Controle voorafgaand aan voorlopige aanslag niet nodig

De definitieve aanslag week, door een foutje in de papieren aangifte IB/PVV af van de voorlopige aanslag. De voorlopige aanslag was opgelegd zonder de aangifte uitvoerig te controleren. De rechtbank legt uit waarom de belastingplichtige over de voorlopige teruggaaf rente moet vergoeden.

Een man had een papieren aangifte IB/PVV ingediend en daarop – per ongeluk – aangekruist dat hij uitsluitend in Nederland voor de volksverzekeringen was verzekerd en dat hij het betreffende belastingjaar niet was verzekerd voor de AOW en de Anw. De voorlopige aanslagregeling werd conform zijn aangifte opgelegd, maar bij de definitieve aanslag IB/PVV vond een correctie plaats. Hierdoor moest de man € 2.239 betalen inclusief een bedrag van € 137 aan belastingrente. De man ging in beroep en gaf toe dat hij een fout had gemaakt maar volgens hem had de inspecteur dat zelf meteen kunnen vaststellen. Dat de inspecteur het niet had opgemerkt, kon er volgens de man niet toe leiden dat hij nu belastingrente moest voldoen. Rechtbank Gelderland stelde echter de inspecteur in het gelijk. De rechtbank overwoog daarbij dat jaarlijks grote aantallen belastingaanslagen worden opgelegd. Het zou teveel tijd in beslag nemen, als iedereen moest wachten tot de hele aangifte was gecontroleerd. De voorlopige aanslag dient volgens de rechtbank om te bewerkstelligen dat op relatief korte termijn te veel ingehouden voorheffing kan worden terugbetaald of te weinig betaalde belasting kan worden geïnd. Aan de controle bij een voorlopige aanslag worden volgens de rechtbank ook minder hoge eisen gesteld. Daarom kon de man er niet op vertrouwen dat de definitieve aanslag gelijk zou zijn aan de voorlopige aanslag. Ook had hij kunnen zien dat bij de voorlopige aanslag was uitgegaan van onjuiste gegevens. De inspecteur heeft volgens de rechtbank niet onzorgvuldig gehandeld door het vermelde in de aangifte in eerste instantie volledig over te nemen en pas bij de definitieve aanslag de gemaakte fout te corrigeren. Daarbij acht de rechtbank van belang dat er enig onderzoek nodig was om vast te stellen dat de man ten onrechte in de aangifte een kruis had gezet. Voorafgaand aan het opleggen van de voorlopige aanslag hoefde de inspecteur dit onderzoek niet te doen. Het beroep van de man is dan ook ongegrond.
Bron: Rb. Gelderland 2-11-2017

Geen BOR want geen materiële onderneming

Doordat de werkzaamheden van een beheer-bv ten tijde van het overlijden van erflaatster het normaal vermogensbeheer niet te boven gaan, hebben de erfgenamen geen recht op toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR).

Een moeder houdt aandelen in een beheer-bv, die op haar beurt 100% aandelen houdt in een andere bv en voor 30% in nog een andere bv. Tevens bezit de beheer-bv drie beleggingsparticipaties, een productielijn, een vordering en een lening. De moeder overlijdt in 2009. Haar zoon is van mening dat de BOR van toepassing is op zijn verkrijging van de aandelen in de beheer-bv. De inspecteur stelt dat dit niet het geval is. De zaak komt uiteindelijk voor Hof Den Bosch. Het hof oordeelt dat de BOR niet van toepassing is omdat het houden van aandelen in twee andere bv’s en het bezitten van beleggingsparticipaties en de verhuur een productielijn niet kwalificeren als het drijven van een materiële onderneming. Ook beheren van de lening en de vordering brengt niet veel extra werkzaamheden met zich mee. Volgens het hof gaan de activiteiten van de beheer-bv, in onderling verband bezien, ten tijde van het overlijden van erflaatster normaal vermogensbeheer niet te boven. Het beroep op de BOR is dan ook terecht afgewezen.
Bron: Hof Den Bosch 26-10-2017

Cao-akkoord Horeca

Na een aantal jaren zonder cao en het vastlopen van de onderhandelingen met de FNV aan tafel, is er toch nog een onderhandelingsakkoord tot stand gekomen tussen Koninklijke Horeca Nederland en CNV Vakmensen.

Het betreft een tweejarige cao met een looptijd van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019. Gedurende die looptijd krijgen de werknemers in de horeca tweemaal per jaar een loonsverhoging. Op 1 januari van ieder jaar een verhoging met het inflatiepercentage en op 1 juli een verhoging van 1 procent. Verder is afgesproken dat uiterlijk per 1 april de lonen in de sector zijn aangepast aan de loontabellen in de cao.
De cao partijen geven gedurende de looptijd van deze cao vorm en inhoud aan de sociale agenda. Hierin komen de volgende onderwerpen onder andere aanbod: ontwikkeling van werknemers, maatwerk op omschrijving van functies en beloning.
Bron: CNV Vakmensen 13-11-2017

Schadevergoeding voor plaatsen valse Google reviews

Een man heeft volgens rechtbank Amsterdam onrechtmatig gehandeld jegens een kinderdagverblijf door het plaatsen van valse Google reviews. De man dient de door het kinderdagverblijf geleden materiële schade te vergoeden als ook de gemaakte kosten in de procedure tegen Google om de IP-adressen te achterhalen.

Een man had gedurende tien maanden online onder aliassen negatieve Google reviews geplaatst en aangepast die betrekking hadden op een kinderdagverblijf in Amsterdam. Het kinderdagverblijf zag zich genoodzaakt te procederen tegen Google om de IP adressen te verkrijgen waarmee de valse reviews waren geplaatst en zodoende de identiteit van de gebruiker(s) te kunnen achterhalen en om de valse reviews te laten verwijderen. Het kinderdagverblijf heeft achterhaald dat de man de valse reviews had geplaatst en wendde zich tot rechtbank Amsterdam voor een vergoeding van haar schade wegens een aan de man toerekenbare onrechtmatige daad. De man heeft niet weersproken dat de onrechtmatige daad hem kan worden toegerekend. De rechtbank oordeelt daarom dat hij jegens het kinderdagverblijf schadevergoeding verschuldigd is vanwege de valse Google Reviews. Het kinderdagverblijf vordert van de man een bedrag aan materiële schade, immateriële schade en gemaakte kosten in verband met het voeren van een procedure tegen Google. Het gevorderde bedrag aan materiele schade is volgens het kinderdagverblijf het loon van haar bestuurders die zich in totaal 15 werkdagen hebben moeten bezighouden met de gevolgen van de door de man geplaatste valse reviews. De rechtbank wijst deze vordering geheel toe. Het gevorderde bedrag aan immateriële schade wordt door de rechtbank afgewezen. Volgens de rechtbank heeft het kinderdagverblijf niet voldoende gesteld en inzichtelijk gemaakt dat zij reputatieschade heeft geleden. De gevorderde vergoeding van de gemaakte kosten vanwege de procedure tegen Google wordt wel door de rechtbank toegewezen. Deze procedure was volgens de rechtbank noodzakelijk om de valse reviews te laten verwijderen en om de identiteit van de plaatster van de valse reviews te achterhalen. De man wordt veroordeeld tot betaling aan het kinderdagverblijf van een bedrag van (bijna) € 17.000,– aan schade en kosten.
Bron: Rb. Amsterdam 18-10-2017

Veel zzp’ers tegen verplicht pensioen

Bijna de helft van de Nederlandse zzp’ers is tegen een verplichte pensioensopbouw voor zelfstandigen. Zzp’ers kiezen er bovendien vaak bewust voor om zich niet te verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid. Dat blijkt uit de vrijdag verschenen ZZP Succes Index over het derde kwartaal van 2017 door onderzoeksbureau GfK in opdracht van ABN Amro.

Ondanks mogelijke financiële problemen later, staan de meeste zelfstandigen voorlopig negatief tegenover een verplicht zzp-pensioen. Slechts een kwart van de ervaren zzp’ers vindt het verplicht stellen van pensioenopbouw een goede zaak. Een ruime kwart (29%) heeft geen mening en bijna de helft (46%) is tegen. Onder potentiële starters is er met 39% belangstellenden meer animo voor.
Ook voor een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid kan op weinig enthousiasme rekenen. Slechts een kwart (24%) is voorstander, tegenover 42% van de starters.
De meeste zzp’ers (78%) melden zich niet te hebben verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Voor 54% is dit een bewuste keuze. Veel zzp’ers vinden zo’n verzekering te duur of sparen liever zelf.
Zelfstandigen blijken vrij optimistisch over hun zzp-schap. Over een jaar denkt 83% nog steeds zelfstandige zonder personeel te zijn. In het tweede kwartaal van 2017 was dit aandeel nog 76%.
Bijna een op de vijf zzp’ers (17%) stelt opdrachten te krijgen, omdat de opdrachtgever in kwestie liever zzp’ers inzet dan vaste medewerkers. Opvallend is dat niet alle zzp’ers van dit fenomeen gecharmeerd lijken te zijn. Een op de drie zelfstandigen (32%) ziet liever meer vaste dienstverbanden dan flexwerk.
Bron: Nueconomie 10-11-2017

Luxe woning met werkruimte tot privévermogen gerekend

Volgens Rechtbank Den Haag heeft de inspecteur terecht de nieuw gebouwde luxe woning tot het privévermogen van een tandarts-implantoloog gerekend. Volgens de rechtbank stond bij de keuze en de bouw van de woning de persoonlijke wens van de tandarts om een comfortabele privé woonruimte ter beschikking te hebben voorop en niet zozeer de eisen van een goede en succesvolle bedrijfsuitoefening.

Een tandarts-implantoloog geeft opdracht voor de bouw van een luxe woning. De investering bedraagt € 3.600.000. Hij verricht vervolgens één dag per week en in het weekend zijn werkzaamheden vanuit de woning. De overige dagen werkt hij vanuit zijn praktijkpand. Verder werkt één medewerker twee dagen per week vanuit de woning. De tandarts heeft zijn woning als ondernemingsvermogen aangemerkt. De inspecteur is echter van mening dat de woning tot het privévermogen van de tandarts gerekend moet worden. Rechtbank Den Haag stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens de rechtbank stond bij de keuze en de bouw van de woning de persoonlijke wens van de tandarts om een comfortabele privé woonruimte ter beschikking te hebben voorop en niet zozeer de eisen van een goede en succesvolle bedrijfsuitoefening. Voorts wordt volgens de rechtbank de bijzonder kostbare onroerende zaak overheersend voor privédoeleinden gebruikt. De rechtbank overweegt daarbij dat het zwembad, de sauna, de stoomcabine, het botenhuis, de aanlegsteiger en de bijbehorende grond geen functie hebben binnen de onderneming van de tandarts. De rechtbank oordeelt dan ook dat de tandarts bij zijn wil om de gehele onroerende zaak tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen niet binnen de grenzen van de redelijkheid is gebleven. Dat meer dan 10% van de oppervlakte van de woning voor de onderneming wordt gebruikt, leidt niet tot een ander oordeel.
Bron: Rb. Den Haag 21-09-2017

Onderhandelingsresultaat Uitgeverijbedrijf

Werkgevers en bonden zijn een onderhandelingsresultaat overeengekomen voor de cao van het Uitgeverijbedrijf. De bonden zullen dit resultaat neutraal aan hun achterban voorleggen.

Overeengekomen is een cao met een looptijd van 1 maart 2017 tot en met 31 mei 2019. Voor de duur van de cao is een loonsverhoging afgesproken van in totaal 3%: 1,5% per 1 november 2017, en 1,5% per 1 juli 2018. Daarnaast krijgen werknemers in december van dit jaar een eenmalige uitkering van € 300 bruto.
Verder is vastgelegd dat het persoonlijk keuzebudget structureel is vastgesteld op 12%. Het persoonlijk keuzebudget is lang een struikelblok geweest bij de onderhandelingen. Dit percentage is opgebouwd uit vakantiegeld, bovenwettelijke vakantiedagen en een inleg van 2% van de werkgevers. Over die 2% was eerder dit jaar onenigheid over de vraag of dat nu structureel is of niet. Met de cao-afspraak is nu vastgelegd dat de 2% werkgeversinleg structureel is.
Verder is vastgelegd dat medewerkers die werkzaam zijn op basis van een payrollconstructie of als uitzendkracht minimaal worden beloond op het salarisniveau van de functie waarvoor de betrokkenen worden ingeleend of in een payroll constructie worden ingezet.
De bonden leggen het onderhandelingsresultaat voor de cao Uitgeverijbedrijf neutraal aan hun achterban voor. Ze zijn tevreden over het vastleggen van het structurele karakter van de 2% PKB die de werkgevers inleggen in het PKB. Ook de loonsverhoging van in totaal 3% wordt positief beoordeeld, maar wel wordt als een nadeel gezien dat de verhoging telkens laat in het jaar valt. Vakbond NVJ geeft aan dat in combinatie met het PKB en een aantal andere afspraken de onderhandelaars hebben gemeend het resultaat toch te kunnen voorleggen. Langer onderhandelen of niet akkoord gaan, had tot geen resultaat en dus geen geld in 2017 geleid. Dat vond men onverantwoord.
Bron: CNV Vakmensen 7-11-2017; NVJ 6-11-2017

Aftrek extra kosten wegens incontinentie toegestaan

Volgens Hof Amsterdam is incontinentie een ziekte. Daarom bestaat recht op aftrek van de extra uitgaven voor kleding en beddengoed in verband met die incontinentie.

Een vrouw heeft in verband met incontinentie in haar IB-aangifte een bedrag afgetrokken voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. De inspecteur heeft de aftrek niet toegestaan omdat geen sprake is van een ziekte. Hij stelt zich op het standpunt dat de incontinentie het gevolg is van ouderdom. Daarnaast voert de inspecteur aan dat de vrouw onvoldoende aan de hand van bescheiden heeft aangetoond dat zij extra kosten heeft gemaakt. In hoger beroep beslist Hof Amsterdam dat de vrouw wel recht heeft op aftrek van door haar gedane extra uitgaven voor kleding en beddengoed, in verband met incontinentie. Het hof oordeelt namelijk dat die extra uitgaven kwalificeren als uitgaven die zijn gedaan ‘wegens ziekte of invaliditeit’. Daarbij verwijst het hof naar de wetsgeschiedenis. Volgens het hof zijn in de wetgevingsgeschiedenis geen aanknopingspunten te vinden voor het door de inspecteur gemaakte onderscheid tussen ‘incontinentie veroorzaakt door ziekte’ en ‘incontinentie veroorzaakt door ouderdom’. Daarbij overweegt het hof dat het ook nog maar de vraag is of het medisch gezien mogelijk is een dergelijk onderscheid te maken. Wat betreft het bewijs van de extra uitgaven gaat het hof niet mee in het standpunt van de inspecteur dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft aangedragen. Volgens het hof is om in aanmerking te komen voor het lage forfaitair aftrekbare bedrag slechts gering bewijs vereist. In dit bewijs is de vrouw volgens het hof geslaagd, gelet op de aard van de aandoening en het feit dat zij er al jarenlang aan lijdt.
Bron: Hof Amsterdam 24-10-2017

Tandartsassistenten willen weer eigen cao

Uit onderzoek van FNV Zorg & Welzijn zou blijken dat een grote meerderheid van de tandartsassistenten weer een eigen cao wil. Sinds 2004 is er geen cao tandartsassistenten meer.

De vakbond hield een enquête onder de beroepsgroep. 94,5% antwoordde positief op de vraag of het van belang is dat er weer een cao komt. Niemand gaf aan het helemaal niet belangrijk te vinden en slechts 4,5% vindt het een beetje belangrijk. Op de vraag of ze zich ervoor willen inzetten antwoordde 24% met ja. 68,3% gaf aan zicht te zullen beraden op deze vraag.
Van de geënquêteerden gaf 49,8% aan een loonsverhoging te ontvangen, 45,7% zei dit niet te hebben ontvangen en 4,5% wist het niet. Op de vraag of er naast loon nog andere arbeidsvoorwaarden zijn toegekend antwoordde 54,3% met ja. Dit betreft dan verlof en vakantie (75,1%), afspraken over werktijden (44%). Slechts een enkeling ontvangt ook een eindejaarsuitkering (8,6%).
FNV Zorg & Welzijn wil nog dit jaar met de doelgroep de mogelijkheden van een nieuwe cao onderzoeken.
Bron: FNV 1-11-2017

Telefoongesprek met belastingdienst geen tijdig ingediende aanvraag kgb

Rechtbank Den Haag oordeelt dat een aanvraag voor een kindgebonden budget alleen schriftelijk kan geschieden. Een telefoongesprek met de Belastingdienst kan daarom niet als een tijdig ingediende aanvraag aangemerkt worden.

Een man wilde in 2016 nog aanspraak maken op het kindgebonden budget 2015. Hij stelt in augustus 2016 met de Belastingdienst/Toeslagen hierover gebeld te hebben. Volgens de man is hem tijdens dit gesprek toegezegd dat alles op tijd in orde zou komen. In september 2016 heeft de man de aanvraag ook nog schriftelijk gedaan. Zijn aanvraag werd echter afgewezen omdat deze te laat zou zijn. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarbij alleen de schriftelijke aanvraag in ogenschouw genomen, die pas na 1 september 2016 (de uiterste termijn voor de aanvraag) was ingediend. De man gaat tegen de afwijzing in beroep bij Rechtbank Den Haag. De rechtbank oordeelt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de man door de Belastingdienst toegezegd zou hebben gekregen dat ‘alles wel in orde zou komen’. Wat betreft de in augustus 2016 gedane telefonische aanvraag voor het kindgebonden budget 2015 oordeelt de rechtbank dat deze niet aangemerkt kan worden als een tijdig ingediende aanvraag. De aanvraag voor een kindgebonden budget moet volgens de rechtbank namelijk schriftelijk geschieden. Het telefoongesprek dat de man heeft gevoerd kan daarom niet als een aanvraag worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de schriftelijke aanvraag pas na 1 september 2016 door de man is ingediend. Daarmee is de aanvraag te laat voor het kindgebonden budget 2015.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 17-10-2017