Denkt u dat het overleggen van betalingskwitanties voldoende is om aannemelijk te maken dat u een gift heeft gedaan? Zowel de Belastingdienst als Rechtbank Gelderland meent dat de gift toch niet aftrekbaar is als zij niet is terug te vinden in de kasadministratie van de desbetreffende goededoelenorganisatie!
Een vrouw wilde een bedrag van € 1.520 aan giften van haar echtgenoot aan een instelling aftrekken in haar aangifte inkomstenbelasting. Om te bewijzen dat de schenkingen ook echt waren gedaan, overlegde ze betalingskwitanties. Ook toonde zij bankafschriften waaruit bleek dat op de data van de kwitanties bedragen van de bank waren opgenomen die overeenkwamen met de schenkingen volgens de kwitanties. Ten slotte had zij een verklaring overlegd van de instelling, waarin stond vermeld dat haar partner in totaal € 1.520 had geschonken. Maar toen de inspecteur de kasadministratie van die instelling controleerde, vond hij nergens deze giften terug. De vrouw stelde dat zij niet verantwoordelijk was voor fouten in de administratie van de instelling. Dit kon haar echter niet baten, omdat niet kwam vast te staan dat sprake was van een fout in de administratie. De rechtbank oordeelt daarom dat de Belastingdienst de giftenaftrek mag weigeren.
Bron: Rechtbank Gelderland 12-07-2018

Het UWV heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van de no-riskpolis door werkgevers. Werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben, kunnen bij ziekte van deze werknemers een beroep doen op de no-riskpolis. Zij ontvangen dan een compensatie voor de loondoorbetaling bij ziekte. Een belangrijke conclusie van het onderzoek is dat de regeling wordt ondergebruikt.
Voor vier groepen werkenden met een arbeidsbeperking is het gebruik van de no-riskpolis door werkgevers onderzocht. Het gaat om werkenden met een WAO-uitkering, een WGA-uitkering, Wajongers (Wajong) en werkenden die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn beoordeeld voor de WIA, de zogenoemde WIA 35-minners.
In de afgelopen 5 jaar verstrekte UWV jaarlijks tussen de 35.000 en 45.000 Ziektewetuitkeringen no-riskpolis. Hiervan nemen de vier onderzochte groepen 85 tot 90% voor hun rekening. In dit onderzoek is ingegaan op de vraag in welke mate de werkgevers voor deze groepen gebruikmaken van de no-riskpolis. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:

bij alle vier de onderzochte groepen is er sprake van ondergebruik van de no-riskpolis door de werkgever. Dat wil zeggen dat de werkgever niet voor alle ziekmeldingen een beroep op de no-riskpolis bij UWV doet;
voor de groep Wajongers declareert de werkgever naar schatting 60% van de ziekmeldingen, voor de groep WGA’ers naar schatting 50%;
voor WAO’ers en WIA 35-minners liggen de geschatte percentages veel lager (dus meer ondergebruik): respectievelijk 17% en 14%.

Een eerste verklaring van het ondergebruik is onbekendheid met de no-riskpolis bij werkgevers en werknemers. Een andere mogelijke reden is dat een werkgever bij kort verzuim niet altijd een Ziektewetuitkering aanvraagt.
Bron: UWV 5-07-2018

Bij ongeveer 40.000 tot 60.000 vacatures was in 2017 sprake van leeftijdsdiscriminatie. Dat blijkt uit onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens, uitgevoerd door de Vrije Universiteit Amsterdam.
Vacatures die om jonge medewerkers vragen, schrikken oudere werkzoekenden af. In de beslissing om te solliciteren, weegt een leeftijdseis in een vacature zwaarder dan het salaris, de reistijd en het type contract bij elkaar, blijkt uit het onderzoek.
De VU onderzocht in opdracht van het College bijna alle online vacatures uit 2017. Met behulp van een speciaal ontwikkeld algoritme werden 1,8 miljoen vacatures geanalyseerd. Daarnaast deed het College in samenwerking met onderzoeksbureau GFK een vignettenstudie. Het College vond in 40.000 tot 60.000 vacatures leeftijdsdiscriminatie.
Op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL) mag er geen onderscheid worden gemaakt naar leeftijd op het gebied van werk (art. 3 WGBL). Zowel directe als indirecte leeftijdsdiscriminatie zijn verboden (art. 7 WGBL). Wanneer een cijfermatige verwijzing naar leeftijd wordt gemaakt (‘je bent maximaal 35 jaar’) of wanneer woorden als ‘jong’ en ‘oud’ wordt gebruikt is sprake van directe leeftijdsdiscriminatie, wanneer er naar een ‘schoolverlater’ wordt gevraagd kan er indirect sprake van discriminatie zijn.
De afgelopen maanden is het College met de twaalf organisaties die verantwoordelijk zijn voor een 40% van de vacatures met leeftijdsdiscriminatie om de tafel gegaan. Met de onderzoeken wil het College aansporen om leeftijdsdiscriminatie in de arbeid aan te pakken.
Bron: College voor de rechten van de mens 11-07-2018

Staatssecretaris Snel wijst de bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing in de aanslag IB 2017 aan als massaal bezwaar.
De Belastingdienst verwacht veel bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing IB 2017. Aangezien het forfaitaire rendement box 3 vanaf 2017 anders wordt berekend dan voorheen, kunnen de lopende procedures massaal bezwaar tot en met de belastingjaren 2016 niet beslissend zijn voor bezwaren tegen de vermogensrendementsheffing 2017 (en later). De staatssecretaris wijst daarom nu ook de bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing in de definitieve aanslagen IB 2017 aan als massaal bezwaar.
Belastingplichtigen moeten wel (ook na aanwijzing massaal bezwaar) altijd individueel en tijdig bezwaar maken tegen de vermogensrendementsheffing 2017. Bezwaarschriften tegen de definitieve aanslagen IB 2017, die zijn ingediend voor 15 juli 2018 en zijn gericht tegen de berekening van de vermogensrendementsheffing worden behandeld als een tijdig ingediend bezwaarschrift.
Als een belastingplichtige van mening is dat in zijn geval de vermogensrendementsheffing een individuele en excessieve last vormt die in strijd is met de ‘fair balance’, kan hij niet deelnemen aan de massaalbezwaarprocedure. Deze belastingplichtige moet dan een individueel bezwaarschrift indienen.
Bron: MvF 7-07-2018

Het is té makkelijk en onjuist om alleen naar werkgevers te kijken wanneer bij een werknemer een burn-out dreigt, er schulden zijn of gezondheidsproblemen. Dat stellen VNO-NCW en MKB-Nederland als reactie op een essay van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS), dat onderzoekt waar het groeiende aantal burn-outs en stressgerelateerde ziekten vandaan komt.
Volgens de ondernemingsorganisaties moeten werknemers én werkgevers gezamenlijk kijken naar hoe ze uitval kunnen voorkomen. Het is aan werkgevers om te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden en goed oog te hebben voor hun medewerkers. En het is aan werknemers om zelf tijdig aan de bel te trekken als het niet goed dreigt te gaan. Want dat is van de buitenkant niet altijd goed zichtbaar voor de werkgever. VNO-NCW en MKB-Nederland wijzen er bovendien op dat een burn-out vaak niet alleen puur werk gerelateerd is, maar een gevolg van een opeenstapeling van problemen die zich deels afspelen in de privésfeer.
Daarom is het van belang dat niet eenzijdig naar de werkgever wordt gekeken. Het is wél belangrijk om alert te blijven op het risico van burn-out. Want burn-outs en stressgerelateerde ziekten zijn een groeiend probleem, dat inmiddels een derde van alle ziektegevallen in Nederland betreft. Het is in het belang van werknemers en werkgever dat eventuele problemen samen worden aangepakt en opgelost.
Volgens VNO-NCW en MKB-Nederland is duurzame inzetbaarheid momenteel het belangrijkste HR-onderwerp in bedrijven. In élk bedrijf waar de werk-privébalans schommelt, moeten werkgever en werknemers daar zelf samen afspraken over (blijven) maken, als zij dat nodig vinden.
Bron: VNO-NCW 13-07-2018

De Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel Maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid (34 699). De wet treedt met terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 in werking op 1 april 2020.
De compensatieregeling houdt in dat werkgevers vanaf 1 april 2020 een compensatie kunnen aanvragen bij UWV indien zij bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van een werknemer een transitievergoeding verschuldigd zijn. Die compensatie wordt gefinancierd vanuit het Algemeen werkloosheidsfonds (Awf). Dit zal leiden tot een verhoging van de Awf-premie vanaf 2019.
Een ander onderdeel van het wetsvoorstel is dat bij ontslag om bedrijfseconomische redenen geen transitievergoeding verschuldigd is als in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of regeling namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan voorzieningen zijn getroffen om werkloosheid te beperken of voorzien wordt in een redelijke vergoeding. Ook combinatie van beide is mogelijk. Anders dan in de huidige situatie hoeft de waarde van dergelijke voorzieningen niet gelijkwaardig te zijn aan de transitievergoeding waar een individuele werknemer recht op zou hebben gehad.
Bron: Eerste Kamer 10-07-2018

Om in de aangifte aan een fiscaal partner een deel van het inkomen uit aanmerkelijk belang te kunnen toerekenen, moet één van de partners vrij over dat vermogen kunnen beschikken en moeten bij beide partners op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven in de gemeentelijk basisadministratie.
Aan een vrouw wordt een navorderingsaanslag IB 2009 en een aanslag IB 2010 opgelegd. Beide aanslagen zijn opgelegd met daarin een aanzienlijk belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. De vrouw is het niet eens met de opgelegde aanslagen.
De vraag is of er terecht een bijtelling in verband met inkomen uit aanmerkelijk belang bij de vrouw heeft plaatsgevonden. Haar man heeft in 2003 een stichting opgericht waarin hij in het kader van een vaststellingsovereenkomst aanzienlijke pakketten aandelen heeft ondergebracht. Volgens de inspecteur beschikte de man als ware het zijn eigen vermogen over het vermogen van de stichting. In 2009 en 2010 verkoopt de stichting aandelen. Op grond van de wet moet, volgens de inspecteur, de helft van het vervreemdingsvoordeel bij de vrouw, als fiscaal partner, in aanmerking worden genomen. Hoewel er aanwijzingen zijn dat de man erg betrokken is bij de stichting, is de rechtbank van mening dat de man niet over het vermogen van de stichting kon beschikken als ware het zijn eigen vermogen. Er is geen grond voor bijtelling van inkomen uit aanmerkelijk belang bij de vrouw. De navorderingsaanslag IB 2009 moet worden vernietigd. De aanslag IB 2010 met het inkomen uit aanmerkelijk belang wordt ook verminderd omdat de man volgens de gemeentelijke basisadministratie in 2010 niet meer op hetzelfde woonadres stond ingeschreven als vrouw en dus in dat jaar geen fiscaal partner was. Ook al stond in het registratiesysteem van de Belastingdienst het echtpaar wel op hetzelfde woonadres ingeschreven, inschrijving in de basisadministratie persoonsgegevens is leidend. Die voorwaarde kan niet opzij worden gezet door het maken van een keuze voor fiscaal partnerschap.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 22-03-2018 (gepubliceerd op 10-07-2018)

Er is in 2017 voor bijna € 3,4 miljard aan investeringen gemeld in groene technieken voor de Milieu-investeringsaftrek en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (MIA en Vamil). Zo blijkt uit het jaarverslag 2017.
Met deze investeringen in milieuvriendelijke technieken heeft het Nederlandse bedrijfsleven een fiscale voordeel van ongeveer € 141 miljoen over het jaar 2017 behaald. Vooral investeringen in duurzame gebouwen, duurzame kassen en stallen, duurzame mobiliteit en circulair ondernemen (waaronder recycling en vermindering grondstoffenverbruik) werden gemeld. Het totale investeringsbedrag lag in 2017 ruim € 700 miljoen hoger dan in 2016. Ook het totale aantal meldingen (aanvragen) steeg binnen een jaar van 9.700 naar 13.430.
Met steun van MIA en Vamil investeerden ondernemers ruim € 300 miljoen euro in recycling en grondstoffenbesparing. Dit is 70% meer dan in 2016. Deze stijging is vooral het gevolg van een toename van industrie gerelateerde investeringen.
In 2017 ontvingen het RVO 590 meldingen voor investeringen in duurzame gebouwen. Dit is 30% meer dan in 2016. Totaal gaat het om een investeringsbedrag van € 1.400 miljoen. Bijna een derde van het beschikbare MIA en Vamil-budget ging naar investeringen in duurzame gebouwen.
Ook duurzame mobiliteit zat in 2017 flink in de lift:.

In 2017 investeerden bedrijven bijna een half miljard euro in elektrische auto’s. Ondernemers deden in 2017 ruim 6.300 maal een beroep op MIA en Vamil voor investeringen in volledig elektrisch personenvervoer, waarbij het ongeveer 8.500 auto’s betrof. Dat is meer dan 2 keer zoveel als in het jaar ervoor.
De investeringsbedragen in elektrische auto’s en elektrisch of hybride mobiele machines (zoals graafmachines en hijskranen) stegen met respectievelijk 70% en 200% ten opzichte van 2016.

Net als in voorgaande jaren maakte de agrarische sector veel gebruik van deze regelingen. De land- en tuinbouw claimde in 2017 ongeveer 35% van het beschikbare MIA en Vamil-budget. In de veehouderij is er sprake van een lichte daling in milieu-investeringen ten opzichte van het jaar 2016. Investeringen in land- en tuinbouw betreffen vooral duurzame stallen en kassen.
Bron: RVO.nl 10-07-2018

Als een werkgever zitplaatsen in een stadion regelt voor zijn personeel zodat zij een wedstrijd met een potentiële zakenrelatie kunnen volgen, dan kan de btw onder voorwaarden aftrekbaar zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat het bezoek van de wedstrijd niet mag zijn gericht op het plezieren van de werknemer, maar op het bedrijfsbelang. De inspecteur zal daartoe ook het nodige bewijs moeten leveren.
De Hoge Raad moest onlangs oordelen over een bv die zitplaatsen in een businessroom in een stadion huurde om daarmee zakelijke relaties te onderhouden. Een projectleider van de bv en zijn broer gebruikten de zitplaatsen als zij met potentiële zakelijke relaties een wedstrijd bezochten. Als er geen zakenrelaties meegingen, maakten beide broers geen gebruik van de zitplaatsen. Als de broers verhinderd waren, gebeurde het soms dat de zakenrelaties de zitplaatsen gebruikten. De bv trok alle btw over de huur van de zitplaatsen af. De inspecteur vindt dat dit niet is toegestaan. Hij stelt dat de zitplaatsen zijn gebruikt als relatiegeschenk of als personeelsvoorziening. Hof Den Bosch wees erop dat de btw over relatiegeschenken wel aftrekbaar kan zijn als de relatie de btw had kunnen aftrekken als hij zelf het relatiegeschenk had gekocht. De inspecteur heeft niet bewezen dat de zakenrelatie geen aftrekrecht heeft. Het hof bestempelde de terbeschikkingstelling van de zitplaatsen aan de broers als het geven van gelegenheid tot ontspanning van personeel. Voor dit gebruik bestaat geen recht op aftrek voorbelasting.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof verschillende missers heeft gemaakt in zijn oordeel. Zo is alleen sprake van een personeelsvoorziening die de aftrek van voorbelasting verhindert als de terbeschikkingstelling behoort tot de gebruikelijke praktijken van de werkgever op het gebied van initiatieven om het personeel te motiveren. Het hof had dit niet getoetst. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat niet per se sprake is van het geven van gelegenheid tot ontspanning aan personeel als de werknemers zakenrelaties moeten meenemen. Het persoonlijk voordeel van de werknemer kan dan bijkomstig zijn ten opzichte van het voordeel van de onderneming. De Belastingdienst moet in zo’n situatie aantonen dat de zitplaatsen toch zijn verstrekt ten behoeve van persoonlijke doeleinden van het personeel. De Hoge Raad verwijst daarom deze zaak door naar Hof Arnhem-Leeuwarden om de zaak na onderzoek verder af te handelen.
Bron: Hoge Raad 29-06-2018

Staatssecretaris Snel heeft een tweetal besluiten uitgebracht met daarin wijzigingen die betrekking hebben op de btw. Het gaat om de besluiten kleine-ondernemersregeling en maatstaf van heffing.
Met ingang van 10 juli 2018 vervalt de goedkeuring dat de inspecteur op verzoek van een startende (kleine) ondernemer met terugwerkende kracht ontheffing van administratieve verplichtingen kan verlenen tot de dag waarop het verzoek is ingediend. Paragaaf 7.1, waarin dit is geregeld, is vervallen.
Maatstaf van heffing
Het besluit maatstaf van heffing is vernieuwd en bevat beleidsmatige aanwijzingen en verduidelijkingen. In § 3 en § 4.1 zijn voorbeelden gegeven. De volgende goedkeuringen zijn opgenomen.

Een belastingplichtige mag de in naam en voor rekening van een opdrachtgever betaalde kosten als zijn eigen kosten aanmerken (§ 4.1).
Bepaalde bedragen worden gelijk gesteld met doorlopende posten (§ 4.2).
Het doorbelasten van de overdrachtskosten aan een koper bij een verkoop vrij op naam kan de verkoper buiten de heffing van btw laten (§ 5.2).
Tot de vergoeding worden niet gerekend de kosten van de normale verpakking, waarvan bij terugzending aanspraak op terugbetaling bestaat (§ 5.4).
De vergoeding van een curator in een faillissement wordt vastgesteld op het bedrag van het aanwezige boedelactief. Daarnaast is goedgekeurd dat de vergoeding wordt vastgesteld op 100/121e deel van het aanwezige boedelactief, als de failliet geen aanspraak kan maken op aftrek van de btw die de curator in rekening brengt (§ 5.5).
De btw wordt voldaan over de daadwerkelijk ontvangen kredietbeperkingstoeslag (§ 5.6).
De historische aankoopprijs kan als de vergoeding worden gebruikt bij fictieve leveringen vanwege privéonttrekking of bedrijfsbeëindiging die binnen een jaar na aanschaf van het goed plaatsvinden (§ 7).

In § 7 worden ook de uitgangspunten beschreven die gelden bij het bepalen van een vergoeding voor een fictieve levering. De behandeling voor de heffing van btw bij het ontvangen van fooien wordt beschreven in § 6.
De rente over bedragen die een dienstverlener onder zich houdt, mogen niet in mindering gebracht worden op de maatstaf van heffing (§ 5.1). Ook het bedrag aan geliquideerde kosten mag niet in mindering gebracht worden op de maatstaf van heffing (§ 5.3).
Beide besluiten treden in werking op 10 juli 2018.
Bron: MvF 09-07-2018