Alleen bij uitzondering wordt parkeren voor btw-doeleinden als een bijkomende dienst beschouwd. Als een nationaal park zijn bezoekers de gelegenheid geeft tot het parkeren van hun auto’s, zal de parkeervergoeding in principe onder het normale tarief vallen.
In januari 2018 oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden al dat parkeren bij een attractiepark geen bijkomende dienst is (ECLI:NL:GHARL:2018:165). In de zaak waar de Hoge Raad over oordeelde had de rechtbank in eerste instantie geoordeeld dat het parkeren bij een nationaal park niet als een zelfstandige dienst kan worden aangemerkt (zie ook: BZ Advies 2016, nr. 1, Btw en bijkomende diensten). De Hoge Raad is echter evenals het hof er niet van overtuigd dat het aanbieden van parkeerplaatsen buiten de hekken van het park een bijkomende dienst was. De Hoge Raad stelde vast dat voor de gemiddelde bezoeker het parkeren bij het park een hoofddienst is. Het park mag daarom niet het verlaagde btw-tarief toepassen op haar parkeervergoeding. Overigens is een deel van het park ook toegankelijk voor auto’s. De vergoeding die de bezoekers extra moeten betalen om met hun auto het park te betreden, valt wel onder het verlaagde btw-tarief voor het bezoek aan het park zelf.
Bron: HR 17-08-2018

TLN, evofenedex, Kon. BLN-Schuttevaer, ASV en CBRB roepen alle overheden op om de Handleiding Nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen per direct toe te passen.
De Handleiding Nadeelcompensatie, opgesteld op initiatief van de ministers Ollongren (Binnenlandse Zaken) en Dekker (Rechtsbescherming), is vorige maand naar de Tweede Kamer gestuurd. Op grond van die handleiding zouden aanvragen voor nadeelcompensatie met betrekking tot de afsluiting van de Merwedebrug in 2016 en de huidige afsluiting van de haven van Deventer op andere wijze worden beoordeeld, dan tot voor kort het geval zou zijn geweest.
Volgens de ondernemersorganisaties uit de transportsector is de handleiding aan de late kant voor de gedupeerden van de afsluiting van de Merwedebrug. Wel kunnen er nog nieuwe aanvragen worden ingediend en zijn er nog diverse aanvragen in beroep. De afsluiting van de haven van Deventer is op dit moment zelfs nog gaande. evofenedex, TLN, Kon. BLN-Schuttevaer, ASV en CBRB vragen de betrokken overheden de aanvragen voor nadeelcompensatie (opnieuw) te beoordelen op basis van de methode uit de Handleiding.
Volgens jurisprudentie van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State mogen bij ernstige calamiteiten door bestuursorganen geen vaste omzetdrempels worden gehanteerd om voor compensatie in aanmerking te komen. Deze lijn is nog eens helder uiteengezet in de Handleiding. Dit betekent in de praktijk dat ook kleinere schadebedragen in aanmerking komen voor nadeelcompensatie. Dit is van belang voor benadeelde MKB-bedrijven voor wie de drempel in het recente verleden vaak te hoog lag.
De ondernemersorganisaties pleiten er daarom voor om de Handleiding nadeelcompensatie per direct in de praktijk toe te passen.
Bron: TLN 22-08-2018

Het gemiddelde van in juli gemaakte loonafspraken bedroeg volgens de cao-rapportage van AWVN 2,26%. Het gemiddelde van die maand is gelijk aan het gemiddelde van heel 2018.
In juli 2018 kwamen 27 nieuwe cao’s tot stand. De gemiddeld afgesproken contractloonstijging was in juli en juni iets lager dan in de maanden april en mei, toen de loonafspraken gemiddeld rond de 2,5% uitkwamen. Het is echter volgens AWVN nog te vroeg om te spreken van een stagnatie. Voor heel 2018 staat het gemiddelde van nieuwe afspraken op 2,27% per twaalf maanden.
In 2018 lopen in totaal 389 cao’s af voor 2,5 miljoen werknemers. Daarvan werden in de eerste zeven maanden van 2018 190 cao’s vernieuwd voor 1,7 miljoen werknemers. Het tempo waarin cao’s worden vernieuwd, ligt in lijn met dat van andere jaren.
Bron: AWVN 21-08-2018

Minister Van Engelshoven (OCW) beantwoordt vragen van de Tweede Kamer over de brief ‘Erfgoed telt – De betekenis van erfgoed voor de samenleving’.
De minister gaat in op vragen over de voorgenomen omvorming per 1 januari 2019 van de fiscale aftrek voor onderhoud aan monumenten in een subsidieregeling. De minister heeft in dat kader ook het concept van het Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuisrijksmonumenten aan de Tweede Kamer gestuurd.
Een van de wijzigingen betreft het plafond. Er is geen maximum meer aan onderhoudskosten waar een eigenaar subsidie voor kan aanvragen. Een eigenaar kan digitaal een subsidieaanvraag indienen in de periode van 1 maart tot en met 30 april, volgend op het kalenderjaar waarin hetonderhoud is gedaan. Via een online-aanvraagformulier wordt de aanvraagingediend en geeft de aanvrager aan op welke kosten uit de leidraad zijn aanvraag betrekking heeft. Dit toont de aanvrager aan door gespecificeerde facturen van de werkzaamheden in te dienen. Bij werkzaamheden hoger dan € 70 duizend moet de aanvrager ook een inspectierapport meesturen. Vervolgens ontvangt de aanvrager binnen dertien weken bericht op zijn aanvraag.
Bron: Min OCW 17-08-2018

Volgens de Hoge Raad kunnen antikraakpanden en leegstandswetwoningen ook onder de verhuurderheffing vallen. Een gemeente moest daarom over 62 anti-kraakwoningen en 30 tijdelijk bewoonde leegstandswetwoningen verhuurdersheffing betalen.
Hof Den Bosch oordeelde dat bij het civielrechtelijk huurbegrip moet worden aangesloten en dat zowel de anti-kraakwoningen als de leegstandwetwoningen tot de heffingsgrondslag voor de verhuurderheffing behoren. De objectieve criteria zijn bepalend voor de vraag of er al dan niet sprake is van een ‘voor verhuur bestemde woning’ als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Wet verhuurderheffing. Het hof is van oordeel dat er in ieder geval sprake is van een ‘voor verhuur bestemde woning’, als het betreffende anti-kraak- of leegstandwetobject op de peildatum feitelijk wordt verhuurd. Dit is het geval ten aanzien van beide objecten. Het doel dat de eigenaar van de desbetreffende woningen heeft met het eigendom en de verhuur van de woningen (bijvoorbeeld op termijn bestemd voor afbraak of tegengaan van verloedering of vandalisme) doet dan niet ter zake en het gegeven dat er sprake is van tijdelijke verhuur doet aan dit oordeel evenmin af. De Hoge Raad onderschrijft het oordeel van het hof. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat niet alleen op de peildatum daadwerkelijk verhuurde woningen tot de categorie woningen behoren die de wetgever voor ogen stond met het criterium ‘voor verhuur bestemd’, maar ook woningen die op de peildatum leeg staan maar wel (voor een bepaald bedrag) te huur worden aangeboden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Bron: HR 17-08-2018

Nederlandse bedrijven durven vaker dan voorgaande jaren weer na te denken over de verbinding tussen toekomstige marktontwikkelingen met de huidige personeelsbezetting. Twee derde van de directeuren acht het zelfs mogelijk om drie tot vijf jaar vooruit te kijken als het gaat om hun personeelsplanning. Vorig jaar was het volgens de helft van de directeuren nog niet mogelijk om verder te kijken dan de komende drie jaar.
Het thema staat dit jaar bij zowel directeuren (44 procent) als HR-professionals (35 procent) weer in de top drie op hun prioriteitenlijst. Ondanks dat HR-professionals dit weer bovenaan hun prioriteitenlijst hebben gezet, vindt een derde van de directeuren (33 procent) dat HR meer expertise nodig heeft op het gebied van strategische personeelsplanning.
40 procent van de HR-professionals beaamt dat er momenteel te weinig handvatten en tools worden gegeven om strategische personeelsplanning echt aandacht te geven. 45 procent van de HR-professionals geeft aan dat er op dit moment binnen de organisatie te weinig aandacht naar dit topic uitgaat, omdat zij te druk zijn met administratieve taken. Daarnaast worstelen ze met het feit dat strategische personeelsplanning steeds kortstondiger wordt (50 procent) en het vooral gaat over de hoeveelheid mensen in plaats van de eigenschappen van mensen (45 procent). Toch is het volgens bestuurders belangrijk om door te gaan met strategische personeelsplanning. 84 procent van hen vindt namelijk dat dit topic een randvoorwaarde is voor de uitvoering van talentmanagement.
Bron: Raet 14-08-2018

Agrarische ondernemers die hinder hebben ondervonden van de droogte en daardoor in betalingsproblemen zijn gekomen kunnen uitstel van betalen vragen bij de Belastingdienst.
Een onderneming die buiten haar schuld om in tijdelijke liquiditeitsproblemen is gekomen, kan de ontvanger vragen om uitstel van betaling voor de omzetbelasting, loonbelasting of inkomstenbelasting. Dit is nu het geval bij boeren en tuinders die door de droogte tijdelijk in liquiditeitsproblemen zijn gekomen.
Voor dit uitstel geldt wel een aantal voorwaarden. De agrarische ondernemer moet aan de hand van een door een derde opgestelde verklaring aannemelijk maken dat:

het gaat om werkelijk bestaande betalingsproblemen;
die betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn;
die betalingsproblemen vóór een bepaald tijdstip zullen worden opgelost; en
dat er sprake is van een levensvatbare onderneming.

Let wel: de ontvanger zal zeker geen uitstel van betaling verlenen als voor de belastingschuld waarvoor uitstel is gevraagd al kort uitstel van betaling is verleend. Ook kan de Belastingdienst bij het verlenen van uitstel nadere voorwaarden stellen.
Bron: LTO, 14-08-2018

Als een belanghebbende in een fiscaal geschil ruim de tijd neemt om cruciale gronden van bezwaar en bewijsmiddelen aan te leveren, heeft hij volgens Rechtbank Oost-Brabant geen recht op een dwangsom.
In de zaak voor de rechtbank had een man op 14 juli 2016 bezwaar ingediend tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Zijn gemachtigde stelde op 18 november 2017 de bezwaargronden en bewijsmiddelen ter beschikking aan de gemeente. De gemeente verklaarde het bezwaarschrift gegrond. De man wilde vervolgens dat de rechtbank hem een dwangsom toekende omdat de gemeente te lang had gedaan over de afhandeling van het bezwaarschrift. De rechtbank wijst erop dat de gemachtigde van de man pas na zestien maanden de stukken doorstuurde die de gemeente nodig had om over het bezwaarschrift te kunnen beslissen. Bovendien komt het beeld naar voren dat deze gemachtigde in andere procedures zich vooral richt op het incasseren van proceskostenvergoedingen en dwangsommen. De rechtbank heeft niet de indruk dat de man en zijn gemachtigde werkelijk het geschil zo snel mogelijk wilden oplossen. Volgens de rechter is hier sprake van misbruik van recht, zodat hij de man geen dwangsom toekent.
Bron: Rb. Oost-Brabant 20-07-2018 (publ. 6-08-2018)

Als een dga borg staat voor de schulden van zijn bv en een eventueel verlies uit deze borgstelling fiscaal wil aftrekken, zal hij aannemelijk moeten maken dat hij niet alleen als aandeelhouder heeft gehandeld. Hij zal dit niet aannemelijk kunnen maken als alle mogelijke zekerheden ten gunste van de bank zijn gesteld.
Een dga was bereid borg te staan voor een kwart van een borgstellingskrediet dat een bv, waarvan hij indirect alle aandelen hield, was aangegaan. De kredietverstrekker, een bank, bedong verder dat de bv hoofdelijk aansprakelijk was. Daarnaast bedong de bank een hypotheekrecht op het bedrijfspand van de bv en een pandrecht op alle goederen van de bv Daardoor was er niets meer aan zekerheid te stellen voor de dga. Bovendien viel het krediet onder de regels voor borgstelling MKB-kredieten. Dat betekent dat dit krediet een hoog risicoprofiel kende. Ten slotte had de dga geen borgstellingsprovisie bedongen. Rechtbank Den Haag komt daarom tot het oordeel dat een onafhankelijke derde onder deze omstandigheden nooit borg zou staan, zelfs niet tegen een hoge maar winstonafhankelijke vergoeding. De dga kan daarom de afwaardering van zijn regresvordering op de bv niet aftrekken.
Bron: Rb. Den Haag 23-05-2018 (publ. 10-08-2018)

Via het Forum fiscaal dienstverleners waarschuwt de Belastingdienst voor het gebruik van fictieve burgerservicenummers. Dit is niet toegestaan, ook niet als de werkgever het werkelijke burgerservicenummer van de desbetreffende werknemer niet weet.
De Belastingdienst constateert dat sommige werkgevers een fictief burgerservicenummer (BSN) opgeven als zij het BSN van een werknemer niet weten. Dit is echter verbodenen kan tot problemen leiden. Het is namelijk mogelijk dat het fictieve nummer al is gekoppeld aan een echt bestaande andere persoon. Sommige werknemers met een ‘makkelijk’ BSN hebben meer dan honderd inkomstenverhoudingen op hun naam staan. Als een werkgever (nog) niet weet wat het BSN van een werknemer is, moet hij:

het personeelsnummer in de aangifte loonheffingen vermelden in een aparte rubriek. Deze rubriek is te vinden in het nominatief deel van de aangifte; en
het anoniementarief toepassen met alle gevolgen van dien.

Als in het vorige tijdvak het BSN van de werknemer ontbrak maar nu wel beschikbaar is, moet de werkgever in zijn eerstvolgende aangifte zowel het personeelsnummer als het BSN opgeven.
Bron: Belastingdienst 10-08-2018