Ondeugdelijk procederen helpt eigen vordering ‘om zeep’

Een onwaarschijnlijke slordige en onvolledige voorlegging van een (incasso)zaak leidt ertoe dat de rechtbank de vordering afwijst.

Een gemachtigde van een zorgverzekeraar stelt namens de zorgverzekeraar dat een verzekeringnemer diverse facturen onbetaald heeft gelaten. In dit kader zijn meerdere dagvaardingen tegen de verzekeringnemer uitgebracht. Deze zijn niet aangebracht op de rol of ingetrokken, omdat daarna door de verzekeringnemer betalingen zijn gedaan voor in totaal € 1.455,86. Ondanks al die betalingen stelt de (gemachtigde van de) zorgverzekeraar dat er nog een bedrag openstaat van € 120,91, bestaande uit een hoofdsom van € 76,11 en incassokosten. De verzekeringnemer heeft tegen die vordering verweer gevoerd. Hij heeft hierbij gemeld het spoor bijster te zijn. Hij is in korte tijd al drie keer eerder door de zorgverzekeraar gedagvaard, en gelet op de door hem gedane betalingen en het ontbreken van een totaaloverzicht van de openstaande nota’s en zijn betalingen is het voor hem onmogelijk om uit te zoeken of het bedrag waarvoor hij nu is gedagvaard (de vierde dagvaarding) al of niet al door hem is betaald. Volgens hem betroffen zijn betalingen ook het thans gevorderde bedrag. De kantonrechter van Rechtbank Limburg gaat mee met de verzekeringnemer. De kantonrechter overweegt dat in de drie eerdere dagvaardingen (waarvan er maar twee te traceren waren op de rechtbank) net zoals in de vierde dagvaarding het ontbreekt aan een deugdelijke onderbouwing van de vordering, waarbij de kantonrechter meeneemt dat geen deugdelijk overzicht is overgelegd van de totale vorderingen en de door de verzekeringnemer gedane betalingen. De vordering is opgesplitst in meerdere kleinere vorderingen en dat maakt het geheel niet bepaald overzichtelijk. Volgens de kantonrechter is sprake van een gebrekkige presentatie van het feitenmateriaal. Daardoor en door de gedateerdheid van de vorderingen is het volgens de kantonrechter voor de verzekeringnemer onmogelijk om zicht te krijgen op de achtergrond en de gerechtvaardigdheid van de in onderdeeltjes gesplitste vordering. De kantonrechter oordeelt dat niet alleen de verzekeringnemer maar ook de rechter zelf op het verkeerde been is gezet door de (gemachtigde van de) zorgverzekeraar. Hierdoor wordt volgens de kantonrechter de verzekeringnemer onrecht aangedaan wordt. Volgens de kantonrechter is niet gebleken dat er nog een bedrag van € 76,11 open staat. Vanwege het ontbreken van bewijsstukken en een deugdelijke toelichting van de zijde van de zorgverzekeraar wijst de kantonrechter de vordering van de zorgverzekeraar af. Volgens de kantonrechter heeft de zorgverzekeraar door haar slordige wijze van procederen haar eigen vordering ‘om zeep geholpen’.
Bron: Rb. Limburg 23-08-2017

Cao-overleg Horeca weer gestrand

De onderhandelingen tussen FNV Horeca, CNV Vakmensen en KHN voor een nieuwe cao in de horeca op maandag 30 oktober 2017 zijn gestrand. De uitgangspunten bleken op verschillende onderwerpen, waaronder de loonontwikkeling, toch te ver uiteen te liggen om een tot gezamenlijk resultaat te komen. De partijen kwamen tot de conclusie dat verder overleg dan ook geen zin heeft.

KHN kijkt nu naar de mogelijkheden om met een partij te onderhandelen om alsnog het huidige KHN-model Arbeidsvoorwaardenreglement (AVR) om te zetten naar een horeca-cao, waarin dan een regeling is opgenomen voor seizoenswerk, invalwerk en een aanpassing van de lonen.
Bij andere cao’s, o.a. schilders en Fashion, Sport & Lifestyle zijn in de afgelopen jaren ook cao’s tot stand gekomen zonder (aanvankelijk) de steun van de grotere bonden. Bij die cao’s schoven kleine bonden als LBV of Altenatief voor vakbond aan tafel om een cao af te sluiten. Bij de cao voor Fashion, Sport & Lifestyle sloten later aan werknemerszijde de Unie en CNV Vakmensen aan.
Bron: KHN, 30 oktober 2017

Meer R&D-uitgaven

Vorig jaar hebben bedrijven, instellingen en hoger onderwijs bijna 14,3 miljard euro uitgegeven aan eigen onderzoek en ontwikkeling. De R&D-uitgaven nog niet eerder zo omvangrijk. Noord-Brabant is koploper qua private R&D-uitgaven. Ook besteden Nederlandse bedrijven steeds meer R&D uit in het buitenland.

In 2016 zijn de uitgaven van bedrijven, instellingen en het hoger onderwijs aan (eigen) R&D met ruim 4% gegroeid. Vooral bedrijven spendeerden meer aan R&D. Deze uitgaven namen ten opzichte van 2015 met 462 miljoen toe en kwamen uit op 8,1 miljard euro. Ook instellingen en het hoger onderwijs gaven meer uit aan R&D. Deze groei (2%) was bescheidener. Ook het aantal arbeidsjaren dat met R&D is gemoeid nam toe naar 133.000 arbeidsjaren (+3%).
In 2016 werd 2,03% van het bruto binnenlands product besteed aan R&D-activiteiten. Dit is evenveel als in 2015 en 2014 (beide jaren 2%), maar hoger dan in de jaren daarvoor (1,9%). De ambitie van het kabinet is een R&D-intensiteit van 2,5% van het bruto binnenlands product. Met een R&D-intensiteit van 2% scoort Nederland rond het Europees gemiddelde.
Bedrijven kunnen hun productieproces opknippen en delen daarvan elders in de wereld opzetten. Dit gebeurt ook met de kennisintensieve delen van het proces of zelfs met een hele R&D-afdeling. De R&D-uitgaven van Nederland in het buitenland zijn tussen 2014 en 2016 met bijna een derde toegenomen, van bijna 1,5 miljard euro in 2014 naar 2,2 miljard euro in 2016. Bedrijven nemen daarvan het merendeel voor hun rekening. Omgekeerd ontvangt Nederland ook steeds meer R&D-gelden uit het buitenland. In 2014 ging het om 1,7 miljard euro, in 2016 2,2 miljard euro. Daarmee is ongeveer een zesde van de totale R&D-uitgaven in Nederland vanuit het buitenland gefinancierd. Er is een duidelijk verschil tussen de R&D-bestedingen in het buitenland van het bedrijfsleven enerzijds en instellingen en hoger onderwijs anderzijds. Nederlandse bedrijven besteden netto fors meer R&D uit in het buitenland, terwijl Nederlandse instellingen en hoger onderwijs netto-ontvanger zijn van R&D-gelden uit het buitenland.
Circa 30 procent van de private R&D-uitgaven komt voor rekening van bedrijven in Noord-Brabant, met name in de regio rond Eindhoven. Samen met Zuid-Holland zijn bedrijven in deze twee provincies goed voor bijna de helft van de private uitgaven aan R&D. Noord-Holland staat op de derde plek.
Bron: CBS 27-10-2017

Uitkering uit ongevallenverzekering belast bij weduwe

Volgens Rechtbank Den Haag was de uitkering uit een ongevallenverzekering die een vrouw ontving na het overlijden van haar man terecht bij haar belast is. Haar beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.

Een man komt bij een ongeval om het leven. Vervolgens is uit een ongevallenverzekering aan zijn weduwe een uitkering gedaan. De inspecteur rekende die uitkering tot het belastbare inkomen van de vrouw voor de IB/PVV 2013.
Volgens de vrouw is dit niet terecht. In de beroepsprocedure stelt zij met een beroep op het gelijkheidsbeginsel dat de uitkering bij haar onbelast moest blijven omdat indien aan een overlevende van het ongeval het bedrag was uitgekeerd die uitkering ook onbelast was gebleven.
Volgens Rechtbank Den Haag slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet aangezien geen sprake is van gelijke gevallen. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat zelfs indien wel sprake zou zijn van gelijke gevallen een beroep op het gelijkheidsbeginsel alsnog niet kan slagen. Het is de rechtbank namelijk niet gebleken van begunstigend beleid of een oogmerk van begunstiging en evenmin van een situatie dat in de meerderheid van gelijke gevallen anders is gehandeld dan in het geval van de vrouw.
Bron: Rb. Den Haag 17-07-2017 (publ.13-10)

Eigen parkeervergunning geldt niet voor huurauto

Een Amsterdammer gebruikt de parkeervergunning voor zijn eigen auto voor een huurauto en krijgt een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Volgens hem niet terecht. Tot aan de Hoge Raad probeert hij vergeefs zijn gelijk te krijgen.

Gemeente Amsterdam heeft aan een man naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd gedurende de periode dat de man tijdelijk gebruik maakte van een huurauto. De man was het hier niet mee eens omdat hij beschikte over en gebruik maakte van een parkeervergunning voor zijn eigen auto en hij had geparkeerd in een straat waar die parkeervergunning geldig was. Hof Amsterdam oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht door de gemeente zijn opgelegd, omdat de man niet voldeed aan de voorwaarden voor tijdelijke omzetting van de parkeervergunning. Hij heeft zodoende dus geparkeerd zonder een geldige parkeervergunning, zodat hij voor het parkeren betaaldparkerenbelasting was verschuldigd. Dat de regels over de verschuldigdheid van deze vorm van parkeerbelasting niet voldoende duidelijk zouden zijn, werd door het hof verworpen. De man werd door het hof in het ongelijk gesteld, waarna hij beroep in cassatie instelde en daarbij een klacht heeft aangevoerd. De Hoge Raad maakt er echter weinig woorden aan vuil en doet de zaak als een art. 81 Wet RO-zaak af.
Bron: HR 22-09-2017

Onderhandelingsresultaat cao Supermarkten: erbij-, tussen- en loopbaners

De partijen bij de cao Supermarkten zijn onlangs tot een onderhandelingsresultaat gekomen voor de nieuwe cao. De afspraken betreffen een tweejarige cao met een looptijd tot en met maart 2019.

Naast de loonsverhoging – per 1 november 2017 1%, 1 maart 2018 nogmaals 1% en 1 maart 2019 1,5% – is een belangrijke afspraak in de cao het onderscheid dat zal worden gemaakt tussen de medewerkers met een verschillend loopbaanperspectief. Onderscheid wordt gemaakt tussen erbij-baners, tussenbaners en loopbaners.
De erbij-baners doen het werk in de supermarkt erbij, naast bijvoorbeeld een studie. Het betreft banen van maximaal 12 uur per week. Hun loopbaan perspectief ligt buiten de supermarkt. Zij hebben dan ook geen belang bij een persoonlijk ontwikkelingsbudget. Voor hen komt de mogelijkheid dit uit te betalen volgens het all-in uurloon principe.
Tussenbaners hebben doorgaans een contract voor bepaalde tijd met een looptijd van 4 jaar en werken doorgaans ook meer dan 12 uur per week. De loopbaners hebben een loopbaanperspectief binnen de supermarkten, en een arbeidsomvang van meer dan 12 uur per week. Vanaf 1 januari 2018 zullen de laatste twee groepen, de tussenbaners en loopbaners, de beschikking krijgen over een maandelijks op te bouwen persoonlijk ontwikkelingsbudget (€ 175 per jaar) dat buiten de onderneming op een individuele leerrekening van de werknemer wordt geplaatst. Dit budget moet aangewend worden voor het versterken van de toekomstige arbeidsmarktpositie.
Bron: CNV Vakmensen 26-10-2017

Overeenstemming over aanpassing Detacheringsrichtlijn

De Europese ministers van Sociale Zaken hebben overeenstemming bereikt over aanpassing van de Detacheringsrichtlijn. Kern van de aanpassing is dat een werknemer uit een andere EU-lidstaat beloond moet worden volgens de geldende regels van het werkland.

De afspraken moeten leiden tot een nieuwe Europese Detacheringsrichtlijn, die de vorige uit 1996 gaat vervangen. Volgens de voorstellen die de Europese Commissie maart vorig jaar heeft gelanceerd moet een gedetacheerde werknemer beloond worden volgens de in het werkland geldende cao. De Europese ministers zijn nu overeengekomen dat de maximumduur van detachering wordt beperkt tot 12 maanden. In het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie was een beperking tot twee jaar opgenomen, waarna de gedetacheerde werknemer onder de verplichte beschermende regels van het arbeidsrecht van het werkland vallen. In de Europese minsterraad konden alleen de ministers van Polen, Hongarije, Litouwen en Letland zich niet vinden in de aanpassing van de Detacheringsrichtlijn.
De bedoeling is dat de aanpassingen na een overgangstermijn van vier jaar in werking treden. De transportsector blijft voorlopig uitgezonderd. Voor die sector wordt er gewerkt aan speciale regels.
Bron: div.media 24-10-2017

In buitenland aangeschafte BMW na thuisrit niet meer nieuw

Een auto die in het buitenland nieuw wordt aangeschaft en vervolgens – over een afstand van ruim 1.000 km –naar Nederland wordt gereden, kan volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant voor de BPM niet meer als ‘nieuw’ worden aangemerkt.

Een man heeft op 5 december 2013 in Hongarije een nieuwe BMW gekocht. Vanaf 29 november 2013 heeft deze auto een Hongaars kenteken. De man rijdt vervolgens deze auto zelf naar Nederland. Bij registratie in Nederland op 29 januari 2014 bedraagt de kilometerstand van de auto 1.566. De man stelt zich in de BPM-aangifte op het standpunt dat de auto gebruikt is. De inspecteur gaat hier echter niet in mee. Volgens hem is sprake van een nieuwe auto en hij legt een BPM-naheffingsaanslag van € 3.673 op.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant overweegt ten aanzien van de vraag of de auto niet of nauwelijks in gebruik is geweest dat de auto door de rit van Hongarije naar Nederland méér dan ´niet of nauwelijks in gebruik´ is geweest. Verder overweegt de rechtbank dat door het verstrijken van het kalenderjaar de auto op het moment van registratie door de handel als een auto van één jaar oud wordt aangemerkt. Dat de man de auto nieuw heeft gekocht in Hongarije en de auto zelf naar Nederland heeft gereden en vanaf de eerste registratie feitelijk de beschikkingsmacht over de auto had, doet volgens de rechtbank niet ter zake. Gekeken dient te worden naar het belastbaar feit. Dat is de registratie in Nederland. De rechtbank verklaart dan ook het beroep van de man gegrond.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 7-09-2017

Gemiddelde WW-premie daalt verder

Het UWV meldt dat volgend jaar werkgevers gemiddeld een lagere WW-premie zullen betalen. Door de gunstige economische vooruitzichten dalen de sectorpremies naar gemiddeld 1,28%. Het is voor het vierde opeenvolgende jaar dat de premie naar beneden wordt bijgesteld.

De gemiddelde sectorpremie voor de Werkloosheidswet daalt voor 2018 van 1,36% naar 1,28%. 45 sectoren hebben te maken met een premiedaling, voor 14 sectoren stijgt de premie. De grootste premiedaling doet zich voor bij de sector Schildersbedrijf, de sterkste toename kent de bankensector. Die laatste sector heeft te maken met stijgende WW-lasten doordat de werkgelegenheid terugloopt als gevolg van voortgaande automatisering.
Het aantal WW-uitkeringen is in 2017 fors gedaald, maar dit vertaalt zich maar gedeeltelijk terug bij de vaststelling van de sectorpremies. Volgens het UWV zijn hiervoor vier redenen. Ten eerste neemt de uitkeringslast dit jaar minder af door een gemiddeld hogere uitkering als gevolg van de aanpassing van het Dagloonbesluit waarmee nadelige gevolgen voor onder andere flexwerkers in de WW ongedaan zijn gemaakt. Ook weegt mee dat naar verwachting van het CPB de daling van de werkloosheid volgend jaar afneemt. Een derde reden is volgens UWV de indeling van uitzendorganisaties in een andere sector dan Uitzendbedrijven. Hierdoor hebben deze sectoren te maken met relatief hogere WW-lasten. Daarnaast is bij een aantal sectoren gekozen voor het verhogen van de WW-reserves om daarmee grote premiestijgingen bij toekomstige tegenvallers te voorkomen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de sector Bouwbedrijf.
Bron: UWV 23-10-2017

Maximum transitievergoeding per 1 januari 2018

Met ingang van 1 januari 2018 bedraagt de maximum transitievergoeding € 79.000.

De hoogte van de maximum transitievergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de hand van de geraamde ontwikkeling van de contractlonen volgens de Macro-Economische Verkenningen, waarbij de verhoging wordt afgerond op het naaste veelvoud van € 1.000. Voor volgend jaar is de ontwikkeling van de contractlonen door het CPB geraamd op 2,2%. Verhoging van het huidige maximum van € 78.000 met 2,2% zou dan resulteren in een bedrag van € 78.694. Afgerond op het naaste veelvoud van duizend levert dat een bedrag op van € 79.000.
Bij de inwerkingtreding van de WWZ per 1 juli 2015 bedroeg de maximum transitievergoeding € 75.000. Sindsdien is dit bedrag jaarlijks met € 1.000 verhoogd.
Bron: Stcrt 2017, 56938