Gefactureerde uren zijn geen gewerkte uren

Een schoonmaakbedrijf factureerde meer uren aan haar klanten, dan zij verloonde. De inspecteur concludeert dat dus te weinig loonheffing is afgedragen. Volgens Rechtbank Noord-Holland is die conclusie echter onvoldoende onderbouwd.

Na een boekenonderzoek heeft de inspecteur aan een schoonmaakbedrijf naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd. Wat betreft de onderbouwing van de naheffingsaanslag stelt de inspecteur dat de uren vermeld op de facturen van het schoonmaakbedrijf aan haar klanten niet overeenkomen met de uren die volgens de administratie zijn verloond.
Het schoonmaakbedrijf betwist dat verschil in uren niet, maar wel de conclusie van de inspecteur: aan de klanten werden gewoon meer uren berekend dan er daadwerkelijk werd gewerkt. Dat waren ‘winsturen’ voor het bedrijf. Volgens de rechtbank is door de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de uren op de facturen op één lijn moeten worden gesteld met de aantallen gewerkte uren.
De inspecteur voert ook aan dat de administratie van het bedrijf niet deugde. Aan de hand van de urenadministratie kan niet worden bepaald of alle uren zijn verloond en door het ontbreken van een goede kasadministratie kan ook niet worden vastgesteld of en welke uren zijn uitbetaald. Wat dit betreft oordeelt de rechtbank dat de inspecteur eigenlijk stelt dat het schoonmaakbedrijf niet aan zijn administratieplicht heeft voldaan. Die stelling hoort thuis in een procedure over een informatiebeschikking. En anders dan de inspecteur betoogt, leidt het nog niet tot de conclusie dat te weinig loon is aangegeven.
De rechtbank komt tot de slotsom dat niet aannemelijk is gemaakt dat terecht is nageheven. En omdat de zaak zich al erg lang voortsleept (tussen bezwaarschrift en rechtbankuitspraak zitten vijf jaar en vier dagen), krijgt het schoonmaakbedrijf ook nog een immateriële schadevergoeding van € 3.500.
Bron: Rb. Noord-Holland 20-01-2018

Webshops in EU moeten diensten aan alle Europeanen aanbieden

Europese webwinkels moeten klanten voortaan toegang geven tot de volledige website en diensten, ongeacht het land van waaruit ze die bezoeken. Dat staat in nieuwe regels die de Europese Unie 6 februari 2018 heeft aangenomen. De nieuwe regels moeten een einde maken aan het zogeheten ‘geoblocking’.

Met de nieuwe Consumer Protection Cooperation Regulation worden online shoppers uit een ander EU-land op dezelfde manier behandeld qua prijzen en verkoopvoorwaarden als lokale klanten. Daarnaast moeten de nieuwe regels ervoor zorgen dat klanten binnen de hele EU online kunnen shoppen zonder dat de site wordt geblokkeerd of automatisch wordt omgeleid.
Ook moeten zij de goederen kunnen ophalen op een locatie die door beide partijen is overeengekomen in een EU-land waar de handelaar dit aanbiedt. De winkelier heeft echter geen leverplicht; consumenten kunnen iets bestellen, maar moeten hun aankoop zelf ophalen als de winkelier dit niet aanbiedt.
Tot slot mogen verkopers hun klanten niet discrimineren op basis van de plaats van uitgifte van een creditcard of bankpas.
De nieuwe regels gelden ook voor elektronische diensten, behalve voor producten waarop auteursrechten rusten. Digitale auteursrechtelijke beschermde inhoud, zoals e-books, downloadbare muziek of online games vallen voorlopig niet onder de nieuwe regels. Aanbiedingen voor dergelijke producten moeten wel zichtbaar zijn voor bezoekers uit andere EU-landen.
De nieuwe regels zullen naar verwachting eind 2018 in werking treden.
Bron: EC 6-02-2018

Uitkering voor meewerkende echtgenote

Een echtgenote die werkzaamheden verrichtte voor de bv van haar man, maar geen schriftelijke arbeidsovereenkomst had, komt volgens de Centrale Raad van Beroep in aanmerking voor een faillissementsuitkering in het kader van de WW.

Een vrouw verzoekt het UWV om een faillissementsuitkering in het kader van de WW vanwege de werkzaamheden die zij heeft verricht voor de bv van haar man. Het UWV wijst dit verzoek af omdat de vrouw geen werknemer bij de bv was. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst en dus geen gezagsverhouding.
De vrouw werkt sinds 1999 mee in de bv die eerst van haar schoonvader was en vervolgens van haar echtgenoot. In eerste instantie verrichtte zij alleen schoonmaakwerkzaamheden, later nam zij ook de telefoon op als het nodig was en verrichtte zij administratieve werkzaamheden. Vanwege de aard van de werkzaamheden was zij flexibel inzetbaar. Het echtpaar heeft in het verleden afspraken gemaakt over haar inzetbaarheid en deze afspraken kwam de vrouw ook na. Daaruit blijkt volgens de Raad dat de vrouw instructies kreeg van haar man over de aard en het tijdstip van haar werkzaamheden. Dat geen functioneringsgesprekken werden gevoerd betekende volgens de Raad niet dat er geen controle op de werkzaamheden van de vrouw plaatsvond. Haar man was bevoegd om haar aanwijzingen te geven en om beslissingen te nemen als de werkzaamheden niet naar behoren werden verricht. Bij de vraag of sprake is van een gezagsverhouding speelt mee dat de positie die de vrouw binnen het bedrijf van haar man bekleedde aanzienlijk lager was dan die van haar echtgenoot. Hoewel er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is, is sprake van een gezagsverhouding tussen de vrouw en haar man. Voor de gezagsverhouding maakt het niet uit dat er sprake is van een familierelatie en dat de vrouw een hoog loon ontving. De Centrale Raad van Beroep vernietigt het besluit van het UWV.
Bron: CRvB 24-01-2018

Rustige start cao-seizoen

De cao-onderhandelingen van 2018 verlopen tot dusver in een normaal tempo. In januari kwamen 22 akkoorden tot stand voor 120.000 werknemers.

De gemiddelde contractloonstijging in de afgelopen maand bedroeg 2,01%, vrijwel gelijk aan dat van december (2,0%). In heel 2018 verlopen 367 cao’s voor 2,2 miljoen werknemers.
De akkoorden hebben vrijwel allemaal betrekking op de marktsector en zijn daarbinnen verspreid over eigenlijk alle sectoren. In de meeste sectoren zweeft de gemiddelde loonafspraak rond de 2%. In de industrie worden gemiddeld wat hogere loonafspraken gemaakt dan in de dienstverlening, maar het is nog onduidelijk of dat het begin van een trend is.
Bron: AWVN 14-02-2018

Echte gezagsverhouding ondanks artistieke vrijheid

Een actrice werkt voor meerdere toneelgezelschappen en meent dat haar inkomsten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. De arbeidsverhouding was misschien vormgegeven als dienstbetrekking, maar – vanwege haar artistieke vrijheid bij de vervulling van haar rol – was volgens haar van een echte gezagsverhouding geen sprake.

Aanvankelijk doet de actrice aangifte IB, waarbij ze haar inkomsten uit haar werkzaamheden voor verschillende gezelschappen aangeeft als inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Twee jaar later bedenkt ze zich en gaat ze in bezwaar: ze stelt dat de inkomsten moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Ze brengt bedrijfskosten in aftrek en claimt zelfstandigenaftrek, startersaftrek en mkb-winstvrijstelling.
Volgens de inspecteur en Rechtbank Noord-Holland is er echter sprake van een dienstbetrekking. Zowel de elementen loon, arbeid en gezag zijn namelijk aanwezig. Dat zij als actrice een grote mate van vrijheid had bij de invulling van haar werkzaamheden, betekent niet dat een gezagsverhouding ontbreekt. Ook was er in de overeenkomsten met enkele gezelschappen een cao van toepassing verklaard.
In hoger beroep spitst de zaak zich toe op de vraag of er sprake was van een gezagsverhouding. De actrice voert aan dat inkomsten, die zoals in dit geval als inkomsten uit loondienst zijn vormgegeven, desondanks als belastbare winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt als een gezagsverhouding ontbreekt. Tijdens de kern van haar werkzaamheden, optredens, krijgt zijn geen bindende aanwijzingen en zij overlegt verklaringen van twee van de theaterstichtingen waaruit zou blijken dat er sprake is van een gelijke verhouding tussen acteur, regisseur en directie; samen dragen zij de eindverantwoordelijkheid voor de voorstelling en in feite zou er sprake zijn van overeenkomsten van opdracht.
Haar argumenten overtuigen het hof niet. Uit de feiten leidt het hof af dat er sprake was van een dienstbetrekking, waarbij de actrice zich had te voegen in het door de ‘werkgevers’ geschapen organisatorisch kader. Ook had zij tussentijds aanspraak gemaakt op een werkloosheidsuitkering (en deze ook genoten), waaruit het hof opmaakt dat zij in ieder geval voor haar werkzaamheden voor een van de gezelschappen er vanuit ging dat deze in dienstbetrekking werden vervuld. En dat zij als actrice een zekere mate van vrijheid toekwam bij de vertolking van haar rol, betekent nog niet dat een gezagsverhouding ontbreekt.
Bron: Hof Amsterdam 30-01-2018

Toenemend tekort aan technici

Terwijl het aantal vacatures in de techniek toeneemt, groeit het tekort aan technici. Van de duizenden vacatures zijn er steeds meer moeilijk vervulbaar. De komende jaren blijft de behoefte aan vakmensen in de techniek onverminderd groot. Het UWV werkt daarom samen met werkgevers om WW’ers om te scholen naar een beroep in de techniek, vaak met baangarantie.

1,2 miljoen mensen werken in een technisch beroep. Alleen in bedrijfseconomische en administratieve beroepen werken nog meer mensen. Sinds het begin van 2016 is het aantal vacatures gegroeid met 16%, naar 61.000 in het derde kwartaal van 2017. In de bouw is er vooral vraag naar vakspecialisten zoals metselaars, schilders, installateurs en bouwmonteurs. In de industrie en metaal gaat het om cnc-verspaners, machinemonteurs, lassers en operators procesindustrie. Op middelbaar en hoger technisch niveau zijn werkvoorbereiders, calculators en ontwerper-constructeurs moeilijk te vinden.
Cijfers van UWV laten zien dat het aantal nieuwe WW-uitkeringen voor technici de afgelopen jaren sterk is gedaald door de aantrekkende economie. Verstrekte UWV in 2013 nog 125.000 nieuwe WW-uitkeringen aan technici, in 2017 zijn dit er nog maar 58.000. Driekwart van de WW’ers met een technisch beroep gaat binnen een jaar weer aan de slag. Voor alle beroepen samen is dit percentage 65%.
Samen met bedrijven zet UWV projecten op om WW’ers op te leiden. Ervaring is daarbij geen vereiste. Belangrijk is dat iemand affiniteit heeft met techniek en in staat is om in korte tijd de basis van het vak te leren. Werkzoekenden behouden tijdens de opleiding hun uitkering en krijgen vrijstelling van sollicitatieplicht. Werkgevers en opleidingsinstituten verzorgen de opleidingen en bieden veelal een baangarantie. In Gelderland kunnen WW’ers zich in twaalf weken laten omscholen naar monteur elektrotechniek. In het noorden van Nederland worden WW’ers in zestien weken opgeleid tot CNC-operator. Zij kunnen vervolgens aan de slag in de metaalindustrie. WW’ers die interesse hebben om te werken met motorvoertuigen kunnen een verkorte omscholing volgen tot autotechnicus.
Bron: UWV 6-02-2018

Verder uitstel handhaving Wet DBA

De opschorting van de handhaving van de Wet deregulering arbeidsrelaties wordt verlengd tot 1 januari 2020. Wel wordt de handhaving in geval van kwaadwillenden vanaf 1 juli dit jaar iets verruimd.
Vorig jaar kondigde toenmalig staatssecretaris Wiebes aan dat de handhaving van de Wet DBA wordt opgeschort tot 1 juli 2018. Hoe verder zou moeten worden gegaan met de Web DBA was aan het nieuwe kabinet. In het regeerakkoord zijn de contouren voor een vervanging van de Wet DBA geschetst. Uit een Kamerbrief van december vorig jaar werd duidelijk dat die maatregelen niet eerder dan 1 januari 2020 in werking zouden kunnen treden. Dit leidde tot moties van verschillende Kamerleden over hoe nu op een aantal punten meer duidelijkheid kan worden verkregen en hoe het zit met de handhaving.
In een Kamerbrief van 9 februari 2018 gaan minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Snel van Financiën in op hoe ze uitvoering zullen geven aan beide moties en op de route naar inwerkingtreding van de wetgeving betreffende de vervanging van de wet DBA.
De beoogde maatregelen uit het regeerakkoord vergen volgens de bewindslieden aanpassingen in het arbeidsrecht, het fiscale recht en het sociale zekerheidsrecht met implicaties voor de uitvoering en handhaving door onder andere de Belastingdienst en het UWV. Gezien die complexiteit willen zij maximale zorgvuldigheid betrachten en ook de ‘veldpartijen’ – organisaties van zzp’ers, werkgevers en werknemers – betrekken bij de uitwerking. Voor de zomer wordt er een hoofdlijnenbrief naar de Kamer gestuurd waarin ook bijvoorbeeld wordt ingegaan op de wijze waarop de gezagsverhouding zal worden verduidelijkt. Het streven is begin 2019 het wetsvoorstel in te dienen zodat het per 1 januari 2020 in werking kan treden.
De handhaving van de Wet DBA zal verder worden opgeschort tot 1 januari 2020. Tot 1 juli 2018 wordt alleen opgetreden bij de ernstigste gevallen van kwaadwillenden, omschreven als kwaadwillenden die opereren in een context van opzet, fraude of zwendel, waarbij sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting. Vanaf 1 juli 2018 zal die handhaving worden uitgebreid naar kwaadwillenden die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan. De Belastingdienst zal dan handhavend optreden als voldaan wordt aan drie criteria:

er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking;
er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid;
er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.

Bron: Min SZW 9-02-2018

Minder nulurencontracten door cao-afspraken

Het gebruik van nul-urencontracten in de branche verzorgingshuizen, verpleegzorg en thuiszorg is als gevolg van cao-afspraken fors gedaald, van 12,3% naar 4,8%. Dit blijkt uit de monitor die is uitgevoerd in opdracht van cao-partijen.

Veruit de meeste werknemers met een nul-urencontract zijn tevreden vanwege de vrijheid die deze contractvorm biedt qua inzet, de zeggenschap over hun werktijden en de combinatie werk-privé, bijvoorbeeld voor het volgen van een studie naast het werk. De bevraagde werknemers willen gemiddeld maximaal 18 uur per week werken. Bijna de helft van de werkgevers ervaart belemmeringen en negatieve effecten als gevolg van de beperking van het gebruik van nul-urencontacten, met name bij de planning en continuïteit van zorg- en dienstverlening aan cliënten. Dit leidt onder meer tot de noodzaak van meerwerk en een flexibeler inzet van vast personeel. Hierdoor is de belasting van vast personeel volgens de werkgevers toegenomen.
De monitor is uitgevoerd door bureau ICSB. In totaal hebben 112 werkgevers en 994 werknemers (met een nul-urencontract en werknemers die het aanbod voor een contract met vaste uren hebben aanvaard) deelgenomen aan het onderzoek.
Bron: Actiz 6-02-2018

Ligging en loopstroom bepalen WOZ-waarde winkel

Om de WOZ-waarde van winkelpanden te bepalen is het bouwjaar van die panden van ondergeschikt belang. Voor panden op een A-locatie zijn met name de ligging en de loopstroom van belang.

De eigenaresse van twee winkelpanden op A-locatie in Nijmegen was het niet eens met de door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde voor 2017. De panden waren in 1955 gebouwd. Partijen waren het erover eens dat de waarde van de panden moest worden bepaald aan de hand van de kapitalisatie van de brutohuur (HWK-methode). De eigenaresse vond dat de in het taxatierapport gebruikte referentieobjecten niet vergelijkbaar waren met haar panden. De oppervlaktes van andere panden weken te veel af en een van de objecten was uit 1900.
Volgens de heffingsambtenaar was voor de winkelpanden het bouwjaar van ondergeschikt belang, al had hij in het taxatierapport wel rekening gehouden met het bouwjaar. Volgens de gemeente waren vooral de ligging en de loopstroom bepalend voor de huurprijs per vierkante meter. De basis voor de waardering is de gemiddelde huurprijs (primaire huurwaarde) van de optimale vierkante meters, de zogeheten A-zone in een winkel. Daarbij wordt rekening gehouden met de diepte van de winkel en de oppervlakte. Rechtbank Gelderland is van mening dat de heffingsambtenaar de door hem gehanteerde huurwaarde daarmee aannemelijk heeft gemaakt. De referentieobjecten, die aan dezelfde drukke winkelstraat liggen, waren voldoende vergelijkbaar met de winkels van de eigenaresse. In de taxatierapporten was voldoende rekening gehouden met de verschillen en dan met name met de grootte.
Bron: Rb. Gelderland, 1-02-2018

Belastingdienst handelt bezwaren tegen crisisheffing af

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat de bezwaren tegen de pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) ongegrond zijn. Eerder kwam de Hoge Raad tot hetzelfde oordeel. Bezwaren tegen de crisisheffing die met een vaststellingsovereenkomst zijn aangehouden, gaat de Belastingdienst nu afhandelen.

Het EHRM heeft op 7 december 2017 in drie zaken, waarvan twee proefprocedures, uitspraak gedaan. Het Hof heeft de bezwaren tegen de crisisheffing afgewezen. Het Hof vond de crisisheffing niet in strijd met het antidiscriminatiebeginsel (artikel 14 EVRM) en niet in strijd met het beginsel van het ongestoorde recht op eigendom (artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM).
De Hoge Raad had de bezwaren tegen de crisisheffing al in een eerdere proefprocedure, op 29 januari 2016, ongegrond verklaard. Hiermee zijn de bezwaren tegen de crisisheffing in proefprocedures door de hoogste rechters beoordeeld en afgewezen.
Wie bezwaar heeft gemaakt tegen de crisisheffing en daarna een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten, krijgt binnenkort een brief van de Belastingdienst over de afhandeling van het bezwaar. Zoals afgesproken in de vaststellingsovereenkomst zijn de uitspraken in de proefprocedures leidend voor de beslissing op het bezwaar.
Bron: Belastingdienst 6-02-2018