Ondernemers met een financieringsbehoefte van € 10.000 tot € 50.000 vanwege de coronacrisis kunnen sinds vrijdag 29 mei 2020 een beroep doen op het Klein Krediet Corona (KKC). Leningen die vanaf 7 mei 2020 zijn verstrekt en voldoen aan de voorwaarden van de regeling kunnen bovendien vanaf deze datum worden geherfinancierd tegen de voorwaarden van de KKC.
De regeling staat open voor ondernemers met een omzet vanaf € 50.000 die voor de coronacrisis voldoende winstgevend waren, met voldoende terugbetaalcapaciteit en die voor 1 januari 2019 stonden ingeschreven in de Kamer van Koophandel. De KKC-leningen, met een maximale reguliere looptijd van vijf jaar, worden verstrekt door banken. Ook niet-bancaire geaccrediteerde financiers kunnen deze verstrekken. Het kabinet maakt € 750 miljoen extra aan overbruggingskredieten mogelijk voor ondernemingen met een relatief kleine financieringsbehoefte. De overheid staat voor 95% garant. In ieder geval de banken Rabobank, ABN AMRO, ING, de Volksbank en Triodos hebben toegezegd leningen via de regeling aan te bieden. Andere financiers die geaccrediteerd zijn voor de coronaregeling binnen de Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf-regeling (BMKB) mogen de regeling ook aanbieden. Ondernemers kunnen zich voor het gebruik van de regeling melden bij hun financier.
De regeling is goedgekeurd door de Europese Commissie.
Financiers kunnen maximaal 4% van het kredietbedrag doorrekenen aan ondernemers die gebruik willen maken van de garantieregeling. Daarnaast betalen ondernemers aan de Staat een eenmalige premie van 2% als vergoeding. Naar verwachting kunnen tienduizenden ondernemers gebruik maken van de regeling.
Bron: Min. EZK 29-05-2020

Als een iemand een (deel van een) materiële onderneming krijgt geschonken en verder aan de voorwaarden voldoet, heeft hij recht op toepassing van de BOR. Dat een deel van het verkregen ondernemingsvermogen in de afgelopen vijf jaar voor de schenking van samenstelling is veranderd is voor toepassing van de BOR niet van belang.
In 2014 ontvangen een broer en zus van hun vader ieder 20% van de certificaten van aandelen in een houdstervennootschap als schenking. De certificaten hebben voor de vader tot een aanmerkelijk belang behoord. De houdster heeft indirect 55% van de aandelen in de bv. Deze bv heeft een materiële onderneming. In 2013 heeft bv alle activa en passiva van een derde gekocht. Die gekochte activa en passiva vormden een materiële onderneming. Na aankoop door de bv behoorde de activa en passiva tot het ondernemingsvermogen van de bv.
Bij de Hoge Raad is het de vraag of de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de Successiewet van toepassing is op de verkregen certificaten van aandelen in de houdstervennootschap. Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de BOR niet van toepassing is. De Hoge Raad zet uiteen dat bij verkrijging van certificaten in een bv, voor de BOR vereist is dat die bv een materiële onderneming drijft. Ook is een voorwaarde dat die bv ten minste vijf jaar die onderneming heeft gedreven. Het begrip materiële onderneming ziet ook op een gedeelte van een materiële onderneming, als dat gedeelte een zekere zelfstandigheid bevat.
Beslissend voor toepassing van de BOR bij verkrijging van certificaten van aandelen in een vennootschap met een materiële onderneming, is de situatie op het tijdstip van verkrijging. Als op dat moment al sprake is van een vennootschap met een materiële onderneming dan is niet van belang hoe het vermogen in de afgelopen jaren voor de schenkingsdatum tot stand is gekomen. Anders gezegd bij verkrijging certificaten van aandelen van de vennootschap met een materiële onderneming hoeft niet te worden onderzocht of en in hoeverre daarin zelfstandige gedeelten zijn te onderscheiden. De Hoge Raad oordeelt dat de BOR van toepassing is op de verkrijging van de certificaten van aandelen in de houdstervennootschap.
Bron: HR 29-05-2020, nr. 19/01680

Om jongeren in het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs naar werk te begeleiden krijgen de 35 arbeidsmarktregio’s extra geld. Voor het schooljaar 2020-2021 was hier al € 8,5 miljoen voor beschikbaar gemaakt. Aanvullend Komt daar nog eens € 8,5 miljoen voor deze doelgroep bij vanuit het Europees sociaal fonds (ESF).
Praktijkonderwijs (pro) is bedoeld voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben en vooral leren door het te doen in de praktijk. Op het voortgezet speciaal onderwijs (vso) zitten leerlingen met een leerprobleem als gevolg van fysieke of psychische beperkingen. Het gaat in totaal om zo’n 67.000 leerlingen voor wie geldt dat een succesvolle overgang van school naar werk erg belangrijk is voor een stabiele toekomst.
De € 8,5 miljoen aan eerder toegekende ‘impulsmiddelen’ krijgen arbeidsmarktregio’s vanaf eind mei 2020 in de vorm van een decentralisatie-uitkering. In de periode 1 juni- 31 juli 2020 kunnen de regio’s vervolgens een aanvraag indienen voor ESF-subsidie. Zij kunnen jongeren met ingang van het nieuwe schooljaar in september ondersteunen met deze gelden.
Bron: Min. SZW 29-05-2020

Bij UWV zijn sinds 6 april 140.000 aanvragen ingediend voor de eerste tranche van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW 1.0). Daarvan zijn er inmiddels 123.000 goedgekeurd. Werkgevers hebben tot en met 5 juni de tijd om een aanvraag in te dienen voor NOW 1.0.
De aanvraagtermijn voor NOW 1.0 liep aanvankelijk tot en met 31 mei. Onlangs is een aantal aanpassingen in de regeling opgenomen. Om werkgevers die daardoor mogelijk toch aanspraak kunnen maken op de regeling de kans de geven alsnog een aanvraag in te dienen, is de aanvraagperiode verlengd tot en met 5 juni.
De 123.000 werkgevers van wie de aanvraag inmiddels is goedgekeurd hebben samen 2,1 miljoen mensen in dienst. Het grootste deel van deze werkgevers heeft inmiddels zowel het eerste als de tweede termijn van het toegekende voorschot ontvangen. In totaal gaat het daarbij om een bedrag van € 4,5 miljard euro. Het verwachte omzetverlies dat deze werkgevers hebben opgegeven is gemiddeld 68%. In totaal zijn tot nu zo’n 8.500 aanvragen afgewezen.
De top-3 van sectoren die het grootste aandeel hebben in het aantal toekenningen is onveranderd. De sector ‘horeca en catering’ is goed voor de meeste toegekende aanvragen (24.096), daarna volgen de sectoren ‘detailhandel’ (23.342) en ‘overige commerciële dienstverlening’ (21.500).
Het kabinet heeft inmiddels ook een tweede termijn van de NOW-regeling aangekondigd (NOW 2.0), voor tegemoetkoming in de loonkosten van juni, juli, augustus en september. De systematiek is hetzelfde, maar de voorwaarden voor NOW 2.0 wijken op een aantal punten af van de lopende NOW-regeling. Aanvragen kunnen vanaf 6 juli worden ingediend bij UWV. Zo gauw de regeling definitief is vastgesteld zal UWV werkgevers daarover uitgebreid informeren.
Bron: UWV.nl 29-05-2020

De Tweede Kamer heeft op 26 mei 2020 unaniem de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) aangenomen. Door dit wetsvoorstel kunnen bedrijven die in financiële problemen zijn geraakt zichzelf makkelijker herstructureren om een faillissement af te wenden.
Door deze wijziging van de Faillissementswet kunnen ondernemingen die op zichzelf rendabel zijn, maar door een te zware schuldenlast of te hoge structurele kosten een sanering van schulden en verplichtingen nodig hebben, voorkomen dat zij in surseance van betaling of faillissement komen. De rechtbank kan in dat geval een akkoord over het herstructureren en saneren van schulden goedkeuren. Door de goedkeuring worden alle schuldeisers en aandeelhouders van de onderneming gebonden aan de inhoud van het akkoord, ook degenen die tegen hebben gestemd.
Vorderingen en andere rechten van werknemers op grond van arbeidsovereenkomst blijven van rechtswege buiten het akkoord. In Nederland ontbreekt momenteel een wettelijke regeling voor een dwangakkoord buiten faillissement.
Bron: Tweede Kamer, 26-05-2020

Verzendt de Belastingdienst een verminderingsbeschikking met daarop de vermelding ‘uitspraak op bezwaar’? En staat hier een uiterste datum op wanneer het beroepschrift moet zijn ingediend? Dan mag belanghebbende van die datum uitgaan, ook al is de feitelijke termijn om in beroep te gaan dan al voorbij.
Een man verleent zorg aan zijn broer die een persoonsgebonden budget (PGB) ontvangt. De zorgverlener krijgt vanuit het PGB betaald. Op de inkomsten heeft de man een bedrag in aftrek gebracht vanwege ingekochte zorg. Die ingekochte zorg heeft de zorgverlener contant betaald. Bij Rechtbank Den Haag is de aftrek voor de ingekochte zorg in geschil.
De rechtbank toetst eerst ambtshalve of het beroepschrift ontvankelijk is. De uitspraak op bezwaar is van 23 augustus 2019. Het beroepschrift is van 15 oktober 2019. De rechtbank heeft het beroepschrift dus na zes weken ontvangen. Toch oordeelt de rechtbank dat het beroep ontvankelijk is. De Belastingdienst heeft namelijk een verminderingsbeschikking verzonden op 6 september 2019. Op deze beschikking stond ‘uitspraak op bezwaar’. Ook staat op de beschikking dat de uiterste datum om in beroep te gaan 18 oktober 2019 is. Onder die omstandigheden oordeelt de rechtbank dat het ingestelde beroep ontvankelijk is.
Het baat de zorgverlener echter niet. De rechtbank vindt de verklaring van de man op zich wel geloofwaardig. Voor de rechtbank heeft de zorgverlener namelijk verklaard dat het moeilijk is om geschikte zorgverleners te vinden. Bovendien willen die zorgverleners alleen de zorg verlenen als zij contant worden uitbetaald. De rechtbank vindt echter dat de zorgverlener de gang van zaken met schriftelijke stukken had moeten onderbouwen. Door dat na te laten heeft hij geen inzicht kunnen geven in de gang van zaken en de kosten van de ingekochte zorg. De rechtbank geeft daarom de inspecteur gelijk en weigert de gevraagde aftrek.
Bron: Rb. Den Haag 26-3-2020

Volgens de Belastingdienst komt het regelmatig voor dat in de aangifte loonheffingen een onjuiste sectorcode staat. Een onjuiste sectorcode kan voor een ex-werknemer problemen opleveren bij zijn WW-aanvraag.
Voor de digitale WW-aanvraag van het UWV wordt gebruik gemaakt van de gegevens uit de loonaangiften. Een verschil tussen de sectorcode in de loonaangifte en de sectorcode op de beschikking sectoraansluiting, zorgt bij UWV voor extra handelingen bij de behandeling van een WW-aanvraag. Dit kan tot vertraging van een WW-uitkering leiden. Het is daarom belangrijk om de juiste sectorcode in de loonaangifte te gebruiken.
Herstel een onjuist aangegeven sectorcode dan ook zo snel mogelijk. Als de sectorcode onjuist is, ontvangt de inhoudingsplichtige een terugkoppelbrief met de meldcode L2085 met de foutmelding: Aangegeven sector wijkt af van de beschikte sector.
Meer informatie over de sectorindeling is te vinden in paragraaf 5.1 en over correcties in hoofdstuk 12 van het Handboek loonheffingen.
Bron: Forum Fiscaal Dienstverleners, 26 mei 2020

Een man vindt dat hij geen belasting over zijn spaargeld hoeft te betalen, omdat hij al belasting heeft betaald over zijn (gespaarde) arbeidsinkomsten. Ook is de man van oordeel dat zijn vermogen als oudedagsvoorziening onbelast moet blijven net als pensioenkapitaal.
In 2015 heeft de man € 985.282 op spaar- en betaalrekeningen staan. Na aftrek van de vrijstelling van € 42.660, heeft de man als zijn aandeel in het belastbaar inkomen in box 3 € 19.708 aangegeven. Hij vindt dat hij geen belasting over een deel van dit inkomen hoeft te betalen en gaat in beroep bij Rechtbank Den Haag.
De man geeft aan dat het gespaarde geld dient voor zijn pensioen. Bovendien heeft hij hierover al belasting betaald toen hij dit geld als loon heeft gekregen. Er is sprake van dubbele belastingheffing. De rechtbank is het niet met deze stelling eens. Het forfaitaire voordeel in box 3 en de arbeidsinkomsten waaruit het vermogen in box 3 is ontstaan, zijn twee verschillende inkomensbronnen. Arbeidsinkomsten behoren tot het belastbaar inkomen uit werk en woning. Als iemand ervoor kiest deze inkomsten niet te consumeren, dan kunnen deze vermogensbestanddelen opbrengsten generen. Die opbrengsten kunnen en mogen dan afzonderlijk in de heffing worden betrokken volgens de rechtbank. Er is geen dubbele heffing.
Ook met zijn tweede stelling heeft de man geen succes. Een fiscaal toelaatbare pensioenregeling moet aan allerlei strikte voorwaarden voldoen. Denk daarbij aan een direct verband tussen het te bereiken pensioen, arbeidsduur en het arbeidsinkomen. Bij een zuivere pensioenregeling vindt belastingheffing pas plaats bij het ontvangen van de uitkeringen. Het opgebouwde pensioenkapitaal behoort dan niet tot box 3. Er gelden wel allerlei restricties, waaronder een afkoopverbod. Bij spaargeld als oudedagsvoorziening zijn er geen restricties. De man kan vrijelijk over zijn spaargeld beschikken. Een pensioenregeling en een oudedagsvoorziening in de vorm van een spaartegoed zijn geen gelijke gevallen.
Bron: Rb. Den Haag 26-3-2020

Tijdelijke verhuur van een gedeelte van de eigen woning is volgens Advocaat-Generaal Niessen ook als tijdelijke verhuur van een eigen woning belast.
In 2015 heeft een echtpaar een eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting. Bij deze woning staat een tuinhuis dat zij vanaf 2015 verhuren. Bij de Hoge Raad is in geschil of de inkomsten uit tijdelijke verhuur van het tuinhuis belast is in box 1. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de regeling voor tijdelijke verhuur van de eigen woning niet geldt bij tijdelijke verhuur van delen van de eigen woning. De huuropbrengst is daarom onbelast. Het hof heeft geoordeeld dat het tuinhuis geen onderdeel meer uitmaakt van de eigen woning, maar behoort tot de grondslag het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen.
Advocaat-Generaal Niessen heeft een conclusie genomen naar aanleiding van het door de staatssecretaris ingestelde cassatieberoep. De A-G meent dat uit de ratio van de regeling van tijdelijke verhuur van de eigen woning volgt dat ook kortstondige verhuur belast is in box 1. Er zijn meer bepalingen die ook van toepassing zijn op een gedeelte van de eigen woning. De wetgever heeft bijvoorbeeld art. 3.111 lid 7 Wet IB 2001 ook van toepassing geacht bij een gedeeltelijke vervreemding van de eigen woning. De A-G adviseert de Hoge Raad daarom het cassatieberoep gegrond te verklaren.
Bron: Conclusie AG Niessen 01-05-2020

Werkgevers, vakbonden en het kabinet zijn het eens over de uitwerking van een belangrijk deel van het nieuwe pensioenstelsel. Hoeveel pensioen je krijgt wordt niet meer gekoppeld aan je salaris in je werkzame leeftijd, maar aan je inleg en de ontwikkeling van de beurskoersen.
Dat schrijft de Volkskrant.
Het ministerie van Sociale Zaken, werkgeversvereniging VNO-NCW en vakbond FNV willen niet inhoudelijk op de stand van de onderhandelingen ingaan, maar bronnen rond de onderhandelingen bevestigen dat er een doorbraak is bereikt.
Pensioenen kunnen al geruime tijd niet meer worden verhoogd om de inflatie te compenseren. Dat heeft te maken met de lage rente waarmee pensioenfondsen moeten rekenen om te bepalen of ze genoeg geld in kas hebben om ook in de toekomst alle pensioenen te kunnen betalen.
Door die zogenoemde rekenrente kunnen fondsen pensioenen niet laten meestijgen met de inflatie. Volgens de Volkskrant wordt die rekenrente geschrapt, maar daarvoor moet wel een hoop veranderen.
Ten eerste wordt de pensioenaanspraak dus niet meer gebaseerd op je loon en de pensioenbelofte wordt ingeruild voor een verwachting. Die wordt gebaseerd op je inleg, dus hoeveel premie je betaalt, plus het beleggingsrendement op jouw inleg.
Volgens de krant wordt er bij pensionering gekeken naar hoeveel er dan in jouw persoonlijke pot zit. Daar bovenop komt dan nog een extra bedrag, gebaseerd op het verwachte rendement in de komende jaren. De hoogte van het jaarlijkse pensioen wordt dan bepaald door dat bedrag te delen door het nog te verwachten aantal levensjaren.
Op dit moment zijn dat er twintig na pensionering. Als een gepensioneerde eerder overlijdt, dan wordt het restant van zijn of haar pensioenaanspraak in de kas gestort. Dat wordt dan gebruikt om pensioenen uit te betalen van mensen die langer leven dan verwacht.
Bron: Volkskrant.nl, 20-05 2020