Premies Werkhervattingskas 2018

Op 1 september 2017 heeft het UWV de premies en parameters voor de WGA- en ZW-premies 2018, de sectorpremies en de nota Gedifferentieerde premies WGA en ZW 2018 gepubliceerd. De Belastingdienst stuurt later in het jaar aan elke werkgever een beschikking met de individueel gedifferentieerde premie.

Jaarlijks dragen alle werkgevers sociale werkgeverspremies af over het loon van hun werknemers. Met deze premies verzekeren zij hun werknemers onder andere tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. Een van deze premies is de premie Werkhervattingskas.
De premie Werkhervattingskas bestaat uit twee premiecomponenten: een gedifferentieerde premie Ziektewetten een gedifferentieerde premie WGA. De gemiddelde premie WGA stijgt volgend jaar iets en komt uit op 0,75%. Ook de gemiddelde premie ZW stijgt iets en komt uit op 0,41%. Hoeveel premie een werkgever daadwerkelijk betaalt is afhankelijk van de sector en de omvang van de loonsom. Kleine werkgevers met een totale loonsom tot € 328.000 betalen uitsluitend een sectorpremie, grote werkgevers (loonsom meer dan 3.280.000) uitsluitend een individuele premie afgestemd op hun WGA- en ZW-lasten. De premie voor middelgrote werkgevers bestaat deels uit de sector premie en deels uit een individueel vastgestelde premie.
Voor zowel de WGA als ZW heeft een werkgever de mogelijkheid eigenrisicodrager te worden. Een werkgever betaalt bij een eigenrisicodragerschap van één of beide verzekeringen geen publieke premie voor de bijbehorende premiecomponenten. Werkgevers kunnen op 1 januari en 1 juli van elk jaar eigenrisicodrager worden. Een aanvraag hiervoor moet uiterlijk drie maanden van tevoren bij de Belastingdienst worden ingediend. Het eigenrisicodragerschap kan gepaard gaan met een verzekering van het risico bij een private verzekeringsmaatschappij. Ziet een werkgever af van een verzekering dan betaalt hij eventuele uitkeringen van zijn werknemers.
Bron: Strcrt 1-09-207

Onwetendheid voorkomt aansprakelijkheid niet

Een (tijdelijk) bestuurder kan zich niet aan een aansprakelijkstelling onttrekken met een beroep op onwetendheid. Van hem mag worden verwacht dat hij zich op de hoogte laat stellen van het reilen en zeilen en de financiële positie van het lichaam waar hij bestuurder van is.

Een man stond van september 2013 tot en met mei 2015 als voorzitter van een zorgstichting ingeschreven in het Handelsregister. Bij beschikking van 22 mei 2015 wordt hij als bestuurder van die zorgstichting aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven loonbelastingschulden tot een bedrag van € 117.417. Er is geen melding betalingsonmacht gedaan. Hij stelt dat hij ten onrechte aansprakelijk is gesteld. Volgens de rechtbank moet hij in dat geval aannemelijk maken dat het niet aan hem is te wijten dat geen melding betalingsonmacht is gedaan.
De man heeft gesteld dat het niet melden van de betalingsonmacht te wijten is aan omstandigheden buiten hem om en zonder dat hem daarvoor een persoonlijk verwijt te maken is. Hij was op verzoek van de directeur slechts tijdelijk voorzitter en heeft geen verstand van de zorgwereld. Hij stelt de directeur te hebben gevraagd om een bestuursvergadering, maar die is er nooit geweest. Hij liet zich mondeling op de hoogte te houden en de directeur had hem gezegd dat alles in orde was. Hij heeft verder nog verklaard dat de directeur, net als hij, geen verstand had van financiën. Hij heeft nimmer financiële gegevens opgevraagd en was niet op de hoogte van financiële problemen bij de zorgstichting en wist ook niet van niet betaalde belastingaanslagen totdat hij de aansprakelijkstelling ontving.
De rechtbank vindt deze argumenten niet voldoende. Het verwijt dat de man volgens de rechtbank kan worden gemaakt is dat hij nalatig is geweest om zich als bestuurder zelfstandig en gedocumenteerd op de hoogte laten te houden van het reilen en zeilen van de zorgstichting en van de financiële positie. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het voor hem onmogelijk was om inzage te krijgen in de gang van zaken van de zorgstichting waaronder de financiële administratie. De rechtbank oordeelt dat gelet op het voorgaande het niet melden van de betalingsonmacht de man was te wijten en beslist dat hij terecht aansprakelijk is gesteld.
Bron: Rb. Gelderland 22-08-2107

Centraal overleg werkgeversorganisaties en bonden vastgelopen

Het centraal overleg tussen VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland en FNV, CNV en VCP is vastgelopen. Al maanden trachtten de partijen overeenstemming te vinden over belangrijke dossiers zoals de loondoorbetaling bij ziekte en de positie van zzp’ers.

De inzet van de bonden bij het overleg was om van een vast contract weer de norm te maken. Volgens de werknemersorganisaties leveren contracten voor onbepaalde tijd en cao’s een stevige bijdrage aan arbeidsproductiviteit, innovatiekracht en concurrentievermogen van de sectoren. De vakbonden willen dat zekerheden en bescherming die voor alle werkenden noodzakelijk zijn, ook voor flexibele en zelfstandige arbeid goed worden geregeld door wetgeving en collectieve afspraken. De werkgevers geven aan dat misstanden met ‘flex’ moeten worden bestreden, maar dat flexibele arbeidsrelaties niet meer zijn weg te denken. De ondernemersorganisaties willen duidelijkheid voor zzp’ers en hun opdrachtgevers, maar geen maatregelen die hen het leven zuur maken. Zij hebben in de SER voorstellen gedaan voor een vervanging van de wet DBA en een regeling voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering. In een brief aan formateur Zalm geven zij aan dat ze met de bonden graag afspraken hadden gemaakt over een vernieuwende aanpak van vraagstukken zoals een leven lang ontwikkelen, de tekorten aan technisch opgeleiden en de werkkansen aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Bron: VNO-NCW 4-09-2017; FNV 4-09-2017

Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwet aangepast

Per 1 september 2017 is de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwet aangepast. Dit gebeurt vanwege de wijzigingen van de Arbowet en het Arbobesluit die per 1 juli 2017 zijn ingegaan.

Een van de belangrijkste aanpassingen van de Arbowet is dat de werkgever moet beschikken over een basiscontract met een arbodienst of een bedrijfsarts. Als de werkgever daar niet over beschikt, wordt na ingang van de beleidsregel boetebesluit (direct) een boete opgelegd. Dat is ook zo als in het basiscontract geen afspraken staan over de ondersteuning van de werkgever bij zijn verzuimbeleid.
De gewijzigde Beleidsregel boeteoplegging is van toepassing op alle nieuwe (basis)contracten die vanaf 1 juli 2017 worden gesloten. Op grond van het overgangsrecht geldt de regeling voorlopig niet voor contracten die voor die datum zijn afgesloten. Vóór 1 juli 2018 moeten alle contracten voldoen aan de nieuwe regelgeving.
Een andere wijziging in de beleidsregel is dat bedrijfsartsen nu ook beboet kunnen worden indien ze hun verplichtingen zoals ze in de Arbowet staan, niet nakomen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het niet hebben van een klachtenprocedure, of zonder onderbouwing niet doorverwijzen bij een verzoek om een second opinion. In eerste instantie zal bij het niet nakomen van de verplichtingen een waarschuwing worden gegeven.
Bron: AWVN 1-09-2017

Loondispensatie telt niet mee voor transitievergoeding

Een werkgever beëindigt de arbeidsovereenkomst met een werknemer die met loondispensatie bij hem te werk was gesteld. Volgens Rechtbank Overijssel hoefde de werkgever bij de berekening van de transitievergoeding de loondispensatie niet mee te tellen.

De werknemer in deze zaak is in 2005 bij de werkgever in dienst getreden in een gecreëerde Wajong-baan. December 2014 raakt hij als gevolg van een bedrijfsongeval arbeidsongeschikt. De werkgever heeft vanaf die datum ten behoeve van de werknemer een Ziektewetuitkering ontvangen. Tot en met half december 2016 ontvangt de werkgever van het UWV loondispensatie voor de werknemer.
De werkgever heeft op 17 maart 2017 een ontslagvergunning gekregen vanwege de langdurige arbeidsongeschiktheid en heeft de arbeidsovereenkomst per 5 mei 2017 opgezegd. Op 9 juni 2017 heeft de werkgever de werknemer een transitievergoeding betaald van € 2.910,00 bruto en een bedrag van € 1.041,90 bruto als vergoeding wegens de onregelmatige opzegging.
De werknemer is het met de berekening van de vergoedingen niet eens en vordert een bedrag van € 8.713,36 (transitievergoeding) en € 2.784,15 (vergoeding wegens onregelmatige opzegging).
Rechtbank Overijssel stelt in zijn beoordeling voorop dat onder loon moet worden verstaan de vergoeding die door de werkgever aan de werknemer verschuldigd is ter zake van de bedongen arbeid. Het loon vormt de basis voor de berekening van de transitievergoeding. De werkgever heeft het bedrag aan loondispensatie dat hij tot half december 2016 van het UWV ten behoeve van de werknemer heeft ontvangen bij iedere loonbetaling uitbetaald aan de werknemer. De kantonrechter is van oordeel dat de betreffende uitbetalingen niet onder het brutoloon van de werknemer vallen en dus niet meetellen bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding. In de arbeidsovereenkomst staat duidelijk vermeld dat het bruto salaris slechts voor 40% loon betreft en voor het overige deel ‘Wajong’, zijnde de door de werkgever ten behoeve van de werknemer van het UWV ontvangen loondispensatie. Die uitkering kan niet gezien worden als tegenprestatie voor de bedongen arbeid en telt dus niet mee bij de berekening van de transitievergoeding.
Ook ten aanzien van de berekening van de hoogte van de gefixeerde schadevergoeding geldt volgens de kantonrechter dat geen rekening moet worden gehouden met loondispensatie. Deze schadevergoeding bedraagt immers het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, waarbij bedoeld is het bedongen bruto geldloon ten tijde van de opzegging.
Bron: Rb. Overijssel 3-08-2017

Grootste stijging uitzenduren in ruim tien jaar

In het tweede kwartaal van 2017 hebben uitzendbureaus, arbeidsbemiddelaars en payrollbedrijven 2% meer omgezet dan in het kwartaal ervoor. Deze stijging is groter dan in het eerste kwartaal. Het totaal aantal uitzenduren nam met 4,2% toe. Dat is de grootste stijging sinds begin 2007.

Zowel de uitzenduren in de kortlopende als in de langlopende contracten namen toe. Het aantal uren in kortlopende contracten steeg met 4,9%. Dit is de grootste stijging in bijna zeven jaar. Het aantal uren in langlopende contracten zoals detachering en payrolling nam met 3,5% toe. Deze uitzenduren zijn sinds 2012 nagenoeg onafgebroken toegenomen.
Het aantal banen groeide in het tweede kwartaal met 51.000 ten opzichte van het eerste kwartaal van 2017. De laatste drie kwartalen kwamen er telkens meer dan 50.000 banen bij. De grootste banengroei trad, met 20.000, opnieuw op bij de uitzendbureaus. Verder was de toename van het aantal openstaande vacatures met 20.000 de grootste na het derde kwartaal van 2006. Het aantal werklozen volgens de definitie van de International Labour Organization (ILO) daalde met 19.000.
Bron: CBS 31-08-2017

Bezwaar per e-mail? Dan kan ook correspondentie per e-mail

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant was het niet geloofwaardig dat een belastingplichtige, die per e-mail een bezwaar tegen parkeerbelasting had ingediend, het door de heffingsambtenaar per e-mail verzonden verzoek tot nadere motivering van het bezwaar niet heeft ontvangen.

Een man maakt pro forma bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting en verstuurt dit bezwaar zowel per gewone post als per e-mail. In het bezwaarschrift verzoekt hij de heffingsambtenaar om toezending van stukken. De heffingsambtenaar voldoet per e-mail aan dit verzoek. In die e-mail stelt de heffingsambtenaar de man ook meteen in de gelegenheid om binnen drie weken de gronden van het bezwaar kenbaar te maken. Omdat een reactie uitblijft stuurt de heffingsambtenaar een maand later per e-mail een herinnering. Ook daar wordt niet op gereageerd. De heffingsambtenaar gaat vervolgens over tot het doen van uitspraak op het bezwaar. In de uitspraak verklaart hij het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van de gronden.
Tegen die uitspraak gaat de man in beroep. Hij stelt dat de heffingsambtenaar niet per e-mail met hem mocht corresponderen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt echter dat uit het feit dat de man zijn bezwaarschrift ook per e-mail heeft ingediend, de heffingsambtenaar mocht opmaken dat de man per e-mail bereikbaar was. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat de man de e-mails van de heffingsambtenaar met het verzoek tot motivering niet heeft ontvangen. De rechtbank beslist dan ook dat de heffingsambtenaar de man terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in het bezwaar.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 4-08-2017

Pensioenpremies niet betaald; bestuurder aansprakelijk

Als een bv pensioenpremies aan een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds onbetaald laat, kan onder bepaalde voorwaarden, de feitelijk bestuurder van die bv hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld.

Het bedrijfstakpensioenfonds voor vlees, vleeswaren, gemaksvoeding en pluimvee (hierna: het pensioenfonds) heeft naar aanleiding van een bedrijfsactiviteitenonderzoek in 2010 bij een bv vastgesteld dat de bv viel onder de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit voor de vleessector en derhalve verplicht was zich aan te sluiten bij het pensioenfonds. Op 3 februari 2012 heeft het pensioenfonds aan de bv een factuur gestuurd voor een bedrag van € 893.524,29 ter zake van de over het jaar 2010 verschuldigde premiebijdragen. De bv heeft bezwaar gemaakt tegen de verplichte aansluiting en heeft de factuur niet voldaan. Op 2 juli 2013 is de bv failliet verklaard. Het pensioenfonds heeft vervolgens onder andere de voormalig bestuurder van de bv aansprakelijk gesteld voor de onbetaalde pensioenpremies. In geschil is of dit terecht is. In hoger beroep oordeelt Hof Den Haag allereerst dat de bv, anders dan zij stelt, haar betalingsonmacht niet tijdig heeft gemeld aan het pensioenfonds. Dit betekent dat uitgegaan dient te worden van het vermoeden als bedoeld in art. 23 lid 4 Wet Bpf 2000 dat de niet-betaling van de pensioenpremies te wijten is aan de bestuurders van de bv. Vervolgens oordeelt het hof dat de aangesproken bestuurder een bestuurder is in de zin van art. 23 lid 6 sub b Wet Bpf 2000. Volgens het hof zijn, naast een (voormalig) formeel in het handelsregister ingeschreven bestuurder, ook personen van wie aannemelijk is dat zij het beleid van de bv hebben bepaald of mede hebben bepaald als waren zij bestuurder aansprakelijk kunnen worden gesteld. Van belang is dan ook of iemand heeft gehandeld als ware hij bestuurder, met terzijde stelling van het formele bestuur. Naar het oordeel van het hof is dit laatste ten aanzien van de aangesproken bestuurder het geval. Uit de stukken blijkt dat de bestuurder (in ieder geval) degene was die de verantwoording op zich nam voor de kwestie van de inschrijving bij het pensioenfonds en de betaling van de pensioenpremies. Dat een andere bestuurder de algemene dagelijkse leiding had over de bv doet hier niet aan af. Het hof acht het aannemelijk dat de aangesproken bestuurder in de betrokken periode mede het beleid van de bv bepaalde als ware hij bestuurder. Deze bestuurder kon dan ook door de pensioenfonds hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor de onbetaald gelaten pensioenpremies.
Bron: Hof Den Haag 18-07-2017

Tegemoetkoming ex-eigenrisicodragers WGA

Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil bedrijven die vanwege een wijziging van de arbeidsongeschiktheidswet WGA tegen hun wil geen eigenrisicodrager meer zijn tegemoet komen.

Met ingang van 1 januari 2017 betreft het eigenrisicodragerschap het totale WGA-risico van zowel vaste als flexibele krachten. Om eigenrisicodrager te worden moesten werkgevers een garantie overleggen van hun bank of verzekeraar. Werkgevers die vorig jaar al eigenrisicodrager waren (voor alleen WGA-vast) moesten vanwege de nieuwe wetgeving per 1 januari 2017 een nieuwe garantie overleggen voor het totale WGA-risico. Deze garanties voor de bestaande eigenrisicodragers moesten uiterlijk op 31 december 2016 bij de Belastingdienst binnen zijn. Het eigenrisicodragerschap van werkgevers waarvan geen nieuwe garantie voor het gehele WGA-risico werd overlegd, zou worden beëindigd per 1 januari 2017. Volgens het Verbond van Verzekeraars is er echter in een aantal gevallen per abuis geen nieuwe garantie overgelegd, terwijl de betreffende werkgevers wel eigenrisicodrager wilden blijven en dit ook tijdig bij hun garant hebben aangegeven. Daar deze werkgevers volgens de wet pas na drie jaar weer eigenrisicodrager kunnen worden komt minister Asscher met een reparatieregeling die zal worden opgenomen in een nota van wijziging op de Verzamelwet SZW 2018.
Deze specifieke groep werkgevers krijgt de gelegenheid om per 1 juli 2018 over te stappen naar het eigenrisicodragerschap voor de WGA. Conform de reguliere procedure moeten ze hiervoor de aanvraag ten minste 13 weken voor 1 juli 2018 bij de Belastingdienst indienen. Eenmalig geldt voor hen niet de eis dat zij ten minste drie jaar publiek verzekerd waren. Wel moeten ze aantonen dat ze tijdig bij hun garant hebben aangegeven per 1 januari 2017 eigenrisicodrager te willen blijven en dat het aan henzelf niet te wijten is dat de garantie niet uiterlijk op 31 december 2016 aan de Belastingdienst is overgelegd.
Bron: Min SZW 28-08-2017

Omzet en werkgelegenheid in de bouw nemen toe

Het CBS is positief over de ontwikkelingen in de bouwsector. De bouwers zijn optimistisch, de omzetten en werkgelegenheid groeien en het aantal bedrijven in de sector neemt toe.

De bouwomzet groeide in het tweede kwartaal van dit jaar voor de elfde keer op rij. Net als in de afgelopen drie kwartalen waren het de kleine bouwbedrijven (tot 10 werkzame personen) waar de omzet het hardst steeg. Hun omzet steeg met 9,3% vergeleken met een jaar eerder. Vooral kleine bouwers in de burgerlijke en utiliteitsbouw, waaronder de (ver)bouw van woningen en andere gebouwen valt, deden het met een stijging van 13,7% goed.
Middelgrote bouwbedrijven (10 tot 100 werkzame personen) deden het met een omzetstijging van 8,7%% bijna net zo goed. De omzet van grote bedrijven (meer dan 100 werkzame personen) groeide met 2,2% minder sterk.
Volgens Bouwend Nederland ervaart de sector ook belemmeringen, zoals tekort aan bouwgrond en verminderde capaciteit bij toeleveranciers. De omzetcijfers vertalen zich ook nog niet één op één in gezonde bedrijfscijfers. Veel bedrijven zijn nog bezig de crisisjaren te compenseren.
Het aantal banen in de bouw kwam in het tweede kwartaal (seizoengecorrigeerd) uit op 527.000. Dit zijn er 8.000 meer dan een kwartaal eerder en is de grootste stijging in jaren. Vooral het aantal zelfstandigen nam toe (met 5.000). In tien jaar tijd is het aandeel zelfstandigen in de bouw gegroeid van 34% naar 42%.
Bron: CBS 24-08-2017; Bouwend Nederland 24-08-2017