De Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen maakt het mogelijk dat een pensioen in eigen beheer fiscaal gefaciliteerd wordt beëindigd. Voor deze fiscaal gefaciliteerde beëindiging is onder meer vereist dat tijdig een juist en ingevuld informatieformulier naar de Belastingdienst wordt gestuurd.
In de praktijk is de tijd om het informatieformulier in te dienen vaak te kort. Daarom komt de staatssecretaris nu met een aantal goedkeuringen.
Een informatieformulier dat binnen een jaar na afkoop of omzetting van het PEB wordt ingediend, geldt als tijdig ingediend. Heeft de afkoop of omzetting meer dan 46 weken geleden plaatsgevonden, dan krijgt de dga zes weken na 31 oktober 2018 de tijd om het formulier in te dienen. Om van deze goedkeuring gebruik te kunnen maken, moet aan alle overige voorwaarden voor afkoop of omzetting van het PEB zijn voldaan. Ook moet zijn voldaan aangifte- en afdrachtverplichtingen voor de vanwege de afkoop verschuldigde loonheffingen.
Als de inspecteur constateert dat een medeondertekening ontbreekt op het informatieformulier door een (gewezen) partner, krijgt de dga nog een periode van zes weken om dit te herstellen en de handtekening te krijgen van zijn (gewezen) partner. Deze herstelmogelijkheid gaat ook gelden voor informatieformulieren die binnen de hierboven verlengde termijn zijn of worden aangeleverd.
Bron: Stcrt 31-10-2018, nr. 61761

Als een onderneming een pand koopt dat op dat moment wordt verhuurd, kan dit weliswaar een aanwijzing zijn dat het bedrijf dit pand als bedrijfsmiddel wil exploiteren, maar Rechtbank Noord-Holland heeft bepaald dat dit onvoldoende is om het pand als bedrijfsmiddel te bestempelen.
In deze zaak handelde een bv in onroerende zaken. Ook exploiteerde deze bv een aantal onroerende zaken. In 2011 schafte de bv diverse panden aan, waarbij zij een deel van de herinvesteringsreserve afboekte. De rechtbank zich beoordelen of dit wel terecht was. Volgens de rechtbank kan een onderneming een pand aanschaffen met als doel om dit te verkopen, en het tot het moment van verkoop exploiteren. In dat geval heeft het pand een gemengd karakter, omdat het dan enerzijds als bedrijfsmiddel en anderzijds als belegging wordt gebruikt. De rechtbank stelde dat de herinvesteringsreserve alleen kan toegepast op echte bedrijfsmiddelen en dus niet op bedrijfsmiddelen die daarnaast ook het karakter van voorraad hebben.
Vervolgens stelde de rechtbank dat de bv aannemelijk moest maken dat de gekochte panden geen beleggingskarakter hadden en daar slaagde de bv niet in. Veel panden waren weliswaar in gehuurde staat gekocht, maar dat was geen doorslaggevend bewijs dat de bv deze panden als bedrijfsmiddelen wilde exploiteren. Dit bleek ook wel uit het feit dat veel panden al een paar maanden na de aanschaf te koop werden aangeboden en diverse panden werden binnen een jaar daadwerkelijk verkocht. Daarom oordeelde de rechtbank dat de panden voor de toepassing van de herinvesteringsreserve niet kwalificeerden als bedrijfsmiddelen.
Bron: Rb. Noord-Holland 17-10-2018

De huidige arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een toenemende mismatch tussen vraag en aanbod. UWV wil dit verkleinen door CV- en vacaturedata transparant te maken. Samen met brancheorganisatie NBBU biedt UWV open data aan op het Dataportaal van de Nederlandse Overheid. Hiermee moet de arbeidsmarkt transparanter worden.
UWV stelt een dataset beschikbaar met geanonimiseerde vacatures en cv’s vanuit werk.nl over de afgelopen 1,5 jaar. Per beroep en geografisch gebied is het mogelijk om informatie te selecteren.
Op basis van vacatures en cv’s kunnen verschillende partijen geschikte kandidaten vinden buiten de standaard zoekmethoden. De dataset biedt informatie die voor verschillende partijen van belang zijn. Met de dataset kan men bijvoorbeeld de carrièrepaden die mensen hebben doorlopen voordat ze een bepaald beroep uitoefenen bekijken. Ook kan men zien welke combinatie van scholing en beroepen in de praktijk veel voorkomt. Die informatie kan nuttig zijn voor opleidingsinstituten. Werkgevers kunnen inzicht krijgen in wat voor hen de beste vestigingsplaats is. Gemeenten kunnen zien welke opleidingen zij kunnen stimuleren.
De data zijn volledig geanonimiseerd en niet herleidbaar naar personen. De data zijn geclusterd per beroep en per viercijferig postcodegebied.
UWV en branchevereniging NBBU hebben de afgelopen maanden in een pilot onderzocht hoe de data gebruikt kunnen worden door het bedrijfsleven. Recruiters kunnen vanaf nu bekijken waar personeel zich geografisch bevindt en het is mogelijk om zoekopdrachten voor beroepsnamen te verbeteren. Zo kan je zien welke functienamen mensen voor hetzelfde beroep gebruiken.
Bron: UWV 1-11-2018

Als een belastingplichtige tot inkeer is gekomen omtrent het verzwijgen van inkomensbestanddelen, moet bij de beantwoording van de vraag of er een vergrijpboete moet worden opgelegd niet worden gekeken naar de periode waarop de inkeer betrekking heeft, maar naar het moment waarop is ingekeerd. Dit heeft de Hoge Raad bepaald.
Het ging in deze zaak om een vrouw die eind 2014 een beroep deed op de inkeerregeling en de fiscus op de hoogte bracht van een Zwitserse bankrekening. Zij had deze rekening verzwegen bij het doen van aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2001 tot en met 2013. Vervolgens stelde de vrouw dat de Belastingdienst haar geen vergrijpboete mocht opleggen over de jaren 2001 tot en met 2008, omdat de fiscus tot 2 juli 2009 bij vrijwillige inkeer geen vergrijpboete mocht opleggen.
Rechtbank Gelderland was het met de vrouw eens, maar de staatssecretaris van Financiën ging in cassatie en de Hoge Raad stelde hem in het gelijk. De Hoge Raad wees erop dat de inkeerregeling pas van toepassing is als de belastingplichtige een juiste en volledige aangifte indient. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat voor wat betreft de boeteverwachting moet worden gekeken naar het moment waarop de belastingplichtige tot inkeer komt, en niet naar het moment waarop het vergrijp heeft plaatsgevonden.
De Hoge Raad bepaalde ook nog dat de wetgever via overgangsrecht voldoende mogelijkheden heeft gegeven aan belastingplichtigen om hun gedrag af te stemmen op de wetswijziging. De zaak is voor verdere afhandeling doorverwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden.
Bron: Hoge Raad, 2-11-2018

Volgens de prognose van CBS is in 2024 de resterende geslachtsneutrale levensverwachting op 65-jarige leeftijd 20,63 jaar. Hoewel de resterende levensverwachting in 2024 iets hoger is dan de prognose vorig jaar voor 2023, zal dit niet leiden tot een verdere verhoging van de AOW-leeftijd in 2024.
Jaarlijks publiceert het CBS haar prognose van de geslachtsneutrale levensverwachting. Dit cijfer wordt gebruikt om te bepalen of in de toekomst de AOW-leeftijd moet worden verhoogd volgens een formule die in de wet (art. 7a AOW) is opgenomen. De prognose voor 2024 levert op dat in 2024 net als in het jaar daarvoor de AOW-leeftijd niet verder verhoogd wordt. De pensioenrichtleeftijd is ook gekoppeld aan de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd (art. 18a lid 8 Wet LB 1964). Op basis van de prognose voor 2024 blijft de pensioenrichtleeftijd 68 jaar.
Voor het maken van de prognose van de levensverwachting maakt het CBS gebruik van een in de internationale wetenschappelijke wereld ontwikkeld model. Dat model gaat ervan uit dat op lange termijn de stabiele, dalende trend in de sterftekansen in West-Europa zal doorzetten. Omdat het model niet alleen de Nederlandse ontwikkelingen gebruikt, hebben tijdelijke veranderingen in de sterftecijfers een minder groot verstorend effect op de toekomstverwachtingen.
Bron: CBS 1-11-2018

Een ex-echtgenoot maakt advocaatkosten om een lagere alimentatie voor zijn ex-partner bij de rechtbank af te dwingen en al betaalde alimentatie te laten terugbetalen. De terugbetaling van de alimentatie kwalificeert voor die ex-echtgenoot dan als negatieve persoonsgebonden aftrek. Kosten ter verwerving van een negatieve persoonsgebonden aftrek zijn, in tegenstelling tot kosten ter verwerving van alimentatie, niet aftrekbaar.
Een man is in 2010 gescheiden van zijn echtgenote en moet zijn ex-echtgenote alimentatie betalen. Na een paar jaar vecht de man zijn alimentatieverplichting aan bij de burgerlijke rechter en hij krijgt gelijk. De rechtbank veroordeelt de ex-echtgenote tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie. Om de alimentatie van zijn ex-echtgenote terug te kunnen krijgen, heeft de man kosten gemaakt. De vraag voor Hof Arnhem-Leeuwarden is of de kosten gemaakt om de alimentatie terug te krijgen aftrekbare kosten zijn voor de man. Hij is van mening dat de kosten nodig waren om zijn besteedbaar inkomen veilig te stellen. Daarom zijn de kosten volgens de alimentatieplichtige aftrekbaar. Dit argument gaat niet op volgens het hof, omdat het betoog van de man de hoogte van zijn bruto-inkomen niet raakt. De man heeft ook geen succes met zijn stelling dat de verplichting tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie periodieke inkomsten vormen. Volgens het hof volgt uit het systeem van de Wet IB 2001 dat de terugbetaling van alimentatie door de ex-echtgenote een negatieve persoonsgebonden aftrek is en dat dus geen recht op aftrek van kosten bestaat. Bovendien is er geen fiscaal relevant verschil tussen de situatie van terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie en die waarin wordt geprocedeerd om vermindering van de te betalen alimentatie te bewerkstelligen. De kosten van rechtsbijstand om teveel betaalde alimentatie terug te krijgen zijn niet aftrekbaar.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 16-10-2018

Nederlandse consumenten kopen steeds vaker voedsel dat voorzien is van een keurmerk. In 2017 kochten huishoudens voor 4,5 miljard euro aan dier- en milieuvriendelijk geproduceerd voedsel. Het marktaandeel duurzaam voedsel ligt inmiddels op 11%.
In 2017 gaven Nederlandse huishoudens ruim 4,5 miljard euro uit aan duurzamer geproduceerd voedsel, een plus van 730 miljoen euro ten opzichte van 2016. Duurzamer geproduceerd voedsel is voor de consument herkenbaar als het een duurzaamheidskenmerk heeft. De omzet van voedsel met het keurmerk ‘Beter Leven’ kwam uit op bijna 1,6 miljard euro (39% meer dan een jaar eerder), die van het keurmerk ‘biologisch’ op ruim 1,2 miljard euro (een plus van 5%).
In 2017 liet de verkoop van de meeste productengroepen duurzaam voedsel een (forse) stijging zien, onder meer vlees en vleeswaren (1,4 miljard euro omzet, groei van 40% ten opzichte van 2016) en houdbare producten, samengestelde maaltijden en overig (607 miljoen euro omzet, 16% groei). Kijkend naar marktaandeel binnen een productgroep, is het grootste marktaandeel weggelegd voor eieren: 37% van alle verkochte eieren was duurzaam. Toch daalde in 2017 de omzet van eieren met een duurzaamheidskeurmerk. Door de fipronilaffaire en de ophokplicht voor pluimvee was er vorig jaar minder aanbod van eieren met een duurzaamheidskeurmerk.
Bron: Rijksoverheid, 30-10-2018

Als een (gemachtigde van een) belastingplichtige per e-mail een pro forma bezwaarschrift indient en er meer elektronisch berichtenverkeer met de heffingsambtenaar plaatsvindt, mag de heffingsambtenaar een uitnodiging om te worden gehoord per mail versturen.
De eigenaresse van een auto tekent beroep aan tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Voor de rechter geeft zij aan dat de heffingsambtenaar haar ten onrechte niet heeft gehoord over haar bezwaren. De heffingsambtenaar heeft de vrouw echter per mail en per reguliere post een aantal keer uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting. Hierop is door de vrouw echter niet gereageerd.
Volgens de vrouw heeft de heffingsambtenaar haar niet juist uitgenodigd omdat zij per e-mail is benaderd, terwijl zij niet heeft aangegeven dat zij voor deze bezwaarprocedure per e-mail bereikbaar is. Omdat de adviseur van de vrouw een pro forma bezwaarschrift per mail heeft ingediend, mocht de heffingsambtenaar daar uit afleiden dat de vrouw via dat mailadres voldoende bereikbaar was. De adviseur van de vrouw heeft meerdere keren via dit mailadres gecommuniceerd met de heffingsambtenaar. De rechtbank is daarom van oordeel dat de adviseur van de vrouw impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op dit mailadres. Door niet op de uitnodiging van de heffingsambtenaar te reageren, is er geen sprake van schending van de hoorplicht.
Bron: Rb. Oost-Brabant 03-09-2018

Van maandag 12 november 9.00 uur tot en met vrijdag 16 november 17.00 uur kunnen werkgevers weer een ESF (Europees Sociaal Fonds)-subsidie aanvragen voor projecten gericht op het stimuleren van de duurzame inzetbaarheid.
De subsidie is bedoeld voor projecten van bedrijven en instellingen om hun werknemers in staat te stellen gemotiveerd, gezond en productief tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd binnen of buiten de arbeidsorganisatie betaald werk te laten verrichten. Hierbij gaat het om projecten voor bijvoorbeeld het bevorderen van gezond en veilig werken, het terugdringen van werkstress, het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, het stimuleren van interne mobiliteit en het bevorderen van een flexibele werkcultuur. De subsidie kan aangevraagd worden voor het verkrijgen van een advies met een implementatieplan of voor de begeleiding bij de implementatie van een advies. Per werkgever is een subsidiebedrag beschikbaar van maximaal €12.500. Er geldt een subsidieplafond van € 15.000.000, zodat per aanvraagtijdvak voor maximaal 1200 werkgevers de (maximale) subsidie beschikbaar is.
Bron: Subsidieregeling ESF 2014–2020

Bij de Tweede Kamer zijn de toegezegde nota’s van wijziging ingediend waarin de heroverweging pakket vestigingsklimaat is uitgewerkt. Het betreft drie nota’s van wijziging: een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020, een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2019 en een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid.
De naam van de voorgestelde Wet Bronbelasting wordt met de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel gewijzigd in het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019. De onderdelen op het oorspronkelijke wetsvoorstel die betrekking hadden op de afschaffing van de dividendbelasting en de invoering van een bronbelasting worden geschrapt. Ook wordt een eerder opgenomen vastgoedmaatregel voor fiscale beleggingsinstellingen in de vennootschapsbelasting teruggenomen. De andere onderdelen in deze nota van wijziging betreffen de verdere verlaging van het hoge Vpb-tarief in 2021 naar 20,5% en de verdere verlaging van het lage Vpb-tarief in 2020 naar 15%. In de toelichting geeft de regering aan dat er weloverwogen voor is gekozen om, ondanks de verdere verlaging van het Vpb-tarief, het box 2-tarief in de IB niet te verhogen. Hiermee wil men ondernemers die een onderneming drijven door middel van een rechtspersoon tegemoet komen.
De tweede nota van wijziging op het Belasting 2019 bevat de overgangsregeling voor werknemers met de 30%-regeling. Werknemers voor wie op 31 december 2018 de 30% -regeling werd toegepast blijft de toen voor hen geldende looptijd van ten hoogste acht jaar, onderscheidenlijk ten hoogste tien jaar, van toepassing tot en met 31 december 2020.
De nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid ten slotte bevat de toegezegde beperking van de terugwerkende kracht van dit wetsvoorstel. In plaats van tot 25 oktober 2017, 11.00 uur, werkt dit wetsvoorstel nu terug tot 1 januari 2018.
Bron: MvF 26-10-2018