Wet DBA: wel varianten, geen duidelijkheid

Een ambtelijke commissie heeft een rapport opgesteld met tien varianten voor de Wet DBA. De bewindslieden Asscher en Wiebes hebben het rapport op 22 mei naar de Kamer gestuurd. Hoe het verder gaat met de Wet DBA en welke varianten zullen worden gevolgd is aan het volgende kabinet.

Aanleiding voor het onderzoek van de ambtelijke commissie was het eindrapport van de commissie Boot. De ambtelijke commissie heeft naar aanleiding van de aanbevelingen van die commissie onderzocht hoe de criteria ‘vrije vervanging’ en ‘gezagsverhouding’ beter kunnen aansluiten bij het huidige maatschappelijk beeld van een arbeidsrelatie. Het resultaat is een lijvig rapport waarin tien varianten worden geschetst. Vier varianten kunnen snel worden toegevoegd, met als meest eenvoudige doorgaan en vanaf 2018 handhaven, voor zes andere is meer tijd nodig omdat ze een wetswijziging vergen.
Hoe het verder gaat met de Wet DBA blijft ook na dit rapport onduidelijk. Het volgende kabinet zal hierover moeten beslissen. De ambtelijke commissie geeft aan dat geen van de door hen geschetste varianten alle problemen met de Wet DBA direct zal oplossen. Wel achten de opstellers van het rapport het van belang dat het handhavingsmoratorium zo snel mogelijk wordt beëindigd en er helderheid komt.
Bron: Min SZW 22-05-2017

Met ingang van 1 juli geldt het minimumloon voor volwassen voor werknemer vanaf 22 jaar. Ook worden de staffels voor jongeren van 18 tot en met 21 jaar iets verhoogd. Deze wijzigingen komen voor uit de wet Verlaging van de leeftijd waarop men recht heeft op het volwassenminimumloon en aanpassing van minimumloon bij stukloon en bij meerwerk (Stb 2017, 24).
Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2017:

per maand: € 1.565,40;
per week: € 361,25;
per dag: € 72,25.

Bron: Min SZW 15-05-2017(Stcrt 2017, 28138)

Ex-bestuurder aansprakelijk voor loonheffingschuld bv

Is men bestuurder af, dan is het zaak dit ook zo snel mogelijk in het Handelsregister te laten registreren. Wacht men hier te lang mee, dan loopt men het risico aansprakelijk te worden gesteld voor de belastingschulden van de bv waar men voorheen bestuurder was.

Een man was tot 1 juli 2013 via een stichting middelijk bestuurder van een bv. Een uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van 4 september 2013 vermeldt echter dat hij op die datum nog bestuurder is van de stichting. Een uittreksel van het Handelsregister van 20 november 2014 vermeldt dat hij met ingang van 1 juli 2013 uit functie is en dat op 29 oktober 2013 in het Handelsregister is geregistreerd dat met ingang van 1 juli 2013 een andere persoon bestuurder van de stichting is. De ontvanger stuurt op 18 september 2013 een beschikking aansprakelijkstelling voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffing (tijdvakken februari – juni 2013). De man gaat in bezwaar en stelt dat hij niet meer verantwoordelijk is voor de bv omdat deze per 30 juni 2013 is overgedragen aan een nieuwe eigenaar en dat er na 31 januari 2013 geen personeel meer werkzaam was bij de bv. Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of hij terecht aansprakelijk is gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen van de bv. Hof Amsterdam overweegt dat het aan de man is om aannemelijk te maken dat er per 1 februari 2013 geen inhoudingsplicht meer bestond en dat de aanvankelijk gedane loonaangiften onjuist waren, omdat de onderneming en/of het personeel van de bv per genoemde datum aan een andere bv is overgedragen. Het hof oordeelt dat de man niet geslaagd is in dit bewijs. Aangezien vaststaat dat de man volgens gegevens van Handelsregister op 4 september 2013 bestuurder was van de bv en dat die registratie op 29 oktober 2013 is gewijzigd, brengt een redelijke bewijslastverdeling mee dat de man bewijs levert van zijn stelling dat een ander hem per 1 juli 2013 als bestuurder is opgevolgd. De notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders van de bv van 20 juni 2013 en het uittreksel van het Handelsregister van 20 november 2014 acht het hof daartoe onder de gegeven omstandigheden onvoldoende. Deze stukken verklaren niet waarom de man op 4 september 2013 nog als bestuurder van de stichting stond ingeschreven. Het hof beschouwt hem daarom als bestuurder van de bv toen de verschuldigde loonheffingen betaald hadden moeten worden, dan wel dat hij melding had moeten doen van betalingsonmacht. Het hof oordeelt dat er sprake was van betalingsonmacht en dat daarvan geen mededeling is gedaan.
Bron: Hof Amsterdam 7-03-2017

Gehandicaptenzorg: bonden in de clinch

Aan de vooravond van de laatste onderhandelingsronde voor de cao Gehandicaptenzorg is er onenigheid ontstaan tussen de bonen FNV Zorg en Welzijn, FBZ en NU ’91 enerzijds en CNV Zorg & Welzijn. Tot dan trokken de bonden gezamenlijk op, maar voor de laatste onderhandelingsronde kwam CNV Zorg & Welzijn met een eigen inzet, waarop de andere bonden de onderhandelingen hebben verlaten.

CNV Zorg & Welzijn wil met haar inzet aansluiten bij de visie zoals die door alle sociale partners in 2015 is vastgelegd: volwassen arbeidsverhoudingen, zeggenschap voor de professional en ruimte voor maatwerkoplossingen. Volgens CNV Zorg & Welzijn is het niet te begrijpen dat de andere bonden nu niet aansluiten bij deze onlangs nog gezamenlijk ondertekende visie. De bond is diep teleurgesteld over het feit dat de overige bonden (FNV Zorg en Welzijn, FBZ en NU ’91) dit niet aan de onderhandelingstafel willen bespreken en het cao-overleg hebben gestaakt.
Volgens de andere bonden heeft de CNV-bond met haar opstelling afstand genomen van de tot dan gevolgde lijn door enkel afspraken te willen maken over het loon en de terugbetaling van de onregelmatigheidstoeslag (ORT). De drie andere vakbonden willen echter op centraal niveau ook afspraken maken over werktijden, werkdruk en vergoedingen.
NU’91, FBZ en de FNV hebben VGN laten weten te willen doorpraten, maar daar is de werkgeversorganisatie nog niet op ingegaan. Volgens VGN willen de drie bonden echter hun gezamenlijke voorstel niet bespreken in aanwezigheid van CNV Zorg en Welzijn. VGN meldt een voorkeur te hebben voor een cao met alle bonden en wil daarom niet ingaan op deze eis van de drie bonden. Op 23 mei staat een nieuw overleg gepland.
Bron: CNV Connectief, 19 mei 2017; FNV, 19 mei 2017; VGN, 19 mei 2017

Meer dodelijke ongevallen en onderbetaling

De Inspectie SZW signaleert in haar op 17 mei gepubliceerde jaarrapport meer arbeidsongevallen en onderbetaling. Dit baart de Inspectie SZW grote zorgen. Vorig jaar kwamen 70 mensen door een arbeidsongeval om het leven. Ook komen inspecteurs en rechercheurs bij inspecties veel gevallen van onderbetaling tegen. Het gaat dan om werkuren die niet worden uitbetaald, uurtarieven die niet kloppen en het ten onrechte inhouden van vergoedingen op het salaris.

Het totaal aantal slachtoffers van arbeidsongevallen steeg in 2016 met 14% ten opzichte van het jaar daarvoor. De meeste slachtoffers vallen in de bouw, industrie, handel en afvalbeheer. Vorig jaar waren er 19 meer dodelijke slachtoffers dan het jaar daarvoor.
Een ander fenomeen in het jaarverslag dat uitdrukkelijk naar voren komt, is de uitbuiting van werknemers. Systematische onderbetaling, te lange werkdagen en het ten onrechte laten betalen van vergoedingen worden stelselmatig door de Inspectie geconstateerd. Het handhavingpercentage bij controles hierop bedraagt 40%. Volgens de Inspectie worden door de betreffende bedrijven bewust de wettelijke regels overtreden. Daarnaast is er een categorie die actief de mazen van de wet opzoekt. Met constructies die mogelijk naar de letter van de wet standhouden, maar die vervolgens op allerlei onwenselijke manieren worden toegepast.
Bron: Inspectie SZW, 17 mei 2017

Vorderingen op broer niet aftrekbaar

Een tandarts die geld leende aan zijn broer (ook ondernemer) kon volgens Hof Den Bosch de vorderingen – na het faillissement van het bedrijf van de broer – niet als verlies op inkomen uit werk en inkomen in mindering brengen. Niet was aangetoond dat hij overtollige liquide middelen uit zijn praktijk had uitgeleend.

Een tandarts die sinds 2004 een onderneming drijft in de vorm van een tandartspraktijk heeft aan zijn broer diverse leningen verstrekt. De broer heeft een belang van 75% in een visverwerkingsbedrijf (een bv) waarvoor hij de leningen heeft gebruikt. Eind 2009 bedragen de vorderingen van de tandarts op zijn broer € 500.619. In zijn aangiften IB/PVV heeft hij de vorderingen altijd aangegeven als bezittingen voor het inkomen uit sparen en beleggen (box 3). De bv van zijn broer is eind 2008 failliet gegaan. In geschil is of belanghebbende het bedrag van de vorderingen op zijn broer als verlies op het inkomen uit werk en woning over 2009 in mindering mag brengen.
Hof Den Bosch oordeelt dat de tandarts niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn tandartsenpraktijk aanwezige overtollige liquide middelen tijdelijk aan zijn broer heeft uitgeleend. De vorderingen op de broer behoren dientengevolge niet tot het ondernemingsvermogen van de tandartspraktijk. Het hof acht voorts aannemelijk dat de tandarts substantiële werkzaamheden voor de bv van zijn broer heeft verricht, doch niet aannemelijk dat deze werkzaamheden vanuit een onderneming tussen hem, zijn broer en diens bv zijn verricht. Ook in dit kader behoren de vorderingen volgens het hof derhalve niet tot het (verplichte) vermogen van de onderneming van de tandarts. Voorts oordeelt het hof dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn werkzaamheden voor die bv gericht waren op het behalen van voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan.
Bron: Hof Den Bosch 17-03-2017 (publ. 10-5-2017)

Vrije keus bedrijfsarts bij second opinion zal afhangen van contracten

De nieuwe Arbowet, die op 1 juli in werking treedt, geeft werknemer het recht om een second opinion in te winnen als het oordeel van hun bedrijfsarts daar aanleiding toe geeft. Hoeveel vrijheid werknemers bij hun keuze hebben, zal afhangen van de contracten die bedrijven hierover afsluiten.

Het onderwerp wordt geregeld in een nieuw Arbeidsomstandighedenbesluit. Dat zou op 1 juli in werking moeten treden, net als de nieuwe wet zelf. Het ontwerp voor het besluit ligt nog bij de Raad van State, maar veel valt al op te maken uit het document dat minister Asscher na een internetconsultatie hierover heeft opgesteld. Daarin staat dat werknemers onder de nieuwe Arbowet het recht hebben “om zelf de second opinion bedrijfsarts te kiezen indien het contract meerdere bedrijfsartsen of arbodiensten bevat”. Dat is een inperking, maar wel een inperking waar ondernemingsraden zelf invloed op hebben, namelijk bij het uitoefenen van hun instemmingsrecht over zo’n contract. De inperking is alleen aangebracht omdat de minister werkgevers niet wil verplichten tot het betalen van kosten “van iedere door de werknemer aan te dragen bedrijfsarts.” Werknemers die een arts willen inschakelen waar hun bedrijf geen contract mee heeft, kunnen dat doen, maar op eigen kosten.
De vereniging van bedrijfsartsen NVAB en de koepel van arbodiensten OVAL willen dat werknemers voor het inwinnen van een second opinion moeten kiezen uit een pool van gespecialiseerde bedrijfsartsen. Asscher kan zich voorstellen dat het zaken eenvoudiger maakt. Wel vindt hij dat zo’n pool het best kan worden opgericht in samenspraak met sociale partners.
Bron: Inzicht in de OR, 11-05-2017

Ondernemers hekelen publicatie belanghebbenden in UBO-register

Het wetsvoorstel om de ‘uiteindelijke belanghebbenden’ van bedrijven te vermelden in het openbare handelsregister, is een te zware inbreuk op de privacy van familiebedrijven. Het voorstel moet daarom in de ijskast, stellen VNO-NCW en MKB-Nederland.

Aandelenbelangen van 25% of meer moeten bekend worden gemaakt als het aan het kabinet ligt. Familiebedrijven vrezen voor de veiligheid van de mensen achter hun bedrijven als dit doorgaat. Het kabinet gaat hiermee bovendien een stap verder dan Brussel. Volgens de vierde anti-witwasrichtlijn mag de toegang tot de gegevens beperkt blijven tot de autoriteiten en andere personen of organisaties die een ‘legitiem belang’ kunnen aantonen.
Volgens de ondernemersorganisaties is zowel het wetsvoorstel als de richtlijn in strijd met privacyregels. Zij wijzen op ‘een aantal recente uitspraken van mensenrechtenhoven’ waarin de randvoorwaarden voor privacy-inbreuken ‘aanzienlijk verscherpt’ zouden zijn. ‘Deze uitspraken leiden tot de conclusie dat de richtlijn zelf niet (langer) in overeenstemming is met het EU recht.’
Bron: SC Online 9-05-2017

Onder flexwerkers minder mantelzorgers

Ruim 1,2 miljoen werknemers (15 tot 75 jaar) kregen in 2015 te maken met familieleden, partners of bekenden die langdurig zorg nodig hadden. Van die werknemers verleende 57% die zorg zelf. Dat percentage ligt hoger onder werknemers met een vast contract dan onder flexwerkers. Dit blijkt uit analyse van recent gepubliceerde werkloosheidscijfers.

Onder langdurende zorg wordt verstaan een situatie waarin twee weken of langer zorg nodig is voor een ernstig ziek kind, partner, ouder, familielid of bekende. Werknemers met een vaste aanstelling verleenden dergelijke zorg vaker (bijna 58%) dan werknemers met een flexibel dienstverband (bijna 52%), ondanks het feit dat flexwerkers vaker in deeltijd werken dan werknemers in vaste dienst. Oudere werknemers (35 tot 75 jaar) verleenden vaker zorg dan jongere (15 tot 35 jaar).
Bekeken naar dienstverband, een vast of flexibel contract, verschillen jongere werknemers meer in zorgdeelname dan oudere.
Flexwerkers namen in 2015 minder vaak verlof op bij langdurende zorg dan werknemers met een vaste aanstelling. Van alle werknemers deed bijna 14% dit. Bovendien had nog eens bijna 17% wel behoefte aan verlof, maar nam dat niet op. Ruim 69% had geen behoefte aan verlof.
Werknemers met een flexibele aanstelling hadden minder vaak behoefte aan verlof dan werknemers met een vaste aanstelling. Hier speelt ook mee dat ze vaker in deeltijd werken dan werknemers met een vaste aanstelling.
Van de werknemers die geen verlof opnamen, maar hier wel behoefte aan hadden, gaf ruim 40% als belangrijkste reden op dat het werk dit niet toeliet. Zij wilden bijvoorbeeld collega’s niet belasten. Daarnaast gaf minder dan 13% aan dat het financieel niet haalbaar was. Verder gaf iets minder dan 8% aan niet bekend te zijn met de verlofregelingen, ruim 6% had te weinig verlofdagen. De overige werknemers (33%) noemden geen specifieke reden.
Het verlenen van zorg en het gebruik van verlof daarvoor verschilt ook tussen mannen en vrouwen. Vrouwen verleenden in 2015 vaker langdurige zorg dan mannen. Mannen die zorg verleenden namen vaker verlof op dan vrouwen. Hierbij speelt een rol dat mannen vaker voltijds werken dan vrouwen.
Bron: CBS 11-05-2017

Loonafspraken april bovengemiddeld

De loonafspraken in de cao’s die in april zijn afgesloten waren bovengemiddeld: 1,77%. Het jaargemiddelde voor 2017 loopt daardoor op van 1,51 naar 1,56 procent. De spreiding rond dat gemiddelde is nog steeds groot met de hoogste loonafspraken in de metaalindustrie (2,0%) en de laagste afspraken in de financiële dienstverlening (0,8%).

Dit jaar lopen in totaal 433 cao’s af voor bijna 2,75 miljoen werknemers. Inmiddels is bijna een kwart van de aflopende cao’s al vernieuwd. Met 19 afspraken was het aantal akkoorden in de maand april aan de lage kant. Daaronder bevinden zich wel enkele grote cao’s, zoals Tata Steel, de cao’s Metaal en Techniek (kleinmetaal) en het beroepsgoederenvervoer. Het aantal werknemers dat valt onder de april-akkoorden is daardoor weel wel hoog: 310.000, bijna evenveel als in het gehele eerste kwartaal (380.000 werknemers).
Het totale aantal in 2017 afgesloten akkoorden is normaal en volgt het gebruikelijke seizoenpatroon. Mei en juni zijn bijna ieder jaar de drukste cao-maanden en de verwachting is dat in die maanden veel nieuwe cao-akkoorden tot stand zullen komen.
Bron: AWVN 10-05-2017