gebruiken tot het ondernemingsvermogen of tot het privévermogen te rekenen. De keuzevrijheid van de ondernemer wordt beperkt door de grenzen van de redelijkheid. Van overschrijding van de redelijkheid is sprake als het vermogensbestanddeel voor 90% of meer uitsluitend voor de onderneming dan wel privé wordt gebruikt. Dit betekent dat een vermogensbestanddeel verplicht privévermogen vormt als het voor minder dan 10% zakelijk wordt gebruikt.
Het autokostenforfait voorziet in een onttrekking aan het ondernemingsvermogen voor het genoten voordeel van het privégebruik van een auto van de zaak. Daarvan is geen sprake als de auto tot het privévermogen behoort. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2001 de grens voor een personenauto gelegd bij een privégebruik van minder dan 1.000 kilometer per jaar. In een dergelijk geval vormt de auto verplicht ondernemingsvermogen. Destijds was een privégebruik van 1.000 kilometer of meer per jaar het criterium voor toepassing van het autokostenforfait. Omdat de grens voor toepassing van het autokostenforfait tegenwoordig op 500 kilometer per jaar ligt, mag een ondernemer volgens Hof Arnhem-Leeuwarden een auto tot zijn privévermogen rekenen als hij daarmee in een jaar 500 kilometer of meer privé heeft gereden. Dit criterium kan volgens het hof niet in de omgekeerde situatie worden gehanteerd. Bij beperkt zakelijk gebruik geldt de hoofdregel van ten minste 10% zakelijk gebruik om de auto tot het ondernemingsvermogen te mogen rekenen. Wordt die grens niet gehaald, dan vormt de auto verplicht privévermogen.
Aanhorigheden bij woning
Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief voor de verkrijging van woningen en aanhorigheden die tot een woning behoren of gaan behoren bedroeg tot en met 2020 2%. Voor andere onroerende zaken dan woningen gold een tarief van 6%.
De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op aan de verkrijgers van een woonboerderij met bijgebouwen. Bij de levering van de woonboerderij was 2% overdrachtsbelasting betaald. Volgens de Belastingdienst was op de bijgebouwen en een deel van de grond het tarief van 6% van toepassing. De Belastingdienst beriep zich op de oorspronkelijke bedrijfsmatige aard van de bijgebouwen.
De rechtbank oordeelde dat de situatie ten tijde van de overdracht bepalend was voor de toepassing van het tarief. Voor de koop was de bestemming van de boerderij gewijzigd naar woondoeleinden. Dit had tot gevolg dat de bijgebouwen niet meer bedrijfsmatig konden en mochten worden gebruikt. Vervolgens stelde de rechtbank vast dat de bijgebouwen aanhorigheden bij de woning waren. De bijgebouwen en de woning vormden één logisch geheel, stonden op één erf en op korte afstand van de woning. De enkele grootte van de bijgebouwen staat er niet aan in de weg deze als aanhorigheden aan te merken. Het deel van de grond, dat in de naheffingsaanslag was betrokken, bestond uit grasland. Dat was niet in gebruik bij de woningeigenaren, maar bij een landbouwbedrijf. De rechtbank was daarom van oordeel dat het grasland niet kon worden aangemerkt als een aanhorigheid. De vrijstelling voor cultuurgrond in agrarisch gebruik was op het grasland van toepassing. Omdat de woningeigenaren geen bezwaar hadden gemaakt tegen de eigen aangifte overdrachtsbelasting kon de rechtbank niet vaststellen dat zij recht hadden op teruggaaf van de over de waarde van het grasland betaalde overdrachtsbelasting. Onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 2002 dient de inspecteur ambtshalve een vermindering van de betaalde overdrachtsbelasting te verlenen.