Met ingang van 1 januari 2023 geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen het nultarief voor de omzetbelasting. Daardoor zullen particuliere zonnepaneelhouders zich doorgaans niet meer aanmelden als ondernemer.

Wanneer een leverancier of installateur in 2022 een (deel)factuur uitreikt voor de levering en installatie van zonnepanelen in 2023, dient omzetbelasting in rekening te worden gebracht. Om voor een teruggaaf van btw over deze factuur in aanmerking te komen, dient de zonnepaneelhouder zich als ondernemer aan te melden bij de Belastingdienst. Daarbij kan hij kiezen voor toepassing van de kleineondernemersregeling (KOR). De levering van stroom is dan vrijgesteld van omzetbelasting mits de omzetgrens van de KOR niet wordt overschreden. De keuze voor de KOR moet in 2022 worden gedaan om deze regeling per 1 januari 2023 te kunnen toepassen. Keuze voor de KOR per 1 januari 2023 heeft tot gevolg dat de zonnepaneelhouder geen recht heeft op teruggave van de btw, die is begrepen in de factuur uit 2022, omdat de zonnepanelen zullen worden gebruikt voor vrijgestelde leveringen. Dit gevolg is te voorkomen door te kiezen voor toepassing van de KOR per 1 januari 2024. Gevolg hiervan is echter dat de zonnepaneelhouder dan over 2023 aangiften omzetbelasting moet doen en de verschuldigde btw moet afdragen. Dat is een ongewenst gevolg.

De staatssecretaris van Financiën heeft daarom goedgekeurd dat de particuliere zonnepaneelhouder, die in 2022 de keuze maakt voor toepassing van de KOR per 1 januari 2023, voor teruggaaf van in 2022 in rekening gebrachte btw voor de levering of installatie van zonnepanelen in aanmerking komt.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2022-26848, Staatscourant 2022, Nr. 32543 | 05-12-2022

De minister van SZW heeft in een brief aan de Tweede Kamer over het STAP-budget gemeld dat het subsidieaanvraagtijdvak van januari 2023 wordt overgeslagen. Dat is het gevolg van een uitspraak van de rechter in kort geding over het opschorten van de subsidiebetaling aan een opleider. De aanleiding voor de opschorting was een onderzoek naar mogelijk oneigenlijk gebruik van de regeling door deze opleider. De rechter vindt het instellen van een onderzoek onvoldoende grond om de voorlopige betaling op te schorten. Volgens de minister moet de werkwijze van de onderzoeken naar misbruik en oneigenlijk gebruik worden aangepast. Het eerste scholingstijdvak van 2023 wordt overgeslagen om te voorkomen dat scholing wordt gesubsidieerd, die niet aan de voorwaarden van de regeling voldoet.

Het eerstvolgende aanvraagtijdvak begint op 28 februari 2023. Het totale voor 2023 beschikbare STAP-budget verandert niet.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2022-0000262004 | 11-12-2022

De minister van EZK heeft de kabinetsreactie op de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR) en de doorschuifregelingen (DSR) in de inkomstenbelasting naar de Tweede Kamer gestuurd. De BOR voorziet onder voorwaarden in een vrijstelling van schenk- en erfbelasting voor het ondernemingsvermogen bij bedrijfsopvolgingen. De regeling is bedoeld om liquiditeitsproblemen voor de onderneming bij schenking of vererving daarvan te voorkomen. De DSR schuiven de belastingclaims op de meerwaarde van ondernemingsvermogen door van de overdragende op de verkrijgende ondernemer. De DSR gelden ook voor aandelen die tot een aanmerkelijk belang horen, voor zover de vennootschap een materiële onderneming drijft.

Het kabinet kiest er niet voor om de BOR af te schaffen. Wel zal de BOR worden aangepast. Een van de aanpassingen betreft door een onderneming aan derden verhuurde onroerende zaken. Deze zullen voor de BOR en de DSR worden aangemerkt als beleggingsvermogen. Dat zal worden opgenomen in het Belastingplan 2024 en vermoedelijk ingaan per 1 januari 2024.

In het voorjaar van 2023 buigt het kabinet zich over verdere aanpassingen van de BOR en de DSR. Daarbij spelen de volgende vragen een rol:

  • Hoe kan beter onderscheid worden gemaakt tussen ondernemings- en beleggingsvermogen voor de BOR en DSR?
  • Kan de toegang tot de DSR en BOR beperkt worden tot reguliere aandelen waarmee daadwerkelijk ondernemingsrisico wordt gelopen?
  • Moet de dienstbetrekkingseis in de DSR vervallen of gewijzigd worden?
  • Is het mogelijk om de huidige bezits- en voortzettingseis in de BOR zodanig aan te passen dat deze positiever uitpakken voor de flexibiliteit van ondernemingen (wijziging ondernemingsactiviteiten) waarbij alleen reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking komen?
  • Is het mogelijk om de DSR en BOR te beperken tot een eenmalige toepassing?
  • Kan het gebruik van de DSR beter worden geregistreerd en in aangiftes worden opgenomen?
  • Welke geconstateerde knelpunten in de uitvoering kunnen verholpen worden?
  • Wat is de verdeling van het ondernemings- en beleggingsvermogen in de BOR?

De verdere uitwerking van de verbeteropties zal worden besproken met verschillende betrokken partijen, zoals VNO-NCW, MBK-Nederland en Familiebedrijven Nederland.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | DGBI / 22572682 | 08-12-2022

Op Prinsjesdag 2022 heeft het kabinet aangekondigd, dat een fiscale beleggingsinstelling per 1 januari 2024 niet meer direct in vastgoed mag beleggen. Deze maatregel wordt uitgesteld tot 1 januari 2025. Dit is bekend gemaakt in de kabinetsreactie op een evaluatierapport over de fiscale beleggingsinstelling (fbi) en de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi).

Als gevolg van de voorgenomen vastgoedmaatregel wordt de winst van een fiscale beleggingsinstelling, die voornamelijk in vastgoed belegt, vanaf 1 januari 2025 belast tegen het reguliere tarief van de vennootschapsbelasting in plaats van tegen een nultarief. Indirect beleggen in vastgoed blijft mogelijk voor een fbi zonder gevolgen voor het vennootschapsbelastingtarief. Het uitstel moet beleggingsinstellingen en beleggers voldoende tijd geven om hun beleggingsbeleid te kunnen aanpassen. Daarnaast hangt het uitstel van de inwerkingtreding van de vastgoedmaatregel samen met de invoering per 1 januari 2024 van een voorwaardelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting voor herstructureringen, die direct samenhangen met de vastgoedmaatregel. Deze voorwaardelijke vrijstelling zal alleen in het jaar 2024 gelden.

De maatregelen zullen binnenkort worden uitgewerkt in een wetsvoorstel, dat ter consultatie zal worden gelegd in het eerste kwartaal van 2023. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel op Prinsjesdag 2023 in te dienen bij de Tweede Kamer.

Het vbi-regime blijft bestaan, maar zal wel worden aangepast. Het voornemen is om alleen  beleggingsinstellingen, die een vergunning hebben en onder toezicht staan van de AFM en DNB, toe te laten tot de regeling. Deze aanpassing gaat het niet-beoogde gebruik van het vbi-regime tegen. Bestaande niet-beoogde vbi’s worden door deze aanpassing regulier belastingplichtig in de Vpb. Het betreft met name familiefondsen in de vorm van een fonds voor gemene rekening, die opteren voor het vbi-regime.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2022-0000290229 | 08-12-2022

De Belastingdienst heeft de eerste Nieuwsbrief Loonheffingen 2023 gepubliceerd. In een bijlage bij de nieuwsbrief is een overzicht van tarieven, bedragen en percentages loonheffingen, zoals deze per 1 januari 2023 gelden, opgenomen.

Gebruikelijk loon

Uit dit overzicht blijkt dat het gebruikelijk loon voor werknemers met een aanmerkelijk belang (meestal de dga en zijn partner) in 2023 ten minste € 51.000 dient te bedragen.

Inkomensgrenzen 30%-regeling

Voor werknemers met een specifieke deskundigheid, die uit het buitenland zijn aangeworven, kan op verzoek de 30%-regeling worden toegepast. Het loon van de werknemer dient in 2023 ten minste € 41.954 te bedragen. Voor een werknemer met specifieke deskundigheid die nog geen 30 jaar is, geldt een lager bedrag van € 31.891 per jaar.

Waarde van maaltijden en huisvesting

Voor door de werkgever verstrekte maaltijden dient een bijtelling per maaltijd plaats te vinden van € 3,55. Dit geldt zowel voor ontbijt, lunch als voor diner. Voor door de werkgever verstrekte huisvesting of inwoning dient een bijtelling plaats te vinden van € 6,10 per dag.

Bron: Belastingdienst | publicatie | 04-12-2022

Per 1 januari 2023 gelden de volgende bedragen voor het wettelijk minimumloon:

Leeftijd per maand per week per dag
 vanaf 21 jaar  € 1.934,40   € 446,40  € 89,28
 20 jaar  € 1.547,50  € 357,10  € 71,42
 19 jaar  € 1.160,65   € 267,85  € 53,57
 18 jaar  € 967,20  € 223,20  € 44,64
 17 jaar  € 764,10  € 176,35  € 35,27
 16 jaar  € 667,35  € 154,00  € 30,80
 15 jaar  € 580,30  € 133,90  € 26,78
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 04-12-2022

Ouders en verzorgers van kinderen tot en met 17 jaar ontvangen kinderbijslag. De bedragen van de kinderbijslagbedrag zijn per 1 januari 2023 aangepast in lijn met de ontwikkeling van de consumentenprijs. De nieuwe bedragen zijn:

Leeftijd kind Bedrag per kind per kwartaal
 0 t/m 5 jaar (70%)  € 269,76
 6 t/m 11 jaar (85%)  € 327,56
 12 t/m 17 jaar (100%)  € 385,37
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 04-12-2022

De periode waarin het mogelijk is om vaststelling van de loonkostensubsidie NOW-5 aan te vragen is verlengd tot en met 2 juni 2023. Dit betekent voor een vaststellingsaanvraag voor de NOW-5 en de NOW-6 nu dezelfde uiterste datum geldt. De oorspronkelijke einddatum voor de openstelling van het vaststellingsloket voor de NOW-5 was 22 februari 2023. De NOW-5 betreft de periode november en december 2021. De NOW-6 betreft het eerste kwartaal van 2022.

De periode van indiening is verlengd zodat accountants op basis van het gecombineerde accountantsprotocol van de NOW-5 en NOW-6 bepaalde controlewerkzaamheden kunnen combineren. Wel is voor beide vaststellingsaanvragen een afzonderlijke verklaring nodig.

De oorspronkelijke openstelling van het vaststellingsloket voor de NOW-5 liep tot en met 22 februari 2023.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 29-11-2022

De Successiewet kent een voorwaardelijke vrijstellingsregeling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Deze zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling geldt zowel voor de erfbelasting als voor de schenkbelasting. Om de vrijstelling van toepassing te laten zijn, moet de verkrijger voldoen aan het voortzettingsvereiste. Dat houdt in dat de verkrijger de onderneming gedurende ten minste vijf jaar voortzet. De regeling geldt onder voorwaarden ook voor aandelen in een rechtspersoon, die een materiële onderneming drijft.

De staatssecretaris van Financiën heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet. De procedure heeft betrekking op de verkrijging in 2014 van alle aandelen in een holding door schenking. Een dochtermaatschappij was eigenaar van een benzinestation, dat werd verhuurd aan een kleindochtervennootschap van de holding. In de loop van 2015 werd de exploitatie van het benzinestation verhuurd aan een derde voor een periode van vijf jaar. Na afloop van de huurperiode is het benzineservicestation verkocht aan de exploitant.

Volgens Hof Den Bosch is voldaan aan het voortzettingsvereiste. De bedrijfsopvolgingsregeling sluit voor wat betreft het voortzettingsvereiste bij het stakings- en vervreemdingsbegrip uit de Wet IB 2001 aan. Voor de inkomstenbelasting leidt de verhuur van een aanvankelijk zelf gedreven onderneming niet tot een staking of een overdracht van die onderneming. Het hof ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat dit voor de bedrijfsopvolgingsregeling anders zou zijn.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20221793, 21/03796 | 01-12-2022

De minister van SZW heeft de premiepercentages en enkele bedragen voor diverse sociale verzekeringen voor 2023 gepubliceerd.

 Omschrijving

 Percentage of bedrag

 AOW

 17,90%

 Anw

 0,10%

 Maximum premieloon

 € 66.956

 Algemeen Werkloosheidsfonds, lage premie

 idem, hoge premie

 2,64%

 7,64%

 Uitvoeringsfonds voor de overheid

 0,68%

 Arbeidsongeschiktheidsfonds, hoge premie

 idem, lage premie

 7,11%

 5,82%

 Opslag kinderopvang

 0,50%

 Minimumloonsomgrens Werkhervattingskas sector   Grootwinkelbedrijf

 € 6.922.501

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2022-0000231651, Staatscourant 2022, Nr. 32328 | 30-11-2022