Nog een jaar langer monumenten- en scholingsaftrek
6 juli 2017. Minister Bussemaker van OCW heeft de Tweede Kamer per brief laten weten dat de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven met een jaar wordt uitgesteld tot 2019.
Gezien de forse uitvoeringsconsequenties waarvoor veel tijd nodig is, heeft de minister in samenspraak met staatsecretaris Wiebes besloten dat het wetsvoorstel niet voor 1 januari 2019 zal ingaan. Op dit moment worden de vervangende subsidieregelingen voor het onderhoud van rijksmonumenten nader uitgewerkt. Inmiddels hebben diverse organisaties hun wensen kenbaar gemaakt. Ook de regeling voor scholingsvouchers wordt nader uitgewerkt waarbij het doel van de regeling zo goed mogelijk moet worden gedefinieerd. Het nieuwe kabinet moet voor beide regelingen keuzes maken. Het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing werd op Prinsjesdag 2016 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 9 november 2016 heeft de minister de Kamer verzocht het wetsvoorstel aan te houden na opmerkingen uit de Tweede Kamer en reacties uit het veld. Na de verkiezingen is het wetsvoorstel controversieel verklaard, waardoor het wetsvoorstel niet kon worden behandeld. Bron: Min. OCW 30-06-2017, nr. 1217690
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-06 12:01:562017-07-06 12:01:57Nog een jaar langer monumenten- en scholingsaftrek
6 juli 2017. De perspectiefverklaring wordt dé marktstandaard voor het aanvragen van een hypotheek voor flexwerkers. Zij kunnen deze verklaring aanvragen bij het uitzendbureau als zij daar minimaal een jaar werken. Het uitzendbureau moet gecertificeerd zijn door de Stichting Perspectiefverklaring.
De Stichting Perspectiefverklaring is onlangs opgericht. In de stichting zitten vertegenwoordigers van hypotheekverstrekkers, uitzendbureaus, consumentenorganisaties en het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Het belangrijkste doel van de stichting is het waarborgen van de kwaliteit van de verstrekte perspectiefverklaringen. De perspectiefverklaring kijkt naar de toekomstige mogelijkheden van de flexkracht om een inkomen te vergaren. De verklaring is gebaseerd op een (data)analyse van de arbeidsmarktpositie van de aanvrager. Daarnaast hechten geldverstrekkers ook belang aan het eigen oordeel van uitzendbureaus over de (toekomstige) inzetbaarheid van de uitzendkracht. Daartoe behoort onder andere een kritische blik op het cv, werkervaring, referenties, eerdere beoordelingen en persoonlijke gesprekken. Uitzendkrachten moeten minimaal een jaar via één en hetzelfde uitzendbureau aan het werk zijn om een beroep te kunnen doen op de perspectiefverklaring. De verwachting is dat ongeveer 10% van de 275.000 uitzendkrachten die langer dan een jaar bij hetzelfde uitzendbureau werken een perspectiefverklaring zal aanvragen. Dit is nog geen garantie dat zij daadwerkelijk een hypotheek krijgen. Bij de beoordeling van een hypotheekaanvraag door de hypotheekverstrekkers spelen naast de perspectiefverklaring ook andere factoren een rol, zoals een tweede inkomen en de vraag of er sprake is van schulden. Bron: Stichting Perspectiefverklaring 5-07-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-06 12:01:562017-07-06 12:01:56Perspectiefverklaring voor hypotheek flexwerkers
Uitbreiding WML naar andere opdrachtovereenkomsten
5 juli 2017. Een ontwerpbesluit is ter advisering aan de Raad van State voorgelegd waarmee de verplichting om bij een overeenkomst van opdracht minimaal het wettelijk minimumloon te betalen wordt uitgebreid naar andere overeenkomsten, zoals een aanneem-, uitgeef-, of vervoersovereenkomst.
Per 1 januari 2018 wordt de Wet op het minimumloon aangepast waardoor mensen die werken op basis van een opdrachtovereenkomst (ovo) onder het wettelijk minimumloon vallen. De Eerste Kamer is eerder dit jaar akkoord gegaan met deze wetswijziging. In de wet op het minimumloon wordt met deze wetswijziging ook opgenomen (art. 2 lid 3 WML (nieuw)) dat bij een algemene maatregel van bestuur ook andere arbeidsverhoudingen die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst van opdracht of de arbeidsovereenkomst onder de reikwijdte van de wet kunnen worden gebracht. Het conceptbesluit breidt de werking van de Wet minimumloon uit naar aanneem-, uitgeef-, of vervoersovereenkomsten. Met deze uitbreiding erbij komen straks circa 431.000 personen onder de Wet minimumloon te vallen. De uitbreiding zal niet gelden voor Gastouders die kinderen in eigen huis opvangen. Ook zullen zelfstandige opdrachtnemers (zzp’ers) die een overeenkomst zijn aangegaan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf niet onder de Wet minimumloon vallen. Bron: Min SZW 30-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-06 02:33:372017-07-06 02:33:37Uitbreiding WML naar andere opdrachtovereenkomsten
5 juli 2017. De horeca kende vorig jaar het laagste ziekteverzuim. In het openbaar bestuur daarentegen was het verzuim het hoogst. Volgens CBS hangen de verschillen in verzuim samen met de arbeidsomstandigheden in een bedrijfstak, kenmerken van de werknemers en de bedrijfsgrootte.
In 2016 bedroeg het gemiddelde ziekteverzuim 3,9%. Het verzuim is sinds 2006 vrij stabiel en fluctueert tussen 3,8% en 4,2%. In 2014 was het ziekteverzuim met 3,8% het laagst. In het openbaar bestuur was het ziekteverzuim in 2016 met 5,3% het hoogst, gevolgd door de gezondheids- en welzijnszorg (5,1%). Het ziekteverzuim was het laagst in de horeca (2,2%), gevolgd door de landbouw en visserij met 2,5% verzuim. Het verschil in ziekteverzuim tussen de bedrijfstakken hangt voor een deel samen met kenmerken van werknemers, zoals leeftijd en geslacht. Daarnaast spelen ook verschillen in arbeidsomstandigheden een rol: al dan niet gevaarlijk of fysiek zwaar werk. Werknemers die gevaarlijk of fysiek zwaar werk doen verzuimen gemiddeld meer. Ook werknemers bij grote bedrijven zijn meer ziek thuis. Het lage verzuim in de horeca heeft onder meer te maken met de relatief lage gemiddelde leeftijd van werknemers in deze bedrijfstak. Daarnaast mogen werknemers in de horeca vaker dan in andere bedrijfstakken zelf bepalen wanneer ze verlof opnemen en beschikken ze vaker over een flexibel dienstverband. De laatste twee kenmerken hangen samen met een lager verzuim. Bron: CBS 5-07-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-06 02:33:352017-07-06 02:33:37Laagste ziekteverzuim in de horeca
4 juli 2017. Met ingang van 1 januari 2017 vallen biologische gewasbeschermingsmiddelen ook onder de innovatiebox. De Europese Gedragscodegroep heeft de innovatiebox goedgekeurd. Deze toevoeging wordt gedekt door het percentage van de energie-investeringsaftrek met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 te verlagen naar 55%.
Bij het Belastingplan 2017 is voorgesteld dit immateriële activum aan de innovatiebox toe te voegen om zo de ontwikkeling van biologische gewasbeschermingsmiddelen op basis van levende (micro-)organismen te stimuleren. Dit voorstel moest echter eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Gedragscodegroep. Door de goedkeuring wordt dit activum middels een besluit toegevoegd aan art. 12ba Wet Vpb 1969 en treedt met ingang van 1 juli 2017 in werking en werkt terug tot 1 januari 2017 (Stb. 2017, 280). Naast de aanpassing van de innovatiebox treedt met dit besluit eveneens de voorziene dekkingsmaatregel in werking waardoor het percentage van de energie-investeringsaftrek met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 naar 55% wordt verlaagd. Dit was 55,5%. Bron: MvF 30-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-04 11:40:572017-07-04 11:40:57Innovatiebox EU-proof
3 juli 2017. Volgens Hof Den Haag kunnen ritten naar een stadion om (potentiële) klanten te ontmoeten worden aangemerkt als zakelijk.
Een vastgoedonderneming, een bv, heeft naheffingsaanslagen opgelegd gekregen. De naheffingsaanslagen hebben betrekking op het privégebruik auto. De auto was aan de directeur door zijn bv ter beschikking gesteld en werd, zoals door de onderneming gesteld, alleen zakelijk gebruikt. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de directeur inderdaad voor minder dan 500 km privé met de auto heeft gereden. Met name gaat het dan om de vraag of de ritjes naar een stadion, waar de onderneming beschikt over vier business seats als zakelijk zijn aan te merken. De kosten voor de business seats en de seizoenkaarten had de bv telkens in mindering gebracht op de winst. De ritjes naar het stadion waren volgens de onderneming zakelijk omdat de business seats werden gebruikt voor contacten met (potentiële) klanten. Volgens de inspecteur hadden ritten op zijn minst voor een deel een privékarakter. Wel heeft hij ter zitting verklaard dat ritten die in overwegende mate voor zakelijke doeleinden zijn gemaakt, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten aanmerking blijven. Volgens Hof Den Haag heeft de bv aannemelijk heeft gemaakt dat de bezoeken aan het stadion in overwegende mate zakelijke doeleinden dienden. Deze ritten dienen dan, zoals de inspecteur heeft aangegeven, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten beschouwing te blijven. De inspecteur heeft zijn stelling dat sommige ritten vooral of uitsluitend privédoeleinden dienden, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan, niet aannemelijk gemaakt. Voor zover de inspecteur heeft willen betogen dat van de vennootschap kan worden verlangd dat zij een verband legt en aantoont tussen een bepaald bezoek aan het stadion en een specifieke transactie, volgt het hof de inspecteur daarin niet, daar de wet niet voorziet in zo’n vergaande verzwaring van de bewijslast. Bron: Hof Den Haag 21-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-04 02:51:342017-07-04 02:51:35Stadionritjes waren zakelijk
Gemeente mag vast bedrag aan leges per bouwkostenklasse heffen
30 juni 2017. Volgens de Hoge Raad mag een gemeente een vast bedrag aan leges per bouwkostenklasse, het zogenoemde zaagtandtarief, heffen. Hof Den Haag had eerder geoordeeld dat sprake was van onredelijke en willekeurige belastingheffing. Ook de advocaat-generaal had geconcludeerd dat deze wijze van leges heffen niet kon.
De zaak betrof een projectontwikkelaar die omgevingsvergunningen had aangevraagd voor woningbouwprojecten in Hoek van Holland. De daarvoor door hem te betalen leges waren door de gemeente Rotterdam berekend op basis van een tarieventabel. In die tabel was per tariefklasse, bestaande uit een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten, het te betalen bedrag aan leges bepaald. Hoe hoger de tariefklasse, hoe hoger het te betalen bedrag aan leges. De Hoge Raad stelt dat het gemeenten binnen de grenzen van de Gemeentewet vrij staat zelf te bepalen waarover en hoeveel belasting zij heffen maar dat dat niet afhankelijk mag zijn van inkomen, winst of vermogen. Daarbij staat het ze vrij keuzes te maken die het beste passen binnen die gemeente. Het te betalen bedrag aan leges laten afhangen van een tariefklasse mag dus. Bron: HR 30-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-07-01 02:53:412017-07-01 02:53:42Gemeente mag vast bedrag aan leges per bouwkostenklasse heffen
30 juni 2017. Volgens Gerard Groten, directeur Arbeidsvoorwaarden van werkgeversvereniging AWVN, wordt het cao-overleg van 2017 gekenmerkt door gemiste kansen. Bij de presentatie van de tussenevaluatie van de cao-onderhandelingen van 2017 stelt Groten dat aan de onderhandelingstafel veel energie weglekt in discussies over lonen, waardoor belangrijke onderwerpen als inzetbaarheid, flexibiliteit en innovatie te weinig aandacht krijgen.
Volgens AWVN zou het aan de onderhandelingstafel veel meer moeten gaan om kwalitatieve onderwerpen als de arbeidsmarktkwalificaties en vaardigheden van de werkenden – vaak samengevat onder de term ‘duurzame inzetbaarheid’. Het door De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau aangewakkerde debat over de loonontwikkeling in Nederland doet wat dat betreft geen goed, vindt AWVN. Volgens de werkgeversorganisatie gaat in het arbeidsvoorwaardenoverleg om decentraal maatwerk, niet om macro-economische grootheden als de arbeidsinkomensquote of de wens van (inter)nationale organisaties om via hogere lonen de inflatie aan te wakkeren. AWVN wijst erop dat een te hoge loonstijging niet helpt om de economische positie van Nederland in stand te houden, laat staan te verbeteren. ‘Steeds meer bedrijven maken deel uit van een internationaal concern dat nauwlettend de productiekosten van de concerns over de hele wereld in de gaten houdt. Te hoge lonen in Nederland kunnen in de nabije toekomst leiden tot het besluit in de internationale boardroom om komende investeringen en/of productie niet meer in Nederland te realiseren’, aldus Groten. De werkgevers vinden overigens de roep om loonsverhogingen bij een aantrekkende economie wel begrijpelijk. Daar waar het kan, adviseert AWVN ook een passende loonstijging af te spreken. Wat AWVN betreft zijn passende loonafspraken niet alleen structureel, maar deels ook mee-ademend met de bedrijfs- of afdelingsresultaten. Hoe hoger de omzet, winst en/of klanttevredenheid, hoe hoger de lonen. Bron: AWVN, 28-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-30 11:36:582017-06-30 11:36:59Gemiste kansen in cao-overleg
Toch ondernemerschap bij ondersteunende werkzaamheden
29 juni 2017. Hoewel een deel van de werkzaamheden die de vrouw uitvoert als administratief of ondersteunend kan worden aangemerkt, staan zij in nauw verband met de omzetgenererende activiteiten die als ondernemer worden verricht. Er bestaat recht op zelfstandigenaftrek.
Een echtpaar exploiteert sinds 2006 een garagebedrijf in de vorm van een VOF. Sinds 2008 werkt de vrouw volledig mee in de onderneming. In haar aangiften over 2009 en 2010 heeft de vrouw rekening gehouden met zelfstandigenaftrek. Na het instellen van een boekenonderzoek, corrigeert inspecteur de zelfstandigenaftrek over de jaren 2009 tot en met 2013 op. Voor Hof Arnhem-Leeuwarden is onder meer in geschil of de vrouw hoofdzakelijk werkzaamheden van ondersteunende aard heeft verricht en of het samenwerkingsverband van het echtpaar als ongebruikelijk kan worden aangemerkt, zoals door de inspecteur wordt gesteld. Het hof verduidelijkt allereerst dat voor toepassing van het urencriterium voldoende is dat de werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn of dat het samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen niet ongebruikelijk is. Aan samenwerkingsverbanden van met elkaar verbonden personen worden de ondernemersfaciliteiten immers toegekend als ondanks het ondersteunende karakter van de werkzaamheden van een van de betrokken personen niettemin tussen onafhankelijke derden een dergelijk samenwerkingsverband wordt aangegaan. Het hof acht het geloofwaardig dat het echtpaar de werkzaamheden in de onderneming zo heeft verdeeld, dat de man zich vooral met de in- en verkoop van auto’s bezighoudt en dat de vrouw de monteurs aanstuurt. Van de beide omzetgenererende activiteiten ligt het zwaartepunt van de winstgevendheid bij de reparaties. Investeringsbeslissingen worden door het echtpaar gezamenlijk genomen, waarbij de vrouw een doorslaggevende stem heeft. Hoewel zij ook administratief of ondersteunende werkzaamheden verricht, vindt het hof dat de meeste werkzaamheden daarvan door de ondernemer als zodanig worden verricht en dat zij in nauw verband staan met de omzetgenererende activiteiten. Verder vindt het hof het voldoende aannemelijk dat de samenwerking in een garagebedrijf met een vergelijkbare winstverdeling en verdeling van werkzaamheden ook tussen niet-verbonden personen voorkomt en daarmee de samenwerking niet ongebruikelijk is. De zelfstandigenaftrek is terecht in mindering gebracht. Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-06-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-29 11:46:032017-06-29 11:46:04Toch ondernemerschap bij ondersteunende werkzaamheden
29 juni 2017. Een ontvangen vergoeding moet om in aanmerking te komen voor de vrijwilligersregeling worden getoetst aan de maximumbedragen van die regeling, d.w.z. maximaal € 150 per maand, € 1.500 per jaar. Een partiële toepassing van de regeling, waarbij tot het maximum de regeling wordt toegepast en voor het overige deel van de vergoeding niet, kan niet.
Een secretaris van een stichting heeft in 2013 voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 2.080 bruto ontvangen. Op dit bedrag is € 1.082 aan loonheffingen ingehouden en afgedragen. De stichting heeft op 22 februari 2016 schriftelijk aan de secretaris te kennen gegeven dat er in 2013 geen arbeidsovereenkomst tussen hem en de stichting bestond. De secretaris heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2013 de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 aangemerkt als vrijgestelde vrijwilligersvergoeding en het restant van € 508 aangegeven als inkomsten uit werk en woning. De inspecteur heeft het bedrag van € 2.080 volledig tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend. In geschil is of de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 kan worden aangemerkt als een vrijgestelde vergoeding ingevolge de zogenoemde vrijwilligersregeling. De rechtbank geeft aan dat aan toetsing aan de vrijwilligersregeling wordt toegekomen indien de werkzaamheden voor de stichting een bron van inkomen vormen. De secretaris heeft ter zitting gesteld dat zijn werkzaamheden voor het verantwoordingsorgaan circa 100 uren in beslag hebben genomen en dat hij in dit kader geen onkosten heeft gemaakt. De vergoeding komt daarmee neer op circa € 20 bruto per uur en behoort – met voorbijgaan aan de vrijwilligersregeling – tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Daaraan doet het ontbreken van een arbeidsovereenkomst niet af. Vrijwilligersvergoedingen van ten hoogste € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar zijn niet belast voor de loon- en inkomstenbelasting. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bruto-vergoeding moet worden getoetst aan deze maximumbedragen. Ook voor een partiële toepassing van de vrijstelling zoals de secretaris voorstaat, biedt de wet geen mogelijkheid. De inspecteur heeft de vergoeding terecht tot het inkomen uit werk en woning gerekend. Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-05-2017
https://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.png00Burgers Accountants en Adviseurshttps://www.burgersaccountants.nl/wp-content/uploads/2016/01/burgers-logo-300x92.pngBurgers Accountants en Adviseurs2017-06-29 11:46:022017-06-29 11:46:03Geen partiële toepassing vrijwilligersvergoeding
Onze website gebruikt cookies. Als u verder gaat op onze website, gaat u akkoord met het gebruik hiervan. OK
Privacy & Cookies
Privacy Overview
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these cookies, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are as essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may have an effect on your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Nog een jaar langer monumenten- en scholingsaftrek
Nog een jaar langer monumenten- en scholingsaftrek
Gezien de forse uitvoeringsconsequenties waarvoor veel tijd nodig is, heeft de minister in samenspraak met staatsecretaris Wiebes besloten dat het wetsvoorstel niet voor 1 januari 2019 zal ingaan. Op dit moment worden de vervangende subsidieregelingen voor het onderhoud van rijksmonumenten nader uitgewerkt. Inmiddels hebben diverse organisaties hun wensen kenbaar gemaakt. Ook de regeling voor scholingsvouchers wordt nader uitgewerkt waarbij het doel van de regeling zo goed mogelijk moet worden gedefinieerd. Het nieuwe kabinet moet voor beide regelingen keuzes maken.
Het wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing werd op Prinsjesdag 2016 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 9 november 2016 heeft de minister de Kamer verzocht het wetsvoorstel aan te houden na opmerkingen uit de Tweede Kamer en reacties uit het veld. Na de verkiezingen is het wetsvoorstel controversieel verklaard, waardoor het wetsvoorstel niet kon worden behandeld.
Bron: Min. OCW 30-06-2017, nr. 1217690
Perspectiefverklaring voor hypotheek flexwerkers
Perspectiefverklaring voor hypotheek flexwerkers
De Stichting Perspectiefverklaring is onlangs opgericht. In de stichting zitten vertegenwoordigers van hypotheekverstrekkers, uitzendbureaus, consumentenorganisaties en het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Het belangrijkste doel van de stichting is het waarborgen van de kwaliteit van de verstrekte perspectiefverklaringen.
De perspectiefverklaring kijkt naar de toekomstige mogelijkheden van de flexkracht om een inkomen te vergaren. De verklaring is gebaseerd op een (data)analyse van de arbeidsmarktpositie van de aanvrager. Daarnaast hechten geldverstrekkers ook belang aan het eigen oordeel van uitzendbureaus over de (toekomstige) inzetbaarheid van de uitzendkracht. Daartoe behoort onder andere een kritische blik op het cv, werkervaring, referenties, eerdere beoordelingen en persoonlijke gesprekken. Uitzendkrachten moeten minimaal een jaar via één en hetzelfde uitzendbureau aan het werk zijn om een beroep te kunnen doen op de perspectiefverklaring.
De verwachting is dat ongeveer 10% van de 275.000 uitzendkrachten die langer dan een jaar bij hetzelfde uitzendbureau werken een perspectiefverklaring zal aanvragen. Dit is nog geen garantie dat zij daadwerkelijk een hypotheek krijgen. Bij de beoordeling van een hypotheekaanvraag door de hypotheekverstrekkers spelen naast de perspectiefverklaring ook andere factoren een rol, zoals een tweede inkomen en de vraag of er sprake is van schulden.
Bron: Stichting Perspectiefverklaring 5-07-2017
Uitbreiding WML naar andere opdrachtovereenkomsten
Uitbreiding WML naar andere opdrachtovereenkomsten
Per 1 januari 2018 wordt de Wet op het minimumloon aangepast waardoor mensen die werken op basis van een opdrachtovereenkomst (ovo) onder het wettelijk minimumloon vallen. De Eerste Kamer is eerder dit jaar akkoord gegaan met deze wetswijziging. In de wet op het minimumloon wordt met deze wetswijziging ook opgenomen (art. 2 lid 3 WML (nieuw)) dat bij een algemene maatregel van bestuur ook andere arbeidsverhoudingen die vergelijkbaar zijn met de overeenkomst van opdracht of de arbeidsovereenkomst onder de reikwijdte van de wet kunnen worden gebracht.
Het conceptbesluit breidt de werking van de Wet minimumloon uit naar aanneem-, uitgeef-, of vervoersovereenkomsten. Met deze uitbreiding erbij komen straks circa 431.000 personen onder de Wet minimumloon te vallen. De uitbreiding zal niet gelden voor Gastouders die kinderen in eigen huis opvangen. Ook zullen zelfstandige opdrachtnemers (zzp’ers) die een overeenkomst zijn aangegaan in de uitoefening van hun beroep of bedrijf niet onder de Wet minimumloon vallen.
Bron: Min SZW 30-06-2017
Laagste ziekteverzuim in de horeca
Laagste ziekteverzuim in de horeca
In 2016 bedroeg het gemiddelde ziekteverzuim 3,9%. Het verzuim is sinds 2006 vrij stabiel en fluctueert tussen 3,8% en 4,2%. In 2014 was het ziekteverzuim met 3,8% het laagst.
In het openbaar bestuur was het ziekteverzuim in 2016 met 5,3% het hoogst, gevolgd door de gezondheids- en welzijnszorg (5,1%). Het ziekteverzuim was het laagst in de horeca (2,2%), gevolgd door de landbouw en visserij met 2,5% verzuim.
Het verschil in ziekteverzuim tussen de bedrijfstakken hangt voor een deel samen met kenmerken van werknemers, zoals leeftijd en geslacht. Daarnaast spelen ook verschillen in arbeidsomstandigheden een rol: al dan niet gevaarlijk of fysiek zwaar werk. Werknemers die gevaarlijk of fysiek zwaar werk doen verzuimen gemiddeld meer. Ook werknemers bij grote bedrijven zijn meer ziek thuis.
Het lage verzuim in de horeca heeft onder meer te maken met de relatief lage gemiddelde leeftijd van werknemers in deze bedrijfstak. Daarnaast mogen werknemers in de horeca vaker dan in andere bedrijfstakken zelf bepalen wanneer ze verlof opnemen en beschikken ze vaker over een flexibel dienstverband. De laatste twee kenmerken hangen samen met een lager verzuim.
Bron: CBS 5-07-2017
Innovatiebox EU-proof
Innovatiebox EU-proof
Bij het Belastingplan 2017 is voorgesteld dit immateriële activum aan de innovatiebox toe te voegen om zo de ontwikkeling van biologische gewasbeschermingsmiddelen op basis van levende (micro-)organismen te stimuleren. Dit voorstel moest echter eerst ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Gedragscodegroep. Door de goedkeuring wordt dit activum middels een besluit toegevoegd aan art. 12ba Wet Vpb 1969 en treedt met ingang van 1 juli 2017 in werking en werkt terug tot 1 januari 2017 (Stb. 2017, 280).
Naast de aanpassing van de innovatiebox treedt met dit besluit eveneens de voorziene dekkingsmaatregel in werking waardoor het percentage van de energie-investeringsaftrek met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 naar 55% wordt verlaagd. Dit was 55,5%.
Bron: MvF 30-06-2017
Stadionritjes waren zakelijk
Stadionritjes waren zakelijk
Een vastgoedonderneming, een bv, heeft naheffingsaanslagen opgelegd gekregen. De naheffingsaanslagen hebben betrekking op het privégebruik auto. De auto was aan de directeur door zijn bv ter beschikking gesteld en werd, zoals door de onderneming gesteld, alleen zakelijk gebruikt. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de directeur inderdaad voor minder dan 500 km privé met de auto heeft gereden. Met name gaat het dan om de vraag of de ritjes naar een stadion, waar de onderneming beschikt over vier business seats als zakelijk zijn aan te merken. De kosten voor de business seats en de seizoenkaarten had de bv telkens in mindering gebracht op de winst. De ritjes naar het stadion waren volgens de onderneming zakelijk omdat de business seats werden gebruikt voor contacten met (potentiële) klanten. Volgens de inspecteur hadden ritten op zijn minst voor een deel een privékarakter. Wel heeft hij ter zitting verklaard dat ritten die in overwegende mate voor zakelijke doeleinden zijn gemaakt, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten aanmerking blijven.
Volgens Hof Den Haag heeft de bv aannemelijk heeft gemaakt dat de bezoeken aan het stadion in overwegende mate zakelijke doeleinden dienden. Deze ritten dienen dan, zoals de inspecteur heeft aangegeven, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten beschouwing te blijven. De inspecteur heeft zijn stelling dat sommige ritten vooral of uitsluitend privédoeleinden dienden, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan, niet aannemelijk gemaakt. Voor zover de inspecteur heeft willen betogen dat van de vennootschap kan worden verlangd dat zij een verband legt en aantoont tussen een bepaald bezoek aan het stadion en een specifieke transactie, volgt het hof de inspecteur daarin niet, daar de wet niet voorziet in zo’n vergaande verzwaring van de bewijslast.
Bron: Hof Den Haag 21-06-2017
Gemeente mag vast bedrag aan leges per bouwkostenklasse heffen
Gemeente mag vast bedrag aan leges per bouwkostenklasse heffen
De zaak betrof een projectontwikkelaar die omgevingsvergunningen had aangevraagd voor woningbouwprojecten in Hoek van Holland. De daarvoor door hem te betalen leges waren door de gemeente Rotterdam berekend op basis van een tarieventabel. In die tabel was per tariefklasse, bestaande uit een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten, het te betalen bedrag aan leges bepaald. Hoe hoger de tariefklasse, hoe hoger het te betalen bedrag aan leges.
De Hoge Raad stelt dat het gemeenten binnen de grenzen van de Gemeentewet vrij staat zelf te bepalen waarover en hoeveel belasting zij heffen maar dat dat niet afhankelijk mag zijn van inkomen, winst of vermogen. Daarbij staat het ze vrij keuzes te maken die het beste passen binnen die gemeente. Het te betalen bedrag aan leges laten afhangen van een tariefklasse mag dus.
Bron: HR 30-06-2017
Gemiste kansen in cao-overleg
Gemiste kansen in cao-overleg
Volgens AWVN zou het aan de onderhandelingstafel veel meer moeten gaan om kwalitatieve onderwerpen als de arbeidsmarktkwalificaties en vaardigheden van de werkenden – vaak samengevat onder de term ‘duurzame inzetbaarheid’.
Het door De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau aangewakkerde debat over de loonontwikkeling in Nederland doet wat dat betreft geen goed, vindt AWVN. Volgens de werkgeversorganisatie gaat in het arbeidsvoorwaardenoverleg om decentraal maatwerk, niet om macro-economische grootheden als de arbeidsinkomensquote of de wens van (inter)nationale organisaties om via hogere lonen de inflatie aan te wakkeren. AWVN wijst erop dat een te hoge loonstijging niet helpt om de economische positie van Nederland in stand te houden, laat staan te verbeteren. ‘Steeds meer bedrijven maken deel uit van een internationaal concern dat nauwlettend de productiekosten van de concerns over de hele wereld in de gaten houdt. Te hoge lonen in Nederland kunnen in de nabije toekomst leiden tot het besluit in de internationale boardroom om komende investeringen en/of productie niet meer in Nederland te realiseren’, aldus Groten.
De werkgevers vinden overigens de roep om loonsverhogingen bij een aantrekkende economie wel begrijpelijk. Daar waar het kan, adviseert AWVN ook een passende loonstijging af te spreken. Wat AWVN betreft zijn passende loonafspraken niet alleen structureel, maar deels ook mee-ademend met de bedrijfs- of afdelingsresultaten. Hoe hoger de omzet, winst en/of klanttevredenheid, hoe hoger de lonen.
Bron: AWVN, 28-06-2017
Toch ondernemerschap bij ondersteunende werkzaamheden
Toch ondernemerschap bij ondersteunende werkzaamheden
Een echtpaar exploiteert sinds 2006 een garagebedrijf in de vorm van een VOF. Sinds 2008 werkt de vrouw volledig mee in de onderneming. In haar aangiften over 2009 en 2010 heeft de vrouw rekening gehouden met zelfstandigenaftrek. Na het instellen van een boekenonderzoek, corrigeert inspecteur de zelfstandigenaftrek over de jaren 2009 tot en met 2013 op.
Voor Hof Arnhem-Leeuwarden is onder meer in geschil of de vrouw hoofdzakelijk werkzaamheden van ondersteunende aard heeft verricht en of het samenwerkingsverband van het echtpaar als ongebruikelijk kan worden aangemerkt, zoals door de inspecteur wordt gesteld. Het hof verduidelijkt allereerst dat voor toepassing van het urencriterium voldoende is dat de werkzaamheden niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn of dat het samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen niet ongebruikelijk is. Aan samenwerkingsverbanden van met elkaar verbonden personen worden de ondernemersfaciliteiten immers toegekend als ondanks het ondersteunende karakter van de werkzaamheden van een van de betrokken personen niettemin tussen onafhankelijke derden een dergelijk samenwerkingsverband wordt aangegaan.
Het hof acht het geloofwaardig dat het echtpaar de werkzaamheden in de onderneming zo heeft verdeeld, dat de man zich vooral met de in- en verkoop van auto’s bezighoudt en dat de vrouw de monteurs aanstuurt. Van de beide omzetgenererende activiteiten ligt het zwaartepunt van de winstgevendheid bij de reparaties. Investeringsbeslissingen worden door het echtpaar gezamenlijk genomen, waarbij de vrouw een doorslaggevende stem heeft. Hoewel zij ook administratief of ondersteunende werkzaamheden verricht, vindt het hof dat de meeste werkzaamheden daarvan door de ondernemer als zodanig worden verricht en dat zij in nauw verband staan met de omzetgenererende activiteiten. Verder vindt het hof het voldoende aannemelijk dat de samenwerking in een garagebedrijf met een vergelijkbare winstverdeling en verdeling van werkzaamheden ook tussen niet-verbonden personen voorkomt en daarmee de samenwerking niet ongebruikelijk is. De zelfstandigenaftrek is terecht in mindering gebracht.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-06-2017
Geen partiële toepassing vrijwilligersvergoeding
Geen partiële toepassing vrijwilligersvergoeding
Een secretaris van een stichting heeft in 2013 voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 2.080 bruto ontvangen. Op dit bedrag is € 1.082 aan loonheffingen ingehouden en afgedragen. De stichting heeft op 22 februari 2016 schriftelijk aan de secretaris te kennen gegeven dat er in 2013 geen arbeidsovereenkomst tussen hem en de stichting bestond.
De secretaris heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2013 de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 aangemerkt als vrijgestelde vrijwilligersvergoeding en het restant van € 508 aangegeven als inkomsten uit werk en woning. De inspecteur heeft het bedrag van € 2.080 volledig tot het belastbaar inkomen uit werk en woning gerekend.
In geschil is of de vergoeding tot een bedrag van € 1.500 kan worden aangemerkt als een vrijgestelde vergoeding ingevolge de zogenoemde vrijwilligersregeling.
De rechtbank geeft aan dat aan toetsing aan de vrijwilligersregeling wordt toegekomen indien de werkzaamheden voor de stichting een bron van inkomen vormen. De secretaris heeft ter zitting gesteld dat zijn werkzaamheden voor het verantwoordingsorgaan circa 100 uren in beslag hebben genomen en dat hij in dit kader geen onkosten heeft gemaakt.
De vergoeding komt daarmee neer op circa € 20 bruto per uur en behoort – met voorbijgaan aan de vrijwilligersregeling – tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Daaraan doet het ontbreken van een arbeidsovereenkomst niet af.
Vrijwilligersvergoedingen van ten hoogste € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar zijn niet belast voor de loon- en inkomstenbelasting. De rechtbank komt tot het oordeel dat de bruto-vergoeding moet worden getoetst aan deze maximumbedragen. Ook voor een partiële toepassing van de vrijstelling zoals de secretaris voorstaat, biedt de wet geen mogelijkheid. De inspecteur heeft de vergoeding terecht tot het inkomen uit werk en woning gerekend.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 16-05-2017