Productie industrie in de lift

De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse industrie was in november 4,4% hoger dan in november 2016 en een fractie groter dan in oktober 2017. Al ruim twee jaar produceert de industrie meer dan in dezelfde periode een jaar eerder. De productiegroei was het sterkst in de farmaceutische industrie.

De farmaceutische industrie produceerde in november ruim 19% meer dan in november 2016. Ook de productie van de transportmiddelen-, de elektrische-apparaten-, de machine- en de rubber- en kunststofindustrie groeide sterker dan gemiddeld in de industrie.
Van oktober op november 2017 steeg de productie met 1,1%. De industriële productie lag niet eerder zo hoog.
De voor seizoeneffecten gecorrigeerde productie fluctueert aanzienlijk. Dalingen en stijgingen volgen elkaar snel op. Sinds medio 2014 is er sprake van een stijgende trend van de industriële productie.
Het producentenvertrouwen veranderde in december nauwelijks en kwam uit op het een na hoogste punt van 2017. Producenten waren wat minder positief over de verwachte bedrijvigheid. De belangrijkste afzetmarkt voor de Nederlandse industrie is Duitsland. In dat land daalde het producentenvertrouwen iets na een recordniveau in de maand daarvoor.
Bron: CBS 9-01-2018

Meerderheid werknemers meldt zich niet ziek bij lichte griep

74 procent van de werknemers meldt zich niet ziek bij een (lichte) griep. Dat blijkt uit landelijk onderzoek in opdracht van Tentoo, onder meer dan 1.000 Nederlanders.

Opmerkelijk is dat 62 procent wel vindt dat een financiële bonus bijdraagt aan het terugdringen van ziekteverzuim.
Dat bijna 75 procent van de ondervraagden zich niet ziek meldt bij (lichte) griep is bijzonder. Volgens Tentoo hebben Nederlanders een groot verantwoordelijkheidsgevoel en zetten ze door, ook wanneer de gezondheid op een laag pitje staat. Aan de andere kant speelt vermoedelijk angst om een slecht imago te krijgen. Alhoewel werknemers niet afgerekend mogen worden op het feit dat zij ziek zijn, heerst wellicht het gevoel minder gewaardeerd te worden. Niet alleen door de leidinggevende, maar ook door collega’s die werk moeten overnemen.
Ruim 60 procent van de Nederlanders denkt bovendien dat een financiële bonus bijdraagt aan het terugdringen van ziekteverzuim. Bij jongeren van achttien tot 25 jaar is dit percentage hoger, namelijk 68 procent. De vraag is echter of een bonus wel een goed idee is. Het is een manier om werknemers te motiveren, maar het is niet zo slim om zieke mensen op kantoor te hebben. Griep is besmettelijk en het gevolg kan zijn dat weldra de hele werkvloer gevloerd is. Volgens Tentoo is het beter om je te richten op de oorzaken van verzuim. Een kwart van het verzuim is werkgerelateerd maar zorgt wel voor de helft van alle kosten van de doorbetaling bij ziekte.
Bron: Tentoo 2-01-2018

Eén Porsche te weinig

Een kostenvergoeding die niet aannemelijk gemaakt kon worden, de bijtelling voor een Porsche die ontbrak en een rittenadministratie voor een Porsche die van geen kant klopte, bezorgden een beheer bv een flinke naheffingsaanslag loonheffing.

Aan een beheer bv zijn naheffingsaanslagen loonheffing opgelegd voor de jaren 2008 tot en met 2011. De beheer bv verstrekt in die tijd aan zijn werknemer (tevens enig certificaathouder) een maandelijkse kostenvergoeding van € 200 en stelt hem in 2008, 2009 en 2010 een Porsche Cayenne (bijtelling 2009: € 16.574) en een Porsche 911 Carrera (bijtelling 2009: € 45.226) ter beschikking. De werknemer heeft voor de Porsche Carrera een rittenadministratie overlegd. Volgens de inspecteur behoort de kostenvergoeding tot het loon en dient er een bijtelling voor privégebruik bij het loon te worden gerekend.
Voor Hof Arnhem dient de bv aannemelijk te maken dat de kostenvergoeding dient ter bestrijding van kosten voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. Daarin slaagt beheer bv niet. De werknemer verricht bij andere concernvennootschappen werkzaamheden waarvoor een management fee wordt uitgekeerd. Volgens het hof heeft de beheer bv niet aannemelijk gemaakt dat de werknemer voor eigen rekening uitgaven doet ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking.
Ten aanzien van de Porsches staat vast dat beide auto’s ter beschikking zijn gesteld aan de werknemer. Er dient in ieder geval voor de Porsche Cayenne een bijtelling wegens privégebruik plaats te vinden. De overgelegde rittenadministratie voor de Porsche 911 Carrera vertoont zoveel mankementen dat niet is gebleken dat de Carrera voor minder dan 500 kilometer per jaar is gebruikt. Kortom, ook voor deze auto moet privégebruik worden bijgeteld. In de jaren 2008, 2009 en 2010 is daardoor jaarlijks zo’n € 10.000 te weinig aan belasting ingehouden.
Aan de beheer bv zijn vanwege de correcties boeten opgelegd. Daar het aan grove schuld van de beheer bv te wijten is dat te weinig belasting is betaald over het privégebruik auto, wordt voor 2008 een boete van € 2.765 en voor 2009 t/m 2011 een boete van € 4.314 opgelegd. Deze worden met 15% verminderd in verband met de overschrijding van de redelijke termijn. Dat de bv in de financiële problemen zit, maakt geen verschil. Volgens het hof heeft de rechtbank de boeten terecht opgelegd en blijkt uit de overgelegde financiële stukken niet dat beheer bv de boete niet kan betalen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 19-12-2017

Accountantsverklaring: geen zekerheidje

Doordat in de accountantsverklaring wordt aangegeven dat geen zekerheid wordt gegeven over de betrouwbaarheid van een jaarrekening, is deze jaarrekening onvoldoende om een aanslag Vpb te verlagen.

Nadat een bv na een boekenonderzoek een vaststellingsovereenkomst over de aangiften Vpb over de jaren 2005 tot en met 2009 heeft gesloten, volgt in 2012 de uitnodiging om aangifte Vpb 2011 te doen. Op deze uitnodiging wordt niet gereageerd. De vervolgens opgelegde ambtshalve aanslag over 2011 ad € 500.000 wordt verlaagd nadat door de bv in de bezwaarfase een conceptjaarrekening 2011 is overgelegd. De inspecteur gaat uit van een geschat belastbaar bedrag van € 140.527 in plaats van het uit de jaarrekening blijkende verlies van € 91.037. In het hoger beroep wordt de definitieve jaarrekening 2011 overgelegd, dit maal met een verklaring van de accountant. De definitieve jaarrekening is qua financiële gegevens gelijk aan de conceptjaarrekening. Hof Amsterdam is echter, met Rechtbank Noord-Holland, van mening dat niet het vereiste bewijs is geleverd om de aanslag verder te verminderen. Uit de verstrekte accountantsverklaring blijkt dat geen zekerheid over de getrouwheid van de jaarrekening kan worden gegeven. De definitieve jaarrekening is daarmee niet alsnog het vereiste (zware) bewijs voor de onjuistheid van de uitspraak op bezwaar. Bovendien heeft de bv de door de inspecteur over de jaarrekening gestelde vragen niet beantwoord. Volgens het hof is de stelling van de bv dat de jaarrekening antwoord geeft op alle vragen niet terecht. De ambtshalve aanslag Vpb blijft in stand.
Bron: Hof Amsterdam 01-08-2017(gepubl. 03-01-2018)

Kosten inburgeringscursus nooit aftrekbaar

Maakt iemand kosten voor een inburgeringscursus? Dan staan deze kosten in een te ver verwijderd verband tot een concrete vorm van inkomensverwerving om te kunnen worden aangemerkt als scholingsuitgaven.

Een dga was in het huwelijk getreden. Zijn echtgenote was vanuit China in Nederland komen wonen. Voor het volgen van een inburgeringscursus had de echtgenote kosten gemaakt. In geschil bij Hof Den Haag was of deze kosten aftrekbaar waren als scholingskosten.
In geschil bij Hof Den Haag was of de kosten voor de inburgeringscursus aftrekbaar zijn als scholingskosten. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2017:2017:1663) oordeelde dat de kosten van inburgeringscursus geen scholingskosten zijn. Deze kosten waren niet gedaan met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. Uitgaven voor een inburgeringscursus en voor de daartoe benodigde leerboeken staan in een te ver verwijderd verband tot een concrete vorm van inkomensverwerving om te kunnen worden aangemerkt als scholingsuitgaven. Het hof verwees daarbij naar Hoge Raad 8 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3568. Alleen als aannemelijk gemaakt kan worden dat er zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan, kan men volgens het hof van dit algemene uitgangspunt afwijken en zijn de kosten voor een inburgeringscursus aftrekbaar als scholingskosten. De Hoge Raad onderstreept het oordeel van het hof dat kosten voor een inburgeringscursus geen scholingskosten zijn. Anders dan het hof oordeelt de Hoge Raad dat er zich in het geheel geen bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarbij deze kosten wel aftrekbaar zouden kunnen zijn. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie daarom ongegrond verklaard.
Bron: HR 15-12-2017

Cao-lonen in 2017 minder gestegen dan in 2016

De cao-lonen vorig jaar minder gestegen dan in 2016. Vorig jaar bedroeg de stijging 1,5% tegen 1,8 in 2016. Alleen in het vierde kwartaal van 2017 is de stijging van de cao-lonen iets boven de 1,5% uitgekomen. De contractuele loonkosten (cao-lonen + werkgeverspremies) stegen vorig jaar net als in 2016 meer dan de cao-lonen.

De grootste cao-loonstijging deed zich voor in de landbouw (2,3%). Dit komt vooral door loonsverhogingen voor 2017 in de cao’s Glastuinbouw en Dierhouderij. In de bedrijfstak overige dienstverlening (onder meer de cao’s Textielverzorging, Kappersbedrijf en Uitvaartbranche) was de loonstijging met 1,0% het laagst. In de overige dienstverlening kwam – gemeten naar de loonsom – voor 42% van de cao’s geen nieuw akkoord tot stand in 2017.
Van de bedrijfstakken Verhuur en handel van onroerend goed en Onderwijs zijn geen uitkomsten bekend. Voor de meeste cao’s in deze bedrijfstakken zijn nog geen nieuwe akkoorden afgesloten over 2017.
De lonen bij de overheid zijn met 0,7% toegenomen. Dat is aanzienlijk minder dan bij de particuliere sector (1,7%) en de gesubsidieerde sector (1,5%). Dit komt voornamelijk doordat bij de lopende overheid-cao’s (tot en met oktober ook bij de cao’s in het onderwijs) in 2017 een lagere loonsverhoging is afgesproken dan in dezelfde periode van vorig jaar. In 2016 deed zich in de cao-sector overheid nog de grootste loonstijging voor (3,4%).
Het voorlopige cijfer over 2017 is gebaseerd op 92% van de cao’s waaruit de statistiek is opgebouwd.
De contractuele loonkosten (cao-lonen en werkgeverspremies) stegen met 1,8% in 2017. Sinds begin 2016 stijgen de contractuele loonkosten weer harder dan de cao-lonen. In 2017 was dit toe te schrijven aan hogere werkgeversbijdragen aan WAO- en WW-premies. Bij de overheid zorgde de werkgeversbijdrage aan de pensioenpremies bij het ABP voor een stijging van de contractuele loonkosten.
Bron: CBS 4-01-2018

Ondernemer moet elektronisch aangifte doen

De inspecteur heeft terecht een verzuimboete opgelegd aan een ondernemer die weigerde zijn aangifte IB langs elektronische weg in te dienen.

Een ondernemer wordt door de Belastingdienst eind februari 2013 resp. 2014 uitgenodigd om aangifte IB te doen over de jaren 2012 en 2013. Voor het jaar 2012 geeft de ondernemer per brief in maart 2013 de in zijn ogen benodigde gegevens voor de aangifte door aan de inspecteur door. Eind mei 2013 verzoekt de inspecteur de ondernemer om aangifte te doen en volgt een aanmaning. Voor de aangifte IB 2013 volgt een vergelijkbaar traject. Voor Hof Amsterdam is het uiteindelijk de vraag of de verzuimboeten vanwege het niet doen van aangifte (langs elektronische weg) in stand moeten blijven. Net als de rechtbank is het hof van mening dat de verzuimboeten terecht zijn opgelegd. De ondernemer is op grond van art. 52 lid 2 aanhef en onderdeel b AWR verplicht een administratie bij te houden. Daardoor is hij op basis van art. 20 lid 2 aanhef en onderdeel a Uitvoeringsregeling AWR ook verplicht langs elektronisch weg aangifte te doen. Dat de ondernemer in de jaren ervoor altijd schriftelijk aangifte heeft gedaan kan er niet toe leiden dat de door de wetgever opgelegde verplichting niet hoeft te worden nagekomen. Omdat niet aan de verplichting is voldaan heeft de inspecteur terecht een verzuimboete opgelegd. Van het door de ondernemer gestelde misbruik van bevoegdheid is geen sprake.
Bron: Hof Amsterdam 30-11-2017

Pensioenfondsen staan er beter voor

De gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen is over heel 2017 gestegen van 102% naar 108%. In de laatste maand daalde de dekkingsgraad een procentpunt. De beleidsdekkingsgraad, die leidend is voor kortingen en indexatie, bleef in december gelijk op 106%.

De beleidsdekkingsgraad, gebaseerd op de gemiddelde dekkingsgraad van de afgelopen twaalf maanden, steeg in 2017 van 98% naar 106%. Deze eindstand voor 2017 is hoger dan het wettelijke vereiste minimum van 104,3%. De verwachting is dat slechts enkele fondsen het jaar afsluiten met een dekkingstekort. Er zijn zelfs fondsen waar indexatie weer in zicht komt.
Door verdere consolidatie van het aantal pensioenfondsen in 2017 daalde het aantal fondsen. Inmiddels zijn er nog maar zo’n 200 over. Tegelijkertijd kwamen er juist algemene pensioenfondsen (APF-en) bij. Veel pensioenfondsen werden bij een APF of bedrijfstakpensioenfonds (BPF) ondergebracht, daar waar dat bij APF-en meestal in eigen kringen gebeurt. De overblijvers zijn de grotere fondsen. De verwachting is dat op termijn ongeveer 100 pensioenfondsen overblijven. Ook bij de andere uitvoerders, zoals verzekeraars, gaat de consolidatieslag door.
Bron: Aon 2-01-2018

Geen geruisloze terugkeer met terugwerkende kracht

Om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om geruisloos terug te kunnen keren uit de bv, moeten de aandeelhouders natuurlijke personen zijn. Dit geldt ook als met een beroep op een besluit om terugwerkende kracht wordt verzocht. De wettelijke eis dat de aandeelhouders op het overgangstijdstip natuurlijke personen moeten zijn, blijft overeind.

De aandelen van een bv die fiscaal-juridische diensten verleend, zijn tot 3 november 2016 in handen van een houdstermaatschappij. De aandelen in de houdstermaatschappij zijn in handen van een stichting administratiekantoor (STAK). De certificaten van aandelen in de STAK worden gehouden door drie persoonlijke holdings. De aandeelhouders van die persoonlijke holdings besluiten in 2016 hun samenwerking per 1 januari 2016 te beëindigen. De vertrekkende aandeelhouder verkoopt de certificaten van aandelen aan de STAK waarna de aandelen worden ingekocht door de houdstermaatschappij. De twee overgebleven aandeelhouders nemen het aandeel in de werkmaatschappij van de vertrekkende aandeelhouder over. De overgebleven aandeelhouders verzoeken de inspecteur om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 geruisloos terug te keren uit de bv. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat de bv op 1 januari 2016 niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde van art. 14c Wet Vpb 1969 dat de aandelen in de ontbindende vennootschap uitsluitend worden gehouden door natuurlijke personen. Volgens Rechtbank Gelderland biedt de tekst van de wet geen aanknopingspunt voor de stelling van de aandeelhouders dat economische eigendom van de aandelen voldoende is voor de faciliteit van geruisloze terugkeer. De wettekst geeft uitdrukkelijk aan dat een bv voor geruisloze terugkeer uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouder heeft. Er wordt dus niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Geruisloze terugkeer per 1 januari 2016 is niet mogelijk. In de besluiten waar de aandeelhouders naar verwijzen wordt uitdrukkelijk aangegeven dat terugwerkende kracht alleen mogelijk is als op het overgangstijdstip aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
Het verzoek van de aandeelhouders om over het standpunt van de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen wordt afgewezen aangezien de wettekst voor zich spreekt.
Bron: Rb. Gelderland 14-12-2017

‘Echte’ zzp’ers vooral in de bouw

Het merendeel van de zzp’ers heeft naast een zzp-inkomen ook een andere bron van inkomsten, zoals loon, pensioen of een uitkering. Wel geldt voor ruim zes op de tien zzp’ers dat het inkomen uit ondernemerschap hun hoofdinkomen is. Voor de overige zzp’ers zorgt het zzp-schap voor een bijverdienste. ‘Echte’ zzp’ers zijn er vooral in de bouw.

Ruim 650.000 zzp’ers hebben alleen een zzp-inkomen. Het gemiddelde inkomen dat ze daarmee verdienen bedraagt € 28.000 per jaar. Voor zo’n 256.000 zzp’ers is het inkomen uit ondernemerschap de voornaamste, maar niet de enige inkomensbron. Zij hebben ook nog inkomsten uit loon, pensioen of een uitkering. Het doorsnee zzp-inkomen van deze zelfstandigen bedroeg bijna € 20.000, met daarnaast circa € 6.700 aan andere inkomsten. Binnen die groep doen de zzp’ers met een pensioeninkomen het beste: niet allen hebben zij het hoogste zzp-inkomen (€ 23.000), maar ook de hoogste neveninkomsten (gemiddeld € 10.000). Zzp’ers met bijverdiensten uit loon verdienden € 6.000 naast een zzp-inkomen van gemiddeld € 16.700.
Zzp’ers voor wie het zzp-inkomen slechts een bijverdienste is (548.000 personen) werken meestal in loondienst. Van de ruim 6,2 miljoen werknemers in 2016 klusten er bijna 330.000 als zzp’er bij. Hiermee verdienden zij gemiddeld € 1.900 per jaar. Ook 138.000 gepensioneerden vulden hun pensioen aan met gemiddeld € 2.800. Daarnaast waren er 46.000 uitkeringsontvangers die voor € 1.400 per jaar bijverdienden als zzp‘er. Dit zzp-inkomen werd verrekend met de ontvangen uitkering.
Vooral in de bouw komt men zzp’ers tegen voor wie het zzp-inkomen het belangrijkste inkomen is (9 op de 10); bij zeven op de tien is het zelfs het enige inkomen. Bij zzp’ers die werkzaam zijn binnen de overheid, in het onderwijs en in de zorg is het zzp-inkomen in de helft van de gevallen een bijverdienste.
Bron: CBS 29-12-2017