Vraag alsnog btw over zonnepanelen terug

De Hoge Raad heeft onlangs een arrest gewezen die belastingplichtigen die vergeefs btw hebben teruggevraagd over de aanschaf van zonnepanelen houvast biedt. Veelal wees de fiscus dat teruggaafverzoek af met het argument dat men te laat was. Die vlieger gaat volgens de Hoge Raad niet op.

Veel particulieren met zonnepanelen op hun woning hebben zich na het zogenoemde Fuchs-arrest van het Europese Hof van Justitie bij de Belastingdienst aangemeld als ondernemer voor de btw, om zo de btw over de aanschaf van de zonnepanelen te kunnen terugvragen. In veel gevallen werd dit door de fiscus geweigerd met het argument dat men te laat was. Volgens de fiscus geldt dat de btw uiterlijk moet worden teruggevraagd binnen drie maanden na het tijdvak waarop de factuur betrekking heeft. Een belastingplichtige die in september 2012 (derde kwartaal 2012) de zonnepanelen had laten plaatsen en pas in maart 2013 (na de conclusie van de advocaat-generaal van het Europese Hof inzake de Fuchs-zaak) verzocht om een uitnodiging tot het doen van aangifte was hiermee volgens de fiscus te laat. Dit had hij uiterlijk 31 oktober 2012 moeten doen en de btw had hij uiterlijk eind december 2012 moeten terugvragen.
De belastingplichtige liet het hier niet bij en vocht zijn zaak uit tot aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft nu beslist dat voor een verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte geen termijn geldt indien, zoals in dit geval, de belastingplichtige geen belasting hoefde te betalen maar alleen maar een bedrag terugkreeg. Volgens de Hoge Raad ontstaat de verplichting om te verzoeken om een aangiftebiljet dus pas als de betalen belasting de terug te vragen voorbelasting overtreft. Het kon de belastingplichtige daarom niet worden tegengeworpen dan het niet tijdig bij aangifte een verzoek om teruggaaf heeft gedaan.
Bron: HR 15-12-2017

Bijna 20 procent voltijdbanen bij buitenlandse bedrijven

Nederland telt ongeveer 15.000 buitenlandse bedrijven. Deze buitenlandse multinationals en hun toeleveranciers waren in 2014 goed voor 1,4 miljoen voltijdbanen, bijna 20% van alle voltijdbanen in ons land. Dit meldt het CBS in de Internationaliseringsmonitor.

In 2014 zorgden buitenlandse multinationals voor ruim 700.000 voltijdbanen (vte). Daarnaast zorgden deze multinationals voor nog eens bijna 650.000 indirecte banen bij andere bedrijven in Nederland.
Buitenlandse multinationals zijn bedrijven in Nederland waarover de zeggenschap in het buitenland ligt. Ze zorgen vooral voor banen in de detail- en groothandel (205.000 voltijdbanen) en de industrie (194.000 voltijdbanen).
In de industrie is het aandeel buitenlandse multinationals in het aantal voltijdbanen het hoogst, bijna 28%. Maar ook bij de sectoren vervoer en opslag (27%), informatie en communicatie (25%) en bij de detail- en groothandel (20%) zijn buitenlandse multinationals belangrijke werkgevers.
Het grootste deel van indirecte werkgelegenheid die multinationals scheppen, komt terecht bij niet-multinationals. Bij niet-multinationals werden in 2014 ruim 460.000 banen gecreëerd doordat deze bedrijven in de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals zitten. Maar ook bij Nederlandse multinationals en bij de non-business economy (met name non-profitinstellingen) worden respectievelijk ruim 115.000 en 70.000 banen gecreëerd doordat ze deel uit maken van de toeleveringsketen van buitenlandse multinationals.
Bedrijven uit de handel en de commerciële dienstverlening zijn veruit de belangrijkste toeleveranciers van buitenlandse multinationals. Bijna 60% van de indirecte werkgelegenheid ontstaat bij deze sectoren.
Bron: CBS 14-12-2017

Voorschot MKB uitvoering herstelkader rentederivaten

De uitvoering van het herstelkader rentederivaten is opnieuw vertraagd. Banken bieden op aandringen van AFM voorschotten compensatie herstelkader derivaten aan kwetsbare klanten en overige MKB-klanten aan die langer op hun compensatie moeten wachten.

In het verleden hebben banken de wettelijke eisen bij de advisering over derivaten aan niet-professionele partijen onvoldoende nageleefd. Hierdoor kan het zich voordoen dat klanten een niet passend derivaat hebben en daar schade van ondervinden. De banken zijn daarom in 2014 gestart met het herbeoordelen van rentederivatencontracten. Door de AFM is het uniforme herstelkader in het leven geroepen dat voorschrijft hoe de herbeoordelingen moeten worden uitgevoerd en welke herstelacties banken in specifieke situaties moeten uitvoeren om opgelopen schade te compenseren en toekomstige schade te voorkomen.
Uit de voortgangsrapportage Uniform Herstelkader Rentederivaten MKB (december 2017) blijkt dat de uitvoering van het herstelkader opnieuw vertraging oploopt.
Op aandringen van de AFM bieden de banken voorschotten aan kwetsbare klanten en overige MKB-klanten aan die langer op hun compensatie moeten wachten (met uitzondering van enkele bijzondere klantgroepen (staat van faillissement of juridische procedure met bank)). In verband met de vertraging is de hoogte van de voorschotten verruimd ten opzichte van de voortgangsrapportage van de AFM van 29 juni 2017. MKB-klanten krijgen hiermee op korte termijn meer liquiditeit tot hun beschikking. De voorschotten zorgen er voor dat, ondanks het lage aantal aanbodbrieven dat is verstuurd, alle MKB-klanten (met uitzondering van de bijzondere klantgroepen) dit jaar een geldbedrag aangeboden krijgen.
Alle ondernemers die geen aanbod meer kunnen verwachten voor het einde van dit jaar (2017), krijgen een voorschot tot 100% van de coulancevergoeding. De groep kwetsbare klanten krijgt van die banken, naast een volledig voorschot op de coulancevergoeding, een aanvullend voorschot op de compensatie.
Bron: AFM 04-12-2017

Onterechte beschikking FE btw moet gerespecteerd

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel om een ten onrechte afgegeven beschikking fiscale eenheid voor de btw niet te respecteren. Het lag op de weg van de inspecteur om kennis te nemen van de relevante stukken. Nu dit niet is gebeurd, komt de ten onrechte afgegeven beschikking voor zijn rekening en risico.

Een ziekenhuis houdt 51% van de aandelen in een bv. De andere aandelen zijn in handen van een andere bv. De bv waarin de aandelen worden gehouden, verleent diensten aan het ziekenhuis. Het ziekenhuis en de bv hebben in 2008 een verzoek ingediend om als een fiscale eenheid voor de btw te worden aangemerkt. Bij beschikking heeft de inspecteur in 2008 dit verzoek vervolgens gehonoreerd. Echter, in 2012 stelt de inspecteur naar aanleiding van een onderzoek dat van meet af aan niet aan de voorwaarden voor een fiscale eenheid voor de btw is voldaan. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag op ter zake de verschuldigde btw over de diensten die de bv aan het ziekenhuis heeft verricht. De bv is het hier niet mee eens.
In de beroepsprocedure volgt Rechtbank Zeeland-West-Brabant de bv in haar stelling dat aan de financiële verwevenheidseis is voldaan. Volgens de rechtbank slaagt de bv er echter niet in aannemelijk te maken dat ook aan de organisatorische verwevenheidseis is voldaan. Desondanks vernietigt de rechtbank de opgelegde naheffingsaanslag btw. Gelet op de onherroepelijk geworden beschikking en het rechtszekerheidsbeginsel mocht volgens de rechtbank van het bestaan van de fiscale eenheid worden uitgegaan. Het had op de weg van de inspecteur gelegen om kennis te nemen van de relevante stukken. Indien dit niet is gebeurd en daardoor ten onrechte een beschikking wordt afgegeven, dan komt dat volgens de rechtbank voor rekening en risico van de inspecteur.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 6-10-2017

Zes maanden voorwaardelijk voor frauderende bestuurder

Volgens Rechtbank Amsterdam had de bestuurder feitelijk leiding gegeven aan strafbare handelingen. Periodiek waren aangiften btw in opdracht van de bestuurder van de bv verlaagd, waardoor opzettelijk onjuiste aangiften zijn ingediend. De bestuurder wordt daarvoor door de rechtbank veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.

Een bestuurder van een bv werd ten laste gelegd dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk doen van onjuiste btw-aangiften over het jaar 2013. Hij werd hiervoor strafrechtelijk vervolgd. Volgens de bestuurder was dit ten onrechte, omdat bij hem (voorwaardelijk) opzet ontbrak en omdat hij vertrouwde op zijn boekhouder en belastingadviseur en veronderstelde dat hij de betreffende aangiften kon laten doen zoals dat was gedaan. De rechtbank verwerpt dit verweer. De bestuurder had verklaard dat veel facturen de deur uitgingen, maar op het moment dat de Belastingdienst moest worden betaald, de facturen vaak nog niet waren voldaan en dat daardoor de Belastingdienst nog niet kon worden betaald. In die situatie werd er dan wat geschoven. Aan het eind van het jaar, wanneer het boekjaar wordt opgemaakt, zou volgens de bestuurder alles worden gecorrigeerd en door middel van het indienen van suppletieaangiftes worden rechtgetrokken. Een medewerker van het administratiekantoor dat de boekhouding van de bv en de bestuurder deed, heeft verder verklaard dat het vermoeden van de Belastingdienst dat de periodieke aangiften btw in 2013 in opdracht van de bestuurder structureel zijn verlaagd juist is. Hieruit maakt de rechtbank op dat de bv opzet heeft gehad op het (laten) doen van onjuiste aangiften. Het voornemen om bij een suppletieaangifte btw de juiste omzet te vermelden doet aan deze conclusie niet af, nu volgens de rechtbank de suppletieaangifte niet is bedoeld voor het oplossen van liquiditeitsproblemen van ondernemers, en bovendien de strafbare feiten reeds waren voltooid. Omdat de bestuurder feitelijk leiding gegeven heeft aan deze strafbare handelingen, veroordeelt de rechtbank de bestuurder tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
Bron: Rb. Amsterdam 8-11-2017

2017 vruchtbaar cao-jaar

Volgens werkgeversorganisatie AWVN is 2017 een vruchtbaar cao-jaar. Dit jaar kregen 3,5 miljoen werknemers een nieuwe cao. Dit betreft 70% van de werknemers die onder een cao vallen. Van alle werknemers in Nederland heeft momenteel 80% een lopende cao. Dat is volgens AWVN een relatief hoog percentage.

De gemiddelde afgesproken loonstijging in 2017 bedraagt 1,71%. Dat gemiddelde is sinds het begin van het jaar voortdurend opgelopen als gevolg van de sterk aantrekkende economie en verbeterde vooruitzichten van bedrijven.
In november kwamen 25 akkoorden tot stand voor 430.000 werknemers. De gemiddelde contractloonstijging in november bedraagt 1,97%, net iets hoger dan die van oktober (1,96%).
Tot dusver zijn in het 2017-seizoen 330 akkoorden afgesloten voor de 465 in 2017 aflopende contracten. Dat is 71%, een normaal percentage. AWVN verwacht niet dat december de jaarcijfers nog sterk zal beïnvloeden. Daarvoor is het aantal cao’s dat in december is afgesloten en nog zal worden afgesloten te klein.
Bron: AWVN 14-12-2017

Toename personeelstekort door vergrijzing in industrie

Volgens de ondernemers in de industrie loopt het tekort aan personeel op. Aan het begin van het vierde kwartaal van dit jaar meldde bijna 16% van de industrie bedrijven dat personeelstekort de productie belemmert. Sinds de start van de conjunctuurmeting in 1985 lag dat aantal niet zo hoog. In de industrie werken bijna 9% minder mensen dan in 2005, terwijl de sector steeds verder vergrijst.

Het opgelopen personeelstekort valt samen met een toegenomen vraag: het percentage bedrijven dat een tekort aan vraag als belemmering ervaart ligt namelijk op het laagste punt sinds eind 2008. Met het gestegen personeelstekort en de hogere vraag naar hun producten stijgt het aantal vacatures in de industrie: sinds het derde kwartaal van 2008 stonden er niet zoveel vacatures open. Per duizend banen van werknemers waren er aan het eind van het derde kwartaal 23 vacatures.
Binnen de industrie knelt het personeelstekort het meest bij bedrijven die werkzaam zijn in de machine-industrie en de reparatie en installatie van machines. Aan het begin van het vierde kwartaal zat bijna een kwart van de bedrijven in deze branches verlegen om personeel.
In de bouwgerelateerde industriebranches neemt het personeelstekort snel toe. Het aantal bedrijven dat een personeelstekort meldde steeg tussen het derde en het vierde kwartaal van 12 naar 19%. In de meubelindustrie steeg het aantal bedrijven met personeelstekort ook fors; van 13% in het derde kwartaal naar 20% in het vierde kwartaal. Bij de chemische, aardolie-, farmaceutische, dranken- en schoenenindustrie is het personeelstekort minder nijpend: 1,5 tot 5% van de bedrijven heeft te weinig personeel.
De werkgelegenheid in de industrie daalde tussen 2005 en 2016 met 8,9%: van 873.000 naar 795.000 banen. De afgelopen jaren vergrijsde de beroepsbevolking in de industrie relatief sterk: het aandeel 45-plussers groeide van 36,3% in 2005 naar 51,1% in 2016. Vooral de groep werkenden van 55 tot 65 jaar nam fors in aandeel toe, van 11,2 naar 19,9%.
Niet alleen in de industrie vergrijsde de beroepsbevolking: in dezelfde periode steeg het aandeel 45-plussers in de werkzame beroepsbevolking als geheel van 35,0 naar 43,7%.
De meest vergrijsde branche binnen de industrie is de chemische industrie: 60,4% van de werkenden was hier in 2016 45 jaar of ouder. De farmaceutische industrie is het minst vergrijsd: 57,9% van de werkenden was in 2016 nog geen 45 jaar. Voor de totale werkzame beroepsbevolking geldt dat 56,3% in 2016 jonger was dan 45 jaar.
Bron: CBS 8-12-2017

Gemaakte vluchtkosten aftrekbaar als scholingsuitgaven

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de gemaakte vluchtkosten in het kader van een leertraject als scholingskosten aftrekbaar zijn. Het gaat om kosten ter behoud van vliegvaardigheden en de vluchten zijn onder het gezag van een instructeur uitgevoerd.

Een man die in 2012 met succes een opleiding tot verkeersvlieger heeft afgerond met een zogenoemde frozen ATPL, waarbij ATPL staat voor Airline Transport Pilot License, werkt vanaf 2015 in de luchtvaart. In zijn aangifte IB/PVV met betrekking tot het jaar 2013 heeft hij een bedrag van € 10 124 afgetrokken als scholingsuitgaven. Deze aftrek werd door de inspecteur niet toegestaan omdat de man volgens de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitgaven verband houden met een leertraject. In hoger beroep komt de inspecteur deels op zijn standpunt terug en is de aftrek van een bedrag van € 457 als scholingsuitgaven nog in geschil. Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt ter zake dat de man in het kader van een gemaakt vluchtprogramma driemaal een vlucht gemaakt. Een vlieginstructeur heeft in samenspraak met de man een kort lesprogramma samengesteld om de vliegvaardigheden zoals die gelden voor het ATPL te kunnen behouden. De oefeningen zijn tijdens de vlucht onder gezag van die instructeur uitgevoerd en beoordeeld. De man heeft nog aangevoerd dat hem vooraf documentatie is toegestuurd ter voorbereiding op de oefeningen die gedurende de vlucht worden gedaan en dat deze oefeningen ook kort voor de vlucht met de instructeur zijn doorgenomen. Het hof beslist dat de man daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het door hem gevolgde programma worden beschouwd als een leertraject. Alle door hem opgevoerde kosten zijn als scholingskosten aftrekbaar.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-11-2017

Gastouder is ondernemer voor de inkomstenbelasting

Volgens Rechtbank Noord-Holland kwalificeert de gastouder als ondernemer voor de inkomstenbelasting. Zij voldoet aan de daaraan gestelde eisen. Er is sprake van voldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar opdrachtgevers en zij loopt ondernemersrisico.

Een vrouw is sinds 2010 geregistreerd gastouder van meerdere gastkinderen. Haar omzet is vanaf de start toegenomen van € 10.231 (2010) tot € 21.960 (2013). Haar inkomsten heeft zij steeds aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Voor het jaar 2013 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij een ondernemer is voor de inkomstenbelasting. Ze heeft daarbij verzocht om toepassing van de MKB-winstvrijstelling, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek. De inspecteur acht de vrouw geen ondernemer. Volgens hem heeft de vrouw onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van haar opdrachtgevers (de gastouderbureaus) en loopt zij onvoldoende ondernemersrisico. Rechtbank Noord-Nederland ziet dit echter anders. De rechtbank oordeelt dat de vrouw inderdaad winst uit onderneming geniet. Haar activiteiten voldoen aan de eisen van duurzaamheid, omvang, beschikbare tijd en het aantal opdrachtgevers. De rechtbank acht het ook aannemelijk dat de vrouw ondernemersrisico loopt. In de eerste plaats gaat het daarbij om debiteurenrisico voor als haar opdrachtgevers de facturen niet betalen. De gastouderbureaus vervullen namelijk slechts een kassiersfunctie. De vrouw loopt verder ook inkomensrisico doordat er bij ziekte, vakanties en afwezigheid anderszins voor haar geen inkomsten zijn. De tussenkomst van gastouderbureaus is noodzakelijk, omdat de vraagouders anders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de vrouw commercieel volledig zelfstandig van de gastouderbureaus haar activiteiten verricht. De rechtbank verklaart het beroep van de vrouw dan ook gegrond.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 6-10-2017

Subsidie voor loopbaanadvies 45-plussers

Ruim 25.000 werkenden die 45 jaar of ouder zijn, kunnen zich aanmelden voor een Ontwikkeladvies. Met dit persoonlijke loopbaanadvies krijgen ze een beeld van hun situatie op de arbeidsmarkt. Vervolgens kunnen ze met een loopbaancoach bepalen welke stappen ze kunnen nemen om gezond en werkend de pensioenleeftijd te bereiken.

In een snel veranderende arbeidsmarkt is het voor werkenden verstandig om regelmatig na te denken over de toekomst van het beroep en hun persoonlijke ontwikkeling. Maar in de praktijk komen mensen daar niet altijd aan toe. Zeker niet als ze goed op hun plek zitten en een druk leven leiden.
Het Ontwikkeladvies helpt om hier tijdig over na te denken. Samen met een loopbaancoach kunnen 45 plussers vragen nalopen als: wat kun je, wat wil je, hoe ziet de toekomst van je vak eruit en wat is er voor nodig om in de toekomst gezond en met plezier te blijven werken in hetzelfde of in een ander beroep? Het resultaat van het Ontwikkeladvies is een persoonlijk Ontwikkelplan voor de komende jaren.
Het betreft een tijdelijke subsidieregeling die openstaat voor een beperkt aantal beroepen. De subsidie wordt aangevraagd via een erkend loopbaanadviseur.
Bron: Min SZW 7-12-2017