Als een lening in familieverband wordt verstrekt onder voorwaarden die maatschappelijk ongebruikelijk zijn, betekent dit volgens Rechtbank Gelderland niet automatisch dat de lening ook onzakelijk is.
In deze zaak verstrekte een echtpaar een lening van € 450.000 aan hun schoondochter, die vervolgens een lening verstrekte aan haar echtgenoot (de zoon van het echtpaar). Deze leende het geld door aan zijn bv. Deze bv behoorde tot een concern dat verlies leed, maar de verwachting was dat in de toekomst weer winst zou worden behaald. In de leenovereenkomst tussen het echtpaar en hun schoondochter stond dat er nog nadere afspraken zouden worden gemaakt over de rente, aflossing en kosten, maar dat gebeurde vervolgens niet. Wel loste de schoondochter een paar keer af en ook betaalde zij soms rente, maar het totale rentebedrag was ten tijde van de procedure nog niet volledig voldaan.
De rechtbank moest beoordelen of de lening onzakelijk was. De rechtbank was het met de inspecteur eens dat er sprake was van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling, maar stelde dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een onzakelijke lening. Hiervoor moest de inspecteur namelijk aantonen dat het echtpaar met het verstrekken van de lening een debiteurenrisico had aanvaard dat een onafhankelijke derde nooit zou hebben genomen. De inspecteur had echter uitsluitend gewezen op de ongebruikelijke voorwaarden en de slechte financiële situatie van het concern, wat volgens de rechtbank niet voldoende was. Daarom luidde het oordeel van de rechtbank dat de lening zakelijk was en dat de toegepaste afwaardering was toegestaan.
Bron: Rb. Gelderland, 10-10-2018

Een onderneming die een overname wil doen en hiervoor een adviseur inschakelt, kan de btw op de advieskosten als voorbelasting aftrekken. Dit geldt ook als de overname uiteindelijk niet doorgaat, zo bepaalde het Europese Hof van Justitie.
Vliegtuigmaatschappij Ryanair bracht in de loop van 2006 een openbaar bod uit op alle aandelen van een andere luchtvaartmaatschappij, met als doel om managementactiviteiten te verrichten voor die andere maatschappij. Ryanair schakelde een adviseur in, maar uiteindelijk ging de overname niet door. Vervolgens was in geschil of Ryanair de btw op de advieskosten als voorbelasting kon aftrekken.
Volgens het EU Hof van Justitie moest antwoord worden gegeven op de vraag of een vennootschap die alle aandelen van een andere vennootschap wil verwerven om btw-plichtige managementactiviteiten te verrichten, als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert. Het hof beantwoordde deze vraag bevestigend. Omdat Ryanair de overname wilde doen om btw-plichtige activiteiten te verrichten, was al sprake van een economische activiteit. Daarom kwalificeerde Ryanair als ondernemer voor de omzetbelasting. De betaalde btw over de advieskosten en de daarmee samenhangende kosten was dan ook aftrekbaar, ondanks het feit dat de overname mislukte.
Bron: EU Hof van Justitie, 17-10-2018

De nabestaanden van een vrouw die omkwam bij de ramp met de MH17 in 2014 moeten loonbelasting betalen over een ontvangen verzekeringsuitkering. Rechtbank Gelderland oordeelde dat uit de systematiek van de omkeerregeling volgt dat de polisuitkeringen zijn belast bij de erfgenamen.
De overledene was tijdens de MH17-ramp op zakenreis. De Amerikaanse moedermaatschappij van haar werkgever had voor haar werknemers een gecombineerde wereldwijde reis- en ongevallenverzekering afgesloten. Omdat de reisverzekering inclusief overlijdensrisicoverzekering onderdeel uitmaakte van de arbeidsvoorwaarden, was voor de nabestaanden sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking, omdat zij loon ‘genoten’ uit een vroegere dienstbetrekking van een ander. En omdat de premies voor de reisverzekering niet door de inhoudingsplichtige werkgever tot het loon waren gerekend, waren de polisuitkeringen op grond van omkeerregeling belast, omdat zij voortvloeiden uit de dienstbetrekking.
De rechtbank toonde begrip voor de gevoelens bij de nabestaanden en het verband dat zij zagen tussen het overlijden, de verzekeringsuitkering en de belastingheffing, maar merkte ook op dat bij het opstellen en toepassen van een belastingwet geen rekening wordt gehouden met de omstandigheden die tot een bepaald belastbaar feit leiden, en dat de achtergrond van deze zeer tragische gebeurtenis voor de rechter (of voor de Belastingdienst) geen reden kan zijn om de belastingwet niet toe te passen. Alleen de minister van Financiën kan eventueel op grond van de hardheidsclausule een dergelijke tegemoetkoming doen.
Bron: Rb. Gelderland, 9-10-2018

Vakbond CNV heeft zich zeer kritisch uitgelaten over het UWV na berichten dat de uitkeringsinstantie niet of nauwelijks controleert op uitkeringsfraude door buitenlandse werknemers. Ook uit het CNV kritiek op de Europese regelgeving, die volgens de vakbond wanpraktijken in de hand werkt.
Meerdere insiders gaven in de afgelopen weken aan dat UWV regelmatig WW-uitkeringen verstrekt zonder te controleren of er inderdaad sprake is van ontslag. Volgens het CNV wordt de fraude in de hand gewerkt door de Europese regel dat het mogelijk is om een uitkering van het ene land gedurende drie maanden mee te nemen naar het andere, om daar werk te zoeken. Volgens de vakbond leidt dit er echter vooral toe dat arbeidsmigranten na een kort dienstverband een WW-uitkering claimen, die vervolgens meenemen naar hun thuisland en na het eindigen van de uitkering weer terugkomen naar Nederland voor een nieuw kortdurend dienstverband.
De Europese Commissie heeft onlangs voorgesteld om de genoemde periode van drie maanden waarin een uitkering kan worden meegenomen naar een andere lidstaat te verlengen tot zes maanden. De Europese Raad van ministers van Sociale Zaken heeft al ingestemd met dit voorstel. Het CNV heeft het Europees parlement nu opgeroepen om het voorstel alsnog tegen te houden.
Inmiddels heeft de Tweede Kamer over de uitkeringsfraude gesproken met minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister heeft toegezegd dat hij de zaak gaat onderzoeken.
Bron: CNV, 11-10-2018

Het kabinet heeft definitief besloten om de dividendbelasting niet af te schaffen. Dit besluit levert vanaf 2020 jaarlijks € 1,9 miljard op. Het kabinet wil dit geld besteden aan het Nederlandse bedrijfsleven, onder meer door de vennootschapsbelastingtarieven verder te verlagen.
Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten vanaf € 200.000 wordt in de aangepaste kabinetsplannen verlaagd van 22,25% naar 20,5% per 2021. Het tarief in 2019 blijft 25%, pas vanaf 2020 gaat het hoge Vpb-tarief omlaag. Het vennootschapsbelastingtarief voor winsten tot € 200.000 wordt ook verder verlaagd, van 16% naar 15% in 2021. Momenteel bedraagt dit tarief 20%.
Een andere wijziging in de vennootschapsbelasting is dat er overgangsrecht komt voor de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik. Als een gebouw vóór 1 januari 2019 in gebruik is genomen en er op dit gebouw nog geen drie jaar is afgeschreven, mag alsnog gedurende deze drie jaar volgens het oude regime worden afgeschreven, ook als de boekwaarde hierdoor onder 100% van de WOZ-waarde komt.
Verder heeft het kabinet de terugwerkende kracht voor de spoedoperatiemaatregelen fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting beperkt tot en met 1 januari 2018, in plaats van tot en met 25 oktober 2017, 11.00 uur. Met deze aanpassing wordt voor veel belastingplichtigen voorkomen dat zij een aangifte vennootschapsbelasting 2017 moeten indienen met inachtneming van de spoedreparatiemaatregelen, die momenteel nog geen wet zijn.
Andere nieuwe c.q. aangepaste maatregelen zijn de introductie van overgangsrecht voor de verkorting van de maximale looptijd van de 30%-regeling en de verhoging van de tweede schijf van de afdrachtvermindering voor speur- en ontwikkelingswerk. Ook is de veelbesproken rekening-courantmaatregel voor dga’s aangepast. Het plan dat schulden van de dga aan zijn bv boven € 500.000 worden belast, blijft weliswaar overeind, maar wel worden alle eigenwoningschulden van de dga uitgezonderd. Daarbovenop komt nog een aanvullende drempel van € 500.000 voor de dga en zijn partner gezamenlijk.
Bron: MvF, 15-10-2018

UWV en uitzendorganisatie Randstad gaan samenwerken om werkzoekenden op te leiden c.q. om te scholen naar kansrijke functies in sectoren waar personeelstekorten zijn. Tijdens dit traject behouden de werkzoekenden hun uitkering en na afloop krijgen ze een baangarantie van één tot twee jaar.
De achterliggende gedachte van het project is dat er nog altijd honderdduizenden werklozen zijn terwijl werkgevers in een aantal sectoren zitten te springen op personeel. Vooral metselaars, leerkrachten, verpleegkundigen en ICT’ers zijn schaars. Voor veel vacatures in de betreffende sectoren geldt dat specifieke functie-eisen worden gevraagd, zoals een vakdiploma/certificaat, relevante werkervaring en specifieke vakkennis. Dit maakt het voor werkzoekenden die niet aan deze eisen voldoen, moeilijk – zo niet onmogelijk – om voor deze functies in aanmerking te komen. Door werkzoekenden om te scholen, hopen UWV en Randstad hen aan de juiste kwalificaties te helpen om wel aan het werk te komen.
In de komende twee jaar worden werkzoekenden vooral opgeleid voor kansrijke functies binnen de bouw, zorg, transport en logistiek, onderwijs, horeca, zakelijke dienstverlening en ICT. Randstad leidt de mensen op, terwijl UWV ervoor zorgt dat de deelnemers met behoud van hun uitkering kunnen deelnemen. De deelname aan het traject staat open voor mensen met een WW-, Wajong- of WIA-uitkering. Nadat de werkzoekenden hun opleiding succesvol hebben afgerond, biedt Randstad hen een baangarantie van één tot twee jaar aan.
Bron: UWV, 8-10-2018

Als een belastingplichtige een slechte financiële positie heeft, kan dit een reden zijn om een verzuim- of vergrijpboete te matigen. Hierbij moet de inspecteur ook rekening houden met de belastingschulden van de belastingplichtige, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
In deze zaak had een bv vanwege liquiditeitsproblemen haar facturen bewust later geboekt, dit om de btw later te kunnen betalen. De inspecteur legde vergrijpboetes op vanwege het opzettelijk niet tijdig betalen van de verschuldigde omzetbelasting. Normaliter bedraagt de vergrijpboete in zo’n geval 50% van de te laat betaalde belasting. De inspecteur matigde de boete tot 30%, omdat de bv op jaarbasis wel de juiste bedragen had afgedragen, wat een strafverminderende omstandigheid is. Maar de Hoge Raad vond de boete toch nog te hoog, want de inspecteur had ook rekening moeten houden met een andere strafverminderende omstandigheid, namelijk het feit dat de bv openstaande belastingschulden had van meer dan € 100.000, waardoor de financiële positie van de bv zwak was. Dat het hierbij om belastingschulden ging, is volgens de Hoge Raad geen reden om geen rekening te houden met de draagkracht van een belastingplichtige. Hof Arnhem-Leeuwarden moet de zaak nu verder afhandelen.
Bron: Hoge Raad, 12-10-2018

Een werknemer die kort voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt ontslagen, heeft toch recht op een volledige transitievergoeding, zo blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad.
De arbeidsovereenkomst van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer is na toestemming van het UWV opgezegd. De werknemer ontving een IVA-uitkering en zou binnen twee jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken. Daarom vond zijn werkgever het niet redelijk en niet billijk dat de werknemer een volledige transitievergoeding zou krijgen. Dat vond de rechtbank in Eindhoven ook en daarom matigde de rechtbank de vergoeding tot € 25.000. Hof Den Bosch kwam echter tot een ander oordeel en kende de werknemer een volledige transitievergoeding tot van € 73.514,42.
De Hoge Raad sloot zich aan bij het oordeel van het hof. In het verleden, namelijk voordat de transitievergoeding op grond van de Werk wet en zekerheid van kracht werd, werd de ontbindingsvergoeding door de kantonrechter wél afgetopt als de werknemer binnen afzienbare tijd recht kreeg op een AOW-uitkering. Maar de Hoge Raad stelt vast dat de wetgever er niet voor heeft gekozen om voor de transitievergoeding een soortgelijke wettelijke regeling te treffen. De werknemer heeft daarom recht op een volledige transitievergoeding.
Bron: Hoge Raad, 5-10-2018

Als een geldlening tussen een dga en zijn vennootschap mondeling wordt aangegaan en pas veel later schriftelijk wordt bekrachtigd, wil dit niet zeggen dat er sprake is van een schijnlening, zo blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
Een echtpaar heeft een Limited (Ltd.) opgericht. Zij zijn beiden directeur en houden ieder de helft van de aandelen. In de jaren 2008 tot en met 2011 verstrekt het echtpaar gelden aan de Ltd. De leningen worden mondeling aangegaan en worden pas later op schrift gesteld. Toen de vrouw en haar echtgenoot hun vordering op de Ltd. na een aantal jaren wilden afwaarderen wegens tegenvallende resultaten, weigerde de inspecteur de aftrek. Volgens hem was er sprake van een schijnlening doordat de lening pas meerdere jaren na de eerste geldverstrekking schriftelijk was bekrachtigd.
De rechtbank was het niet met de inspecteur eens. Een geldlening kan ook mondeling worden aangegaan, dus is een mondeling afgesproken lening niet ‘automatisch’ een schijnlening. Bovendien kan de inspecteur niet aannemelijk maken dat een reële terugbetalingsverplichting ontbreekt. Ook stelt het echtpaar dat de Ltd. rente had betaald over de lening. De rechtbank oordeelde dan ook dat er geen sprake was van een schijnlening.
Bron: Rb. Noord-Holland, 1-10-2018

Zelfstandigen zonder personeel vinden vaker dan werknemers dat zij gevarieerd werk hebben. Dit blijkt uit nieuwe analyses van TNO en het CBS op basis van de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) en de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Ook blijkt dat mensen die gevarieerd werk doen, tevredener zijn over hun werk.
Ruim 80% van de zelfstandigen zonder personeel zegt dat zijn werk ‘altijd’ of ‘vaak’ gevarieerd is. Onder werknemers met een vaste arbeidsrelatie ligt dit percentage op 70% en onder de werknemers met een flexibele arbeidsrelatie iets boven de 50%. Het was al langer bekend dat zzp’ers tevredener zijn over hun werk dan werknemers, onder meer door verschillen en leeftijd en beroepsgroep. De hogere tevredenheid wordt echter ook veroorzaakt door een hogere variatie in het werk.
Variatie in het werk is één van de aspecten die de kwaliteit van werk beïnvloeden. Andere relevante factoren zijn werkdruk, autonomie, lichamelijke belasting, inkomen en werkzekerheid. Uit onderzoek van TNO en het CBS blijkt dat zzp’ers over het algemeen positiever zijn over de variatie, autonomie en werkdruk, terwijl werknemers een hoger primair inkomen hebben en tevredener zijn over hun werkzekerheid.
Bron: CBS, 9-10-2018