Voorgesteld wordt om het privégebruik van een door de werkgever vergoede of verstrekte OV-kaart of voordeelurenkaart gericht vrij te stellen, als de werknemer de kaart ook voor zakelijke reizen, waaronder woon-werkverkeer, gebruikt.
Voor de leveringen van bepaalde agrarische goederen geldt het verlaagde tarief van de omzetbelasting. De toepassing van het verlaagde tarief hangt samen met de destijds geldende landbouwregeling. De landbouwregeling is per 1 januari 2018 afgeschaft. Voorgesteld wordt om het verlaagde tarief op deze leveringen per 1 januari 2025 te vervangen door het algemene tarief.
Dit wetsvoorstel bevat drie maatregelen voor de glastuinbouwsector. Het betreft:
- het afschaffen van de verlaagde energiebelastingtarieven,
- het beperken van de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking en
- de introductie van een CO2-heffing glastuinbouw.
Het beperken van de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking geldt niet alleen voor de glastuinbouw, maar ook voor de industrie en energiesector.
Verlaagde tarieven
Voor de glastuinbouw gelden verlaagde tarieven in de energiebelasting voor gas. In de periode van 1 januari 2025 tot 2030 worden deze geleidelijk afgeschaft. In dezelfde periode wordt de vrijstelling van energiebelasting voor elektriciteitsopwekking geleidelijk beperkt. De afschaffing van de verlaagde energiebelastingtarieven op aardgas voor de glastuinbouwsector heeft ook effect op de heffing van accijns. De teruggaafregeling voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, dat gebruikt wordt voor de bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten indien geen aansluiting aanwezig is voor aardgas, vervalt per 1 januari 2025.
CO2-heffing glastuinbouw
Per 1 januari 2025 wordt een CO2-heffing voor de glastuinbouw ingevoerd. De heffing gaat ook gelden voor energiebedrijven, die binding met één of meerdere glastuinbouwbedrijven hebben. Glastuinbouwbedrijven en energiebedrijven voor de glastuinbouw met een ETS-installatie worden uitgezonderd voor de CO2-heffing industrie en minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking om dubbele CO2-heffing te voorkomen. Voorlopig wordt uitgegaan van een tarief van € 1,35 per ton CO2 in 2025. Het tarief loopt lineair op naar € 6,80 in 2030.
Doel van de fiscale bedrijfsopvolgingsregelingen is te voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt. De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (BOR) en de doorschuifregeling voor een aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab) worden per 1 januari 2025 als volgt aangepast.
- De vrijstelling van 100% van de schenk- en erfbelasting bij een bedrijfsopvolging geldt tot een goingconcernwaarde van de onderneming van € 1,5 miljoen. De gedeeltelijke vrijstelling voor het meerdere ondernemingsvermogen daalt van 83 naar 70%.
- De 5%-doelmatigheidsmarge, waardoor een deel van het beleggingsvermogen in de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen wordt beschouwd, vervalt.
- Bedrijfsmiddelen, die zowel privé als zakelijk worden gebruikt, kwalificeren slechts voor de BOR en DSR ab voor zover deze in de onderneming worden gebruikt. Dat geldt voor bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 op het moment van de verkrijging en een niet-zakelijk gebruik van meer dan 10%.
- De dienstbetrekkingseis in de DSR ab vervalt.
- Er wordt een minimumleeftijd van 21 jaar ingevoerd voor de verkrijger bij schenking van een ab voor de DSR ab en voor schenking voor de BOR.
Op Prinsjesdag 2022 is aangekondigd dat aan derden verhuurde onroerende zaken met ingang van 1 januari 2024 niet meer in aanmerking komen voor de BOR en de DSR ab. Deze maatregel is opgenomen in dit wetsvoorstel. Aan derden verhuurde onroerende zaken worden voortaan aangemerkt als beleggingsvermogen. Of sprake is van aan derden verhuurde onroerende zaken wordt beoordeeld aan de hand van een feitelijkgebruiktoets én een oogmerktoets.
Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) is subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De winst van een fbi wordt belast tegen een tarief van 0% voor zover deze wordt uitgekeerd aan de beleggers. De regeling voor de fbi wordt aangepast door invoering van de zogenoemde vastgoedmaatregel. Daardoor is het vanaf 1 januari 2025 niet langer mogelijk voor een fbi om direct in Nederlands vastgoed te beleggen. Een beleggingsinstelling, die wel direct in Nederlands vastgoed belegt, wordt regulier belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Een fbi mag wel direct beleggen in vastgoed dat in het buitenland is gelegen.
Er komt een voorwaardelijke en tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2024 voor herstructureringen van bestaande fbi’s die beleggen in Nederlands vastgoed.
Het kabinet stelt een aantal aanpassingen van het kindgebonden budget voor:
- Het maximumbedrag voor het eerste kind wordt verhoogd met € 750 per jaar.
- Het maximumbedrag voor het tweede en volgende kinderen gaat met € 883 per jaar omhoog.
- Het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 tot 18 jaar stijgt met € 400 per jaar.
- Het extra kindgebonden budget voor alleenstaande ouders wordt verlaagd met € 619 per jaar.
- De inkomensdrempel voor de berekening van een korting op het kindgebonden budget voor ouderparen wordt verlaagd met € 11.111 per jaar.
De aanpassingen van de genoemde (maximum)bedragen in het kindgebonden budget vinden plaats nadat de bedragen van het kindgebonden budget uit 2023 zijn aangepast op grond van eerder beleid en zijn geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Deze factor bedraagt voor 2024 1,099.
Een ondernemer kan de omzetbelasting, die door andere ondernemers aan hem voor door hen verrichte leveringen en diensten in rekening is gebracht, in aftrek brengen. Voorwaarde is dat de goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt in het kader van zijn onderneming. Volgens de Hoge Raad geldt in beginsel de persoon aan wie door een ondernemer een factuur is uitgereikt waarin hij wordt genoemd als degene aan wie de levering of dienst is verricht als afnemer van de prestatie. Behoudens tegenbewijs is deze persoon degene die recht heeft op aftrek van voorbelasting indien aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
Een bv kocht een auto voor een bedrag van € 85.000. In dit bedrag was € 13.245 aan omzetbelasting begrepen. De bv heeft dit bedrag aan omzetbelasting als voorbelasting in mindering gebracht op de aangifte omzetbelasting. Een maand later verkocht de bv de auto aan haar dga voor € 15.000, inclusief € 1.122 aan omzetbelasting. De auto is door de oorspronkelijke verkoper direct geleverd aan de dga. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst de aftrek van voorbelasting bij de bv gecorrigeerd door het opleggen van een naheffingsaanslag. De correctie bedroeg per saldo € 12.123.
In de procedure over de naheffingsaanslag was onder meer in geschil of de bv ter zake van de levering van de auto recht heeft op aftrek van voorbelasting. Een ander punt van geschil was of het verschil tussen aan- en verkoopprijs van de auto, dat als verkapte dividenduitkering is aangemerkt, onderdeel is van de vergoeding voor de overdracht van de auto aan de dga. De rechtbank diende daarnaast de vraag te beantwoorden of sprake is van misbruik van recht, waardoor geen recht bestaat op aftrek van voorbelasting en of de vergrijpboete terecht is opgelegd.
De rechtbank stelde vast dat de factuur op naam van de bv is gesteld en dat zij daarin wordt verplicht die factuur te betalen. Niet in geschil is dat de bv de factuur heeft voldaan. De Belastingdienst betwistte dat de bv de afnemer van de auto is. Het is daarom aan de Belastingdienst om te bewijzen dat de levering van de auto niet aan de bv is verricht. De Belastingdienst wees erop dat het kenteken van de auto niet op naam van de bv is gesteld en dat de auto niet is gebruikt binnen de onderneming van de bv. De auto is bij de oorspronkelijke verkoper blijven staan tot na het moment waarop deze was doorverkocht door de bv aan de dga. De bv heeft geen nader bewijs aangedragen waaruit blijkt dat zij de afnemer is van de auto. De naheffingsaanslag is daarom terecht en niet te hoog opgelegd.
Op zand- en lössgronden geldt al jarenlang de verplichting een vanggewas te telen na snijmaïs. Deze verplichting geldt met ingang van 2023 ook voor bedrijven in met nutriënten verontreinigde gebieden, die gebruik maken van derogatie.
Wat zijn NV-gebieden?
In 2023 zijn door de minister met nutriënten verontreinigde gebieden (NV-gebieden) aangewezen. Dit zijn gebieden waar extra maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit te verbeteren. In 2023 zijn dit de werkgebieden van de waterschappen Hollands Noorderkwartier, Delfland en Brabantse Delta.
Hoe een vanggewas inzaaien?
Een vanggewas na maïs mag op drie manieren worden ingezaaid:
- door onderzaai;
- door direct nadat de mais is geoogst een vanggewas in te zaaien; of
- door na de oogst van snijmais wintergraan te telen. Dit geldt als hoofdteelt in het volgende jaar.
Wanneer een vanggewas als hoofdteelt?
Soms is het verplicht om een vanggewas als hoofdteelt te gebruiken voor het volgende jaar. Dit is het geval als het bedrijf vanaf 2 oktober, maar uiterlijk 31 oktober:
- een vanggewas teelt na snijmais; of
- een andere maissoort oogst en het vanggewas niet direct daarna kan inzaaien.
Vanggewas doorgeven aan RVO.nl tot en met 1 oktober
Landbouwers op zand- en lössgronden en in de NV-gebieden geven het vanggewas door in de Gecombineerde Opgave op mijn.rvo.nl. Voor ieder maisperceel geeft men het vanggewas op als nateelt. Dit gebeurt voor alle vanggewassen die men zaait. Daarbij moet ook worden ingevuld of er uiterlijk op 1 oktober of na 1 oktober wordt ingezaaid. Indien de ingevulde zaaidatum niet wordt gehaald, hoeft de nieuwe datum alleen doorgegeven te worden als er op of na 2 oktober wordt gezaaid. Doorgeven kan tot en met 1 oktober 2023.
In het Besluit proceskosten bestuursrecht is geregeld dat een belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding van verletkosten. Het besluit omvat niet onder welke voorwaarden aanspraak gemaakt kan worden op die vergoeding. In de Nota van toelichting bij het besluit staat dat verletkosten de kosten van tijdverzuim zijn voor het persoonlijk bijwonen van een zitting.
Hof Den Bosch heeft het verzoek om toekenning van een vergoeding voor verletkosten afgewezen. De reden voor de afwijzing is dat de belanghebbende de zitting niet persoonlijk heeft bijgewoond. De belanghebbende meende desondanks recht te hebben op vergoeding, omdat de werkzaamheden van de bv, waarvoor zij werkzaam is, door de afwezigheid van haar echtgenoot in verband met een procedure, gedwongen zijn komen stil te liggen. De belanghebbende heeft verlof moeten opnemen omdat zij door de afwezigheid van haar echtgenoot haar werkzaamheden als tandartsassistente niet uit kon voeren.
Volgens het hof komen de kosten van tijdverzuim voor het niet-persoonlijk bijwonen van een zitting of hiermee verband houdende kosten niet voor vergoeding als verletkosten in aanmerking.
De staatssecretaris van Financiën heeft een ontwerp van de Wet werkelijk rendement box 3 ter consultatie gepubliceerd. De consultatie betreft geen afgerond wetsontwerp maar een ontwerp op hoofdlijnen. Belangstellenden kunnen tot en met 20 oktober 2023 reageren. Het is de bedoeling dat op 1 januari 2027 een nieuw box 3-stelsel in werking zal treden.
Het nieuwe stelsel geldt voor alle vermogensbestanddelen, die nu ook in box 3 vallen. In beginsel worden bestaande vrijstellingen gehandhaafd, tenzij er aanleiding is om een vrijstelling anders vorm te geven of af te schaffen. Alle bezittingen en schulden worden gewaardeerd naar de waarde in het economische verkeer.
Uitgangspunt voor het voorstel is een vermogensaanwasbelasting. Op die manier wordt het werkelijk behaalde rendement van vermogen belast. Het te belasten rendement bestaat uit direct en indirect rendement. Direct rendement omvat rente, huur, pacht en dividend, verminderd met kosten. Indirect rendement bestaat uit de gerealiseerde en ongerealiseerde waardeontwikkeling van vermogen, minus kosten. De waardeontwikkeling wordt in principe jaarlijks belast. Een verlies wordt verrekend met box 3-inkomen uit andere jaren. Er komt een drempel voor de verliesverrekening.
Op het uitgangspunt van een vermogensaanwasbelasting gelden enkele uitzonderingen. Daarvoor geldt een vermogenswinstbelasting. Deze uitzonderingen zijn onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven en startende innovatieve ondernemingen. De waardeontwikkeling van deze vermogensbestanddelen wordt niet jaarlijks belast maar pas bij realisatie. In veel gevallen is dat bij verkoop van het vermogensbestanddeel. Voor een vakantiewoning, die hoofdzakelijk in eigen gebruik is, wordt het rendement forfaitair bepaald. Dit forfait is een vast percentage van de WOZ-waarde.
Vermogensaanwas van banktegoeden doet zich in de regel niet voor. Daarom wordt voorgesteld om enkel de rente te belasten. Dat heeft tot gevolg dat ook koerswinst en -verlies op banktegoeden in vreemde valuta niet in de heffing worden betrokken.
Om te voorkomen dat in gelieerde verhoudingen transacties worden gesloten op afwijkende voorwaarden om belasting te ontwijken geldt een zakelijkheidstoets.
Roerende zaken voor eigen gebruik, zoals auto’s, caravans en boten, blijven buiten de belastingheffing.
Voorgesteld wordt om de vrijstelling voor groen sparen en beleggen af te schaffen en de heffingskorting voor groene beleggingen en spaartegoeden te verhogen.
Om waarderingsproblemen bij genotsrechten te voorkomen wordt voorgesteld om de vermogensaanwas of vermogenswinst te belasten bij de eigenaar van het vermogensbestanddeel. Het genotsrecht wordt gewaardeerd op nihil en het vermogensbestanddeel wordt gewaardeerd alsof er geen genotsrecht op gevestigd is. De reguliere voordelen, zoals dividend en rente worden belast bij degene bij wie deze opkomen.
Het heffingvrije vermogen van het huidige belastingstelsel wordt vervangen door een heffingvrij inkomen. De hoogte van het heffingvrije inkomen, het belastingtarief en de verliesdrempel zijn nog niet vastgesteld.
Diensten
Ons kantoor
Online producten
Contact
3771 AJ Barneveld
Tel: (0342) 46 25 25
info@burgersaccountants.nl