Per 1 januari 2015 is het keuzerecht voor buitenlands belastingplichtigen om als binnenlands belastingplichtige behandeld te worden afgeschaft. Aan de wetgever komt een ruime beoordelingsvrijheid toe om bepaalde keuzes te maken. De rechter moet die keuzes in beginsel respecteren, tenzij die keuzes evident van redelijk grond zijn ontbloot.
Een vrouw woont in 2015 en 2016 in Marokko, haar echtgenoot woont in Nederland. De echtgenoot werkt ook in Nederland. Tot 2015 ontvangt de vrouw de heffingskorting van de Belastingdienst, omdat ze kiest voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Per 1 januari 2015 is de regeling gewijzigd. De vrouw heeft vanaf dat moment geen recht meer op uitbetaling van de heffingskorting. Zij is namelijk niet woonachtig in een EU-lidstaat, EER-staat, Zwitserland of op de BES-eilanden.
Bij Hof Den Bosch is in geschil of de vrouw recht heeft op de algemene heffingskorting. Het hof is van oordeel dat de fiscale wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft om gevallen als gelijkwaardig te behandelen Als de wetgever op elkaar lijkende gevallen ongelijk behandelt, dan kan daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaan. De rechter moet de keuzes van de wetgever respecteren. Dat geldt ook voor de uit die keuzes ontstane gevolgen. Alleen als de keuzes van de wetgever overduidelijk van redelijke grond zijn ontbloot, kan de rechter ingrijpen.
Inwoners van de EU, de EER, Zwitserland en de BES eilanden kunnen rechten ontlenen aan bepaalde verdragen, zoals het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of andere internationale verdragen. Door die verdragen hebben voornoemde inwoners verkeersvrijheden. Een inwoner van Marokko heeft geen recht op die verkeersvrijheden. Daarom mag de wetgever een inwoner uit Marokko ongunstiger behandelen als inwoners van de EU, EER, Zwitserland of de BES-eilanden. Ook voor het ontbreken van overgangsrecht is een goede reden. Overgangsrecht maakt een regeling duur in uitvoering en handhaving. Bovendien gaat het om een relatief kleine groep belastingplichtigen. Het hof is van oordeel dat door voornoemde redenen de ongunstigere behandeling van de vrouw gerechtvaardigd is. Het hof wijst ook nog het beroep van de vrouw op het non-discriminatiebeginsel uit het belastingverdrag met Marokko af. Het discriminatieartikel ziet niet op de situatie van de vrouw.
Bron: Hof Den Bosch 2-7-2020
VSO rechtsgeldig tot stand gekomen
Hof Den Bosch oordeelt dat een vaststellingsovereenkomst niet onder dwaling, dwang of bedrog tot stand is gekomen. Het hof ziet geen reden af te wijken van het bedrag waarmee een man in de vaststellingsovereenkomst heeft ingestemd.
Eind 2015 heeft een dga een rekening-courantschuld aan zijn bv van € 1.265.604. Ook hebben zijn bv’s een aantal niet-betaalde belastingaanslagen. Daarvoor heeft de dga een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met de ontvanger van de Belastingdienst. De ontvanger verleent de dga finale kwijting wanneer hij € 350.000 betaalt. De dga ontvangt begin 2016 een erfenis, waarmee hij die € 350.000 aan de Belastingdienst kan betalen.
De inspecteur vindt bij de aanslagregeling 2016 dat de dga geen verhaal meer kan bieden voor zijn rekening-courantschuld. Na betaling van het geld uit de erfenis heeft de dga geen vermogen meer. Om toekomstige discussies over al dan niet genieten van een uitdeling door de dga te vermijden, hebben de dga en de inspecteur een VSO gesloten. Hierin komen zij overeen onder welke voorwaarden de dga geen regulier inkomen uit aanmerkelijk belang geniet. Dat is het geval als de schulden van de dga aan zijn bv zijn teruggebracht tot € 75.000 door aflossing met het geld uit de projecten. De projecten leveren echter niets op. De inspecteur belast vervolgens de dga overeenkomstig de VSO.
Bij Hof Den Bosch is het de vraag of de dga gebonden is aan de VSO. De dga meent dat bij de totstandkoming van de VSO sprake is van dwaling, dwang of bedrog. Hij vindt daarom dat de VSO niet rechtsgeldig tot stand is gekomen.
Het hof geeft aan dat de dga en de Belastingdienst na het sluiten van een VSO zich ten aanzien van de vraag waarover zij in het onzekere verkeerden, geen beroep op dwaling kunnen doen. Partijen sluiten juist een VSO over bepaalde feiten en omstandigheden om hun rechtsverhouding nader te regelen en bindend vast te stellen. Hier hebben de dga en de Belastingdienst de VSO gesloten om vooraf overeenstemming te bereiken over hoe de dga kan voorkomen dat hij inkomen uit aanmerkelijk belang geniet. Dat is het geval als de dga zijn schuld aan de bv tot hooguit € 75.000 heeft teruggebracht door bijvoorbeeld de inkomsten uit de projecten.
Het hof is ook van oordeel dat de inspecteur de dga niet onder dwang heeft gezet of bedrogen. De inspecteur heeft voor het sluiten van de VSO diverse keren contact gehad met de dga of zijn gemachtigden. De dga heeft daarom voldoende tijd gehad om de inhoud van de VSO te beoordelen en zich door zijn gemachtigden te laten voorlichten. Ook heeft de dga niet aangetoond dat de inspecteur de dga onder ontoelaatbare druk heeft gezet om de VSO te ondertekenen.
Bron: Hof Den Bosch 09-07-2020
Stukken van inspecteur relevant voor aansprakelijkheid
Een beroepsprocedure tegen bestuursaansprakelijkheid is vaak ook gericht tegen de hoogte van de aansprakelijkstelling. In dat geval moet de ontvanger onder andere stukken overleggen die inzicht geven in de berekening van de belastingaanslagen. Daarbij kan het nodig zijn dat hij deze stukken eerst opvraagt bij de inspecteur.
De inspecteur onderzoekt de administratie van een coöperatie. Daarbij vraagt hij kopieën van bankafschriften op en ziet hij kassabonnen in. Naar aanleiding van zijn onderzoek legt de Belastingdienst de coöperatie naheffingsaanslagen omzetbelasting op. Wanneer de coöperatie haar belastingschulden niet betaalt, stelt de ontvanger van de belastingen haar bestuurder aansprakelijk. Deze bestuurder begint daarop een beroepsprocedure. De bestuurder wil tijdens zijn beroep de kopieën van de bankafschriften en de kassabonnen inzien. Maar de ontvanger brengt deze stukken niet in. Hij meent dat de stukken niet specifiek betrekking hebben op de relatie van de bestuurder tot de coöperatie en evenmin op de naheffingsaanslagen.
De bestuurder besluit in cassatie te gaan. De Hoge Raad gaat in op het belang van de stukken die de bestuurder wil inzien. De Hoge Raad redeneert dat de ontvanger in een beroepsprocedure tegen een aansprakelijkstelling alle relevante stukken moet overleggen. Dus ook de stukken die inzicht geven in de hoogte van het bedrag van de aansprakelijkstelling. De ontvanger moet om die reden de stukken overdragen die ter beschikking stonden aan de inspecteur. Dat de ontvanger en de inspecteur afzonderlijke bestuursorganen zijn, doet daar geen afbreuk aan. De Hoge Raad ziet evenmin een excuus in de omstandigheid dat de stukken zich inmiddels niet meer onder de inspecteur bevinden. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Amsterdam om de zaak af te handelen.
Bron: HR 26-06-2020
Ontvangers NOW 1.0 openbaar
Op 10 juli 2020 heeft UWV een register online geplaatst met een aantal gegevens van de bedrijven die een voorschot hebben ontvangen in het kader van de eerste tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 1.0). Dit op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De overheid betracht bij de besteding van publiek geld zoveel mogelijk transparantie en de NOW is een subsidie. Daarom is in de regeling NOW opgenomen dat werkgevers instemmen met de openbaarmaking van een aantal gegevens. Tegelijk wordt rekening gehouden met de bedrijfsbelangen en de mogelijke concurrentiegevoeligheid van gegevens. De minister heeft UWV daarom gevraagd de naam van de aanvrager, inclusief de verleende voorschotten en vastgestelde subsidie openbaar te maken. In de NOW-regeling is opgenomen dat hiervoor geen zienswijze gevraagd hoeft te worden.
Het register is te vinden op de website van UWV. In de loop van tijd kan het register nog wijzigen en zal op een later tijdstip worden aangevuld met de definitieve bedragen. De definitieve bedragen kunnen afwijkend zijn van de voorschotbedragen. Na afloop van de tweede aanvraagperiode NOW zal UWV eenzelfde register publiceren.
Bron: UWV.nl, 10-07-2020
Onjuiste verliesverrekening leidt tot vernietiging aanslag
Als de Belastingdienst over een jaar eerst een navorderingsaanslag oplegt omdat ten onrechte een verlies was verrekend en de Belastingdienst geeft daarna pas een verliesherzieningsbeschikking af? Dan moet de Belastingdienst die navorderingsaanslag vernietigen.
Aan een bv wordt een definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2014 opgelegd naar een belastbare winst van € 214.904. Over 2015 geeft de bv een verlies aan in de aangifte. Daardoor vermindert de inspecteur de definitieve aanslag Vpb over 2014. Vervolgens corrigeert de inspecteur het verlies over 2015 en heeft de bv over 2015 een positief belastbaar bedrag. Hierna legt de inspecteur over 2014 een navorderingsaanslag op en wil daarmee de verliesverrekening terugdraaien. Tot slot heeft de inspecteur met dagtekening 28 januari 2020 een verliesherzieningsbeschikking over 2015 afgegeven. Hierin is staat dat het verlies over 2015 nihil is.
Bij Rechtbank Gelderland is het de vraag of de aanslagen Vpb 2014 rechtsgeldig zijn opgelegd. De rechtbank geeft aan de primitieve aanslag Vpb 2014 niet te willen vernietigen. De inspecteur heeft over 2014 geen verlies vastgesteld. Daarom is een aparte verliesherzieningsbeschikking voor de primitieve aanslag niet nodig. De primitieve aanslag over 2014 is correct opgelegd.
De navorderingsaanslag Vpb 2014 is opgelegd om een onjuiste verliesverrekening te corrigeren. De bv stelt dat de inspecteur geen aparte beschikking herziening verlies heeft genomen. Volgens de rechtbank moet de inspecteur bij een ten onrechte verrekend verlies, eerst een verliesherzieningsbeschikking afgeven. Daarna kan de inspecteur de navorderingsaanslag opleggen. De inspecteur heeft pas na het opleggen van de navorderingsaanslag een verliesherzieningsbeschikking genomen. Die volgorde is niet goed en moet leiden tot vernietiging van de navorderingsaanslag. Dit is alleen anders als de bv met de foute volgorde zou hebben ingestemd. Dat heeft de inspecteur niet aangetoond. De navorderingsaanslag 2014 moet worden vernietigd.
Bron: Rb. Gelderland 22-6-2020
eHerkenning verder toegelicht
De vaste commissie van Financiën heeft de staatssecretaris vragen gesteld naar aanleiding van beantwoorde Kamervragen over eHerkenning. Hieruit blijkt dat ook aangiften omzetbelasting op termijn via Mijn Belastingdienst zakelijk moeten worden gedaan.
Volgens de staatssecretaris is de techniek achter het oude portaal voor ondernemers is zeer verouderd. Daarom is het is niet meer mogelijk dit aan te passen. Iedereen die niet over eHerkenning beschikt kan een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting aanvragen met een formulier. Dat formulier is te downloaden via de site van de Belastingdienst. Voor de omzetbelasting blijft het in tegenstelling tot de vennootschapsbelasting voorlopig nog mogelijk om gebruik te blijven maken van het oude portaal om aangiften te blijven doen.
Veel Kamerleden hebben moeite met het feit dat eHerkenning alleen tegen betaling is te verkrijgen. De staatsecretaris heeft in een Kamerbrief van 12 juni al aangegeven dat uit een afweging van de alternatieven blijkt dat compensatie op dit moment de meest passende oplossing voor een ‘kosteloos’ inlogmiddel voor de belastingaangifte door bedrijven is. De compensatie wordt per jaar uitgekeerd. Er wordt gekozen voor een standaardbedrag aan compensatie op basis van de laagste marktprijs voor een driejarig contract (nu € 24,20 incl. btw per jaar). De ondernemer verliest het recht op compensatie als een upgrade wordt aangeschaft en toch meer diensten met het inlogmiddel worden afgenomen. De uitwerking en het online aanvragen van de compensatie kan rond augustus 2020 klaar zijn. De aanschafkosten van Belastingdienst eHerkenningsmiddel niveau 3 (eH3) kunnen vanaf augustus dit jaar worden teruggevraagd. Dit eHerkenningsmiddel is voor ondernemers ook te gebruiken voor de aangiften omzetbelasting.
Rechtspersonen die niet meer in het Handelsregister staan ingeschreven, maar wel aangifte moeten doen, kunnen gebruik maken van commerciële software of een fiscaal dienstverlener. Die rechtspersonen hebben de mogelijkheid tot maximaal € 450 per jaar een compensatie voor de te maken kosten te krijgen voor het inschakelen van een fiscaal dienstverlener of de software. Gestaakte ondernemingen die eHerkenning alleen nodig hebben voor de belastingaangifte, kunnen het Belastingdienst eH3 inlogmiddel aanvragen. Daarbij kunnen zij dan gebruikmaken van de compensatieregeling voor de kosten van eHerkenning.
In zake privacygevoelige informatie moeten de erkende leveranciers van eHerkenning aan strenge privacy-eisen voldoen. Als die leveranciers niet meer aan de vereisten voldoen, zal de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken hun erkenning intrekken. Ook moeten de leveranciers voldoen aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zal hierop toezien. Ook is van belang dat alle leveranciers het ISO27001-certificaat hebben. Daarmee voldoen ze aan de Europese eIDAS-vereisten.
Elke ondernemer die nu al een meerjarig abonnement heeft afgesloten bij een leverancier van eHerkenning voor een algemeen eHerkenningsmiddel kan dit bij zijn leverancier inwisselen voor een specifiek Belastingdienst eHerkenningsmiddel. De leverancier zal de ondernemer hiervoor een gepast aanbod doen.
Bron: MvF 10-07-2020
TOFA met twee weken verlengd
Flexwerkers, oproep- en uitzendkrachten met inkomstenverlies door corona krijgen twee weken langer de tijd om bij UWV een aanvraag te doen voor financiële tegemoetkoming. De TOFA wordt verlengd tot en met zondag 26 juli. Het aantal aanvragen staat nu op bijna 19.000. De verwachting is dat meer mensen van de regeling gebruik zouden kunnen maken.
Hoewel UWV heeft aangegeven de adviestool op www.uwv.nl/TOFA te gebruiken, komen er veel aanvragen binnen die niet aan de voorwaarden voldoen. Op dit moment wordt ruim de helft van de aanvragen afgewezen. Dit lijkt voornamelijk te komen doordat mensen te weinig salaris hebben ontvangen in februari of te veel in april en daarmee niet voldoen aan de voorwaarden.
De TOFA is bedoeld voor flexwerkers die in februari meer dan € 400 bruto (drempelbedrag) hadden en in april minimaal de helft daarvan zijn verloren. Daarbij was het brutoloon in april niet meer dan € 550. Zij kunnen in aanmerking komen voor een vaststaand eenmalige bruto tegemoetkoming van € 550 per maand voor de maanden maart, april en mei. De aanvrager mag in deze periode geen WW, bijstand, of andere socialezekerheidsregeling hebben ontvangen. Op www.uwv.nl/TOFA staat een volledig overzicht aan voorwaarden waaraan moet worden voldaan.
In Nederland werkten in 2019 ruim 800.000 flexwerkers. 545.000 van hen werkten als oproep- of invalkracht en 266.000 als uitzendkracht. De meeste flexwerkers (57%) hebben na ontslag recht op WW. Van de overige 43% zal ook een groot deel recht hebben op WW, bijvoorbeeld omdat zij meer dan zes maanden onafgebroken werken bij dezelfde werkgever, of daarvoor bij een andere werkgever hebben gewerkt.
Naar schatting komt maximaal één derde van de werknemers met een oproep- of uitzendcontract niet in aanmerking voor WW. Meer dan de helft (53%) daarvan zijn thuiswonende kinderen. Negen procent is student. Van de overige 38% heeft ongeveer een derde een huishoudinkomen van meer dan twee keer modaal.
Bron: Min. SZW 10-07-2020
Eerste dag aanvragen NOW 2.0 goed verlopen
Het aanvraagproces voor NOW is op de eerste dag zonder problemen verlopen. Om 16 uur waren bij UWV zo’n 5.520 aanvragen binnengekomen.
Werkgevers kunnen sinds 6 april 2020 9.00 uur ’s een aanvraag NOW 2.0 indienen. UWV spant zich tot het uiterste in om werkgevers zo snel mogelijk uit te betalen. Voor een snelle afhandeling is wel van belang dat werkgevers de aanvraag in één keer goed en volledig invullen. Om werkgevers daarbij te helpen is op de website van UWV een checklist te vinden met de benodigde gegevens. Met de rekenhulp omzetverlies kunnen werkgevers het percentage aan omzetverlies over een periode van vier maanden berekenen. Dit percentage moeten werkgevers opgeven bij de aanvraag. Deze rekenhulp is mede mogelijk gemaakt door SZW en UWV. Ook de medewerkers van Klant & Service zitten weer klaar om vragen van werkgevers te beantwoorden. Zij kregen tot nu toe zo’n 400 telefonische vragen.
Werkgevers kunnen NOW 2.0 aanvragen tot en met 31 augustus.
Bron: UWV.nl 06-07-2020
Einde uitstel? In één keer terugbetalen niet nodig
Ondernemers die drie maanden bijzonder uitstel van betaling hebben gekregen vanwege de coronacrisis, hebben mogelijk van de Belastingdienst een brief ontvangen dat het uitstel is afgelopen. Dit betekent echter niet dat de belasting in één keer alsnog betaald moet worden.
In de brief wijst de Belastingdienst erop dat het bijzonder uitstel kan worden verlengd. De Belastingdienst heeft nu in een nieuwsbericht aangegeven dat een passage in de brief wat onhandig is geformuleerd. Door die formulering kan de gedachte ontstaan dat de verschuldigde belasting in één moet worden betaald. Dat is niet het geval. De Belastingdienst geeft aan de brief aan te zullen passen.
Het kabinet wil ondernemers zo goed mogelijk helpen en kijkt naar gespreide terugbetalingsmogelijkheden en maatwerk. Hierover ontstaat in de zomer meer duidelijkheid. Dan informeert de Belastingdienst de belastingschuldigen over de betaling. Er hoeft nu nog geen belasting te worden betaald. Bovendien is het altijd nog mogelijk langer bijzonder uitstel aan te vragen na het verstrijken van de drie maanden.
Bron: Belastingdienst, 10-07-2020
Na 2015 geen keuzerecht buitenlandse belastingplicht meer
Per 1 januari 2015 is het keuzerecht voor buitenlands belastingplichtigen om als binnenlands belastingplichtige behandeld te worden afgeschaft. Aan de wetgever komt een ruime beoordelingsvrijheid toe om bepaalde keuzes te maken. De rechter moet die keuzes in beginsel respecteren, tenzij die keuzes evident van redelijk grond zijn ontbloot.
Een vrouw woont in 2015 en 2016 in Marokko, haar echtgenoot woont in Nederland. De echtgenoot werkt ook in Nederland. Tot 2015 ontvangt de vrouw de heffingskorting van de Belastingdienst, omdat ze kiest voor behandeling als binnenlands belastingplichtige. Per 1 januari 2015 is de regeling gewijzigd. De vrouw heeft vanaf dat moment geen recht meer op uitbetaling van de heffingskorting. Zij is namelijk niet woonachtig in een EU-lidstaat, EER-staat, Zwitserland of op de BES-eilanden.
Bij Hof Den Bosch is in geschil of de vrouw recht heeft op de algemene heffingskorting. Het hof is van oordeel dat de fiscale wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft om gevallen als gelijkwaardig te behandelen Als de wetgever op elkaar lijkende gevallen ongelijk behandelt, dan kan daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor bestaan. De rechter moet de keuzes van de wetgever respecteren. Dat geldt ook voor de uit die keuzes ontstane gevolgen. Alleen als de keuzes van de wetgever overduidelijk van redelijke grond zijn ontbloot, kan de rechter ingrijpen.
Inwoners van de EU, de EER, Zwitserland en de BES eilanden kunnen rechten ontlenen aan bepaalde verdragen, zoals het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of andere internationale verdragen. Door die verdragen hebben voornoemde inwoners verkeersvrijheden. Een inwoner van Marokko heeft geen recht op die verkeersvrijheden. Daarom mag de wetgever een inwoner uit Marokko ongunstiger behandelen als inwoners van de EU, EER, Zwitserland of de BES-eilanden. Ook voor het ontbreken van overgangsrecht is een goede reden. Overgangsrecht maakt een regeling duur in uitvoering en handhaving. Bovendien gaat het om een relatief kleine groep belastingplichtigen. Het hof is van oordeel dat door voornoemde redenen de ongunstigere behandeling van de vrouw gerechtvaardigd is. Het hof wijst ook nog het beroep van de vrouw op het non-discriminatiebeginsel uit het belastingverdrag met Marokko af. Het discriminatieartikel ziet niet op de situatie van de vrouw.
Bron: Hof Den Bosch 2-7-2020
Jaarbudget SEPP 2020 nieuwe auto’s al overtekend
Volgens de site van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is voor nieuwe elektrische auto’s al meer subsidie aangevraagd dan het jaarbudget. Dit geldt voor koop en lease. Voor gebruikte elektrische auto’s is er nog wel budget.
Elektrische personenauto’s doen voldoen aan de volgende voorwaarden, komen in aanmerking voor een subsidie van € 4.000 (nieuwe auto) of € 2.000 (gebruikte auto):
Een 100% elektrische personenauto met een actieradius van minimaal 120 kilometer.
De catalogusprijs (oorspronkelijke nieuwprijs) is niet lager dan € 12.000 en niet hoger dan € 45.000.
De auto is als elektrische personenauto geproduceerd en mag niet zijn omgebouwd tot elektrische auto.
Eigenaren van nieuwe compacte elektrische auto’s kunnen nog steeds een aanvraag indienen. Ook toekomstige eigenaren van nieuwe elektrische auto’s kunnen aanvragen blijven indienen. De aanvraag wordt doorgeschoven naar 2021. Aanvragen kunnen niet meer dan één kalenderjaar worden doorgeschoven. Het jaarbudget voor 2021 is nog niet vastgesteld.
Bron: RVO.nl