Een kwart van de Nederlanders overweegt een carrièreswitch. Dat blijkt uit onderzoek van Indeed onder 1.077 Nederlandse werkenden. De voornaamste redenen zijn een hoger salaris, leuker werk willen of de behoefte aan iets anders.
De keuze om iets anders te gaan doen blijkt daarbij vaak een goede. Een derde van de Nederlanders maakte daadwerkelijk een carrièreswitch en 18% heeft dit zelfs meerdere keren gedaan. De helft van de werkenden in Nederland overweegt op dit moment geen banenwissel, maar heeft dit wel eens overwogen. Naast iets totaal anders gaan doen, is een soortgelijke functie als de huidige baan maar dan in een andere sector ook een mogelijkheid. Voor ruim 40% is dit een optie.
Opvallend is dat een groot deel van de respondenten aangeeft niet voldaan thuis te komen na een werkdag. De meerderheid van de respondenten (63%) komt meestal wel of vrijwel altijd voldaan thuis van het werk. Voor de rest geldt dit niet. Zij komen even vaak wel als niet, meestal niet of zelfs helemaal nooit met een voldaan gevoel thuis na een werkdag.
De meerderheid van de respondenten laat de mate waarin het werk betekenisvol is meespelen in de afweging om te solliciteren.
Bron: Managersonline.nl, 30-4-2019
De financiële positie van pensioenfondsen verbeterde in het eerste kwartaal van 2019 wel, maar is nog niet toereikend. Dit blijkt uit cijfers die pensioenfondsen aan toezichthouder De Nederlandsche Bank hebben verstrekt.
Het vermogen van de pensioenfondsen groeide, vooral door de wereldwijde stijging van de aandelenkoersen, met 105 miljard naar 1.433 miljard. Daar staat tegenover dat ook de financiële verplichtingen, vooral als gevolg van een verdere daling van de rente, met 80 miljard toenamen tot 1.367 miljard.
De actuele dekkingsgraad is de barometer voor de financiële positie van pensioenfondsen. Deze stond aan het einde van het eerste kwartaal van 2019 op 104,8%; een stijging ten opzichte van het vierde kwartaal van 1,5 procentpunt.
Zo’n 56% van alle pensioenaanspraken staan uit bij een van de 44 pensioenfondsen waarvan de beleidsdekkingsgraad niet aan het wettelijk vereiste minimum van 104,2% voldoet. Dit betreft 1,9 miljoen aanspraken voor pensioengerechtigde deelnemers, 3,5 miljoen aanspraken voor actieve deelnemers en 4,9 miljoen aanspraken voor gewezen deelnemers.
Ongeveer een vijfde deel van alle pensioenaanspraken staat uit bij een van de 112 pensioenfondsen met een beleidsdekkingsgraad van meer dan 110%. Het betreft 1 miljoen aanspraken voor actieve, 2,1 miljoen aanspraken voor gewezen en 0,9 miljoen aanspraken voor pensioengerechtigde deelnemers. De pensioenaanspraken bij pensioenfondsen hebben uitsluitend betrekking op een arbeidsgerelateerd pensioen dat aanvullend is bovenop de AOW.
Bron: DNB.nl, 30-4-2019
Het gebruik van een stichting als certificaathouder om te voorkomen dat een vordering bij een grootaandeelhouder in box 2 valt, werkt niet als de stichting alleen op papier een certificaathouder is. De stichting moet een praktische invulling kunnen geven aan haar certificaathouderrechten.
Een man houdt via zijn holding een belang van 80% in een tussenhoudstervennootschap. Deze tussenhoudster bezit een bouwterrein waarop een ander bedrijf een kantoor wil bouwen. De tussenhoudster komt met het andere bedrijf overeen dat de ontwikkeling van het kantoorpand zal plaatsvinden in een andere vennootschap. De tussenhoudster verkrijgt een economisch belang van 30% in deze vennootschap. Op 19 september 2005 draagt de tussenhoudster dit belang over aan anderen. De man, zijn zoon en dochter verkrijgen samen 12,6%. Diezelfde dag verkopen zij dit belang aan een bv, die de koopprijs schuldig blijft. De bv moet over deze lening een winstafhankelijke vergoeding betalen. De aandelen van die bv zijn in handen van een stichting. Bovendien verstrekt de holding van de vader een lening aan een stichting om de te certificeren aandelen in de bv vol te storten. De holding verkrijgt daarbij het pandrecht op de certificaten. De aandelen in de bv belanden bij een andere stichting. Om zekerheid voor de lening aan te stellen verleent die andere stichting het pandrecht op de aandelen aan de dga en zijn kinderen. Volgens de dga, zijn zoon en zijn dochter valt de lening aan de bv in box 3. De Belastingdienst stelt echter dat deze vordering in box 1 valt.
Voor Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van belang wie de feitelijke eigenaar is van de certificaten. Formeel gezien is de stichting de eigenaar van de certificaten. Maar door alle overeenkomsten die zij heeft gesloten met de man en zijn kinderen stellen haar certificaathouderrechten niets voor. Zo mist de stichting het recht om vergaderingen bij te wonen. De rechtbank constateert dat de certificaten voor rekening van de dga en zijn kinderen worden gehouden. Het gevolg is dat zij een aanmerkelijk belang in de bv hebben, zodat de geldlening aan die bv een vorm van terbeschikkingstelling is. De vergoedingen op de leningen zijn daarom belast als inkomen uit overige werkzaamheden in box 1.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 11-07-2018 (gepubl. 05-5-2019)
Anders dan in het Champignonkwekerij-arrest etiketteerden de vennoten hun woning tot ondernemingsvermogen. Daarom is volgens de rechtbank terecht een bedrag voor privégebruik van de woning aangegeven.
Een echtpaar exploiteert in firma-verband een transportbedrijf. In 2009 en 2010 laten zij op hun grond een woning bouwen en nemen die in 2010 in gebruik. Dit gebruik is deels voor de onderneming. Voor de inkomstenbelasting is de volledige woning privé. De firma heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting voor de bouw van de woning volledig in aftrek gebracht. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen haar eigen btw-aangiften voor de bijtelling wegens het privégebruik van de woning. De inspecteur heeft de bezwaarschriften afgewezen. Voor Rechtbank Noord-Nederland is het de vraag of in de btw-aangifte een bedrag vanwege privégebruik van de woning moet worden meegenomen. Het echtpaar neemt voor de rechtbank het standpunt in dat zij het privédeel van de woning nooit tot het ondernemingsvermogen voor de omzetbelasting hadden mogen rekenen. Voor dit standpunt beroept het echtpaar zich op het arrest van de Hoge Raad van 30 oktober 2015 (Champignonkwekerij-arrest). De rechtbank stelt vast dat het echtpaar tijdens de bouw van de woning de keuze heeft gemaakt de in rekening gebrachte omzetbelasting volledig in aftrek te brengen. Dat was toen volledig in overeenstemming met de wet- en regelgeving. Door de voorbelasting volledig in aftrek te brengen, heeft het echtpaar er voor gekozen om de volledige woning als investeringsgoed te beschouwen, dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt. De rechtbank wijst het beroep op het hiervoor genoemde Champignonkwekerij-arrest af. In dat arrest kozen de vennoten er juist voor de woning niet als ondernemingsvermogen te kwalificeren, terwijl de vennoten dat in dit geval wel hebben gedaan.
Bron: Rb. Noord-Nederland 23-4-2019
Als bij de uitvoering van het testament van een overleden ouder ten gunste van de kinderen – en ten nadele van de andere ouder – van het testament wordt afgeweken, kan dit gevolgen hebben voor de erfbelasting die moet worden betaald na het overlijden van de tweede ouder. Dit blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Den Haag.
In deze zaak hadden twee echtgenoten die in gemeenschap van goederen waren getrouwd, in hun beider testamenten de toenmalige ouderlijke boedelverdeling opgenomen. Dit betekende dat toen de man overleed, zijn vrouw de gehele nalatenschap kreeg toebedeeld. Hun zoon verkreeg een onderbedelingsvordering op zijn moeder, waarbij het testament bepaalde dat deze vordering pas opeisbaar was bij het overlijden, hertrouwen in gemeenschap van goederen, faillissement of surséance van betaling van de moeder. Vervolgens stelden de moeder en haar zoon bij de notaris een akte op waarin de opeisbaarheidsgronden werden uitgebreid: de hoofdsom van de onderbedelingsvordering zou ook opeisbaar zijn als de moeder zou verhuizen naar een verpleeghuis of bejaardentehuis. Een jaar later droeg de moeder de economische eigendom van een woning over aan haar zoon, waarbij de koopprijs voor een deel werd verrekend met de onderbedelingsvordering. Het restant van de koopprijs werd kwijtgescholden.
De inspecteur vond dat de afwijkingen van het testament ertoe leidden dat de zoon bij het overlijden van zijn moeder een fictief voordeel uit erfenis genoot. De rechtbank was het met de inspecteur eens. Het zou anders zijn geweest als de moeder een compenserende vergoeding had ontvangen voor de afwijkingen van het testament. Maar omdat dit niet het geval was, was na het overlijden van de moeder de belastbare nalatenschap hoger als gevolg van het fictieve voordeel uit erfenis.
Bron: Rb. Den Haag, 8-3-2019 (gepubl. 26-4-2019)
In Nederland komen jaarlijks zo’n 4.000 werknemers om door vies en gevaarlijk werk. En dat aantal stijgt. Een slechte zaak volgens VNO-NCW. De Stichting Arbeidsongevallen heeft een aantal verbetervoorstellen gedaan.
Volgens VNO-NCW is er al veel winst te behalen door betere kennis van het werk en de stoffen waarmee gewerkt wordt. De Stichting Arbeidsongevallen heeft volgens VNO-NCW een aantal goede voorstellen gedaan voor verbetering. Niet het beboeten van bedrijven moet voorop staan, maar juist actie aan de voorkant zodat bedrijven op voorhand maatregelen nemen en leren van incidenten. Juist door daar beter over te adviseren vanuit de Inspectie en met een gezamenlijke aanpak is veel winst te behalen.
Ook verwijst het VNO-NCW naar het recente voorstel van de Commissie Van Straalen die het kabinet adviseert over verbetering van regelgeving voor het MKB.
Deze Commissie adviseerde tot verdere vereenvoudiging van bestaande elektronische middelen, zoals een eenvoudige online tool om die RIE in te vullen. Verder kunnen die middelen meer worden voorzien van een sectorspecifiek menu om zo min mogelijk tijd verloren te laten te laten gaan.
Bron: VNO-NCW, 26-04-2019
De salderingsregeling voor zonnepanelen wordt tot 1 januari 2023 voortgezet. Dit hebben minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat en staatssecretaris Snel van Financiën besloten. Hierdoor blijft het voor huishoudens en MKB-bedrijven financieel aantrekkelijk om te investeren in zonnepanelen.
Onder de salderingsregeling kunnen eigenaren van zonnepanelen de stroom die zij met zonnepanelen opwekken en terugleveren aan het net, aftrekken van hun eigen energieverbruik. Dit levert hen een voordeel op op hun energiebelastingen. In het Regeerakkoord was vastgelegd dat de salderingsregeling per 1 januari 2020 zou worden afgeschaft, maar nu is toch besloten om de looptijd van de regeling met drie jaar te verlengen. Per 1 januari 2013 wordt de salderingsregeling geleidelijk afgebouwd, wat betekent dat het voordeel op de energiebelastingen voor huishoudens en bedrijven elk jaar minder wordt. In 2031 is dit voordeel nihil en ontvangen eigenaren van zonnepanelen uitsluitend een vergoeding van de energieleverancier voor de teruggeleverde stroom. Volgens de betrokken ministeries zal het op de lange termijn ook zonder subsidie financieel aantrekkelijk zijn om zonnepanelen te installeren, aangezien zonnepanelen steeds goedkoper worden.
Voor de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling is het voor de Belastingdienst noodzakelijk dat eigenaren van zonnepanelen beschikken over een meter die de levering en teruglevering van energie afzonderlijk kan meten. Dit wordt een meter met een dubbel telwerk genoemd. Vanaf 1 januari 2023 moeten huishoudens en mkb-bedrijven met zonnepanelen verplicht over zo’n meter beschikken, zodat de geleidelijke afbouw van de salderingsregeling in 2023 kan starten.
Bron: Min. van EZ&K, 26-4-2019
In 2018 zijn in totaal 53.390 extra banen gerealiseerd. Dit blijkt uit de Trendrapportage banenafspraak van het UWV.
UWV publiceert op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Werkkamer sinds eind 2015 ieder kwartaal de Regionale rapportage banenafspraak. De nieuwste rapportage bevat de stand van zaken per 31 december 2018. Deze trendrapportage geeft aan hoe de omvang van de doelgroep banenafspraak zich ontwikkelt en hoeveel banen er in de definitie van de banenafspraak per arbeidsmarktregio gerealiseerd zijn.
Eind 2018 moesten werkgevers 43.500 extra banen realiseren ten opzichte van de nulmeting. De trendrapportage laat zien dat er tot en met het vierde kwartaal van 2018 in totaal 53.390 extra banen zijn gerealiseerd. De netto ontwikkeling (het saldo van de extra inclusieve banen minus de verloren inclusieve banen) ten opzichte van de nulmeting ziet er als volgt uit:
40.942 extra banen via een regulier dienstverband, waarvan 2.607 bij de overheid en 38.335 in de markt.
12.448 extra banen via een uitzendcontract of detachering; deze zijn nu nog niet onder te verdelen naar overheid en markt.
Bron: AWVN, 26-4-2019
Een uitgezonden werknemer kan onder voorwaarden een woning in Nederland aanmerken als een eigen woning om zo de eigenwoningrenteaftrek te blijven claimen. Een woning waar die werknemer nooit ingeschreven heeft gestaan en die alleen maar als vakantieverblijf en als postadres heeft gediend, voldoet niet aan die voorwaarden. Dit moet de belastingplichtige zelfs zo duidelijk zijn, dat de fiscus kan navorderen als toch de aangifte is gevolgd waarin die woning is opgegeven als eigen woning.
Een vrouw is sinds medio februari 1998 eigenares van een woning. Zij heeft op dit adres nooit ingeschreven gestaan in de Basisregistratie Personen. In de jaren 2013 en 2014 is zij uitgezonden naar het buitenland. Haar echtgenoot gaat met haar mee. De vrouw beschikt in het buitenland over woonruimte. Tijdens de uitzendingsperiode brengt zij wel dikwijls haar vakanties in haar woning in Nederland door. Zij ontvangt in die woning ook vrienden en familie. Verder viert zij haar verjaardag en die van haar echtgenoot in de Nederlandse woning. Daarnaast gebruikt zij dit adres als postadres met uitzondering van de post van de Belastingdienst. Ook bij de tandarts en huisarts is de vrouw geregistreerd op het adres van de woning in Nederland. Maar al deze omstandigheden zijn onvoldoende om de Nederlandse woning als eigen woning te doen kwalificeren.
Toch geeft de vrouw de woning in haar aangifte IB over 2013 en 2014 op als eigen woning. De Belastingdienst legde de aanslag conform de aangifte op, maar legt naderhand alsnog een navorderingsaanslag op. De vrouw stelt dat de fiscus niet kan navorderen. Zij bestrijdt dat sprake is van een kenbare fout in de aanslag, omdat het verschil tussen de geheven en verschuldigde belasting minder dan 30% is. Hof Den Bosch erkent dat door dit kleine verschil niet automatisch sprake is van een kenbare fout. Maar de Belastingdienst kan ook op andere manieren bewijzen dat sprake is van een kenbare fout. In deze zaak heeft de inspecteur in voorgaande jaren al het standpunt ingenomen dat de woning geen eigen woning was. De vrouw mag vanwege het ontbreken van verdere correspondentie over dit punt niet zomaar ervan uitgaan dat de inspecteur van mening is veranderd. Het hof oordeelt dat de aanslag een kenbare fout bevat zodat navorderen is toegestaan.
Bron: Hof Den Bosch 15-02-2019 (gepubl. 28-04-2019)
Het kabinet wil de betalingstermijn van grote ondernemingen voor zzp’ers en het MKB terugbrengen naar 30 dagen. Momenteel is de betalingstermijn nog maximaal 60 dagen, mits aan voorwaarden wordt voldaan.
Staatssecretaris Mona Keijzer reageerde tijdens het algemeen overleg van de Tweede Kamer op een brief die MKB-Nederland eerder had gestuurd met zorgen over oplopende betalingstermijnen. Inmiddels is het aantal dagen opgelopen tot 41,5 dagen. De staatssecretaris is het eens met het MKB en zzp’ers dat zij sneller hun geld moeten krijgen.
Sinds 16 maart 2013 moeten bedrijven, zonder dat er iets is vastgelegd over de betalingstermijn, facturen binnen dertig dagen aan elkaar betalen. Indien van de betalingstermijn wordt afgeweken moet dit in een overeenkomst worden vastgelegd tot een maximumtermijn van 60 dagen. Hiervan mag niet worden afgeweken tenzij aangetoond kan worden dat een langere betaaltermijn voor geen van beide partijen nadelig is. De overheid is nu al verplicht om binnen dertig dagen te betalen.
Bron: Min. van EZK, 26-4-2019
Diensten
Ons kantoor
Online producten
Contact
3771 AJ Barneveld
Tel: (0342) 46 25 25
info@burgersaccountants.nl